Hoe kijkt de filmsector in Vlaanderen zelf aan tegen het beleid van het Vlaams Audiovisueel Fonds? De mening van enkele regisseurs uit het veld. Laat de discussie beginnen!

Vinden wij in al onze ‘geestdrift’ dat het Vlaams Audiovisueel Fonds niet radicaal genoeg is, dan vinden anderen wellicht dat er nu te radicaal werk wordt gemaakt van ‘vernieuwing’. Dat magische woord – het is natuurlijk Vlaanderen, de meest surrealistische regio ter wereld, en daar zijn we trots op – betekent voor de een bevrijding, voor de ander paniek. Onze enige conclusie is dat de discussie over de rol van het VAF heus niet draait om oud versus nieuw, maar wel om het gebrek aan transparantie en discussie. En vanuit de sector groeit het verzet. Geld speelt vanzelfsprekend ook een rol, al is niet iedereen die geld kreeg automatisch ook in zijn nopjes. Of toch? Om het met een krasse uitspraak te stellen van een ondervraagde die anoniem wenste te blijven: ‘Iedereen schijt in zijn broek! Diegenen die geld hebben gekregen, zwijgen. Diegenen die geen geld hebben gekregen, worden afgedaan als boze, jaloerse mensen.’ Vlaanderen op zijn smalst? Of gewoon Vlaanderen? ‘Denkt u nu werkelijk dat regisseurs elkaars projecten onbevooroordeeld gaan bekijken? Met alles wat er in het verleden is gebeurd, waarbij sommigen moesten oordelen over anderen?’

Wat er ook van zij, hier vindt u in de mate van het mogelijke een waaier van opinies. We hebben geprobeerd zoveel mogelijk de mensen die ons de moeite waard leken aan het woord te laten. Velen bleken echter onbereikbaar, hadden misschien geen tijd of wilden liever zwijgen. Bij degenen die wel wilden reageren, werd niet gepeild naar wat er misging of gaat met de Vlaamse cinema, maar vroegen we hoopvol naar hoe die cinema er vandaag zou kunnen uitzien en zelfs hoe die er idealiter voor de ondervraagden zou moeten uitzien. Niet iedereen gaf een antwoord, want sommigen durven inderdaad hun nek niet uit te steken. Anderen doen dat wel, in positieve of negatieve zin. Dat kenmerkt een discussiecultuur, een veelgehoord, maar weinig beoefend begrip. Nu ja, om Nicholson te parafraseren in One Flew Over the Cuckoo’s Nest, een titel die niet weinig metaforische waarde heeft: ‘At least, we’ve tried.’

Wayn Traub ‘De middelmaat overheerst’

Beweegt zich met een ongeziene branie in de performing arts en het audiovisuele en valt ver buiten de Vlaamse grenzen op. Heeft van het VAF met CCCP een subsidie voor productie gekregen voor een lange speelfim, ‘Maria Dolores’.

‘Altijd dezelfde middelmatige acteurs die terugkomen in middelmatige oninteressante verhalen, gebaseerd op middelmatige scenario’s, gerealiseerd door middelmatige filmmakers. Geen risico’s, geen controverses, geen spanning, geen betoog, geen internationale uitstraling, geen grote kunst, geen grote films. De slotsom: een filmisch verleden zonder voorbeelden, overschaduwd door de wil om erbij te horen, maar met een groot gebrek aan artistieke noodzaak en interessante scenario’s. De Vlaamse film is tot vandaag in de greep van goede en minder goede ambachtsmensen, middelmatige filmmakers die snakken naar kassucces en Hollywood en zich tevredenstellen met het uitvoeren van hun job. Die kunnen alleen op een hoger niveau worden getild als kunstenaars de leiding overnemen. We hebben een Vlaamse ‘Tarantino,’ een Vlaamse ‘Larry Clark’ nodig. Geen enkele buitenlander kan en zal naar een Vlaamse maker verwijzen. Het enige wat het verschil kan maken met het verleden is de oorspronkelijkheid, integriteit en de eerlijke behoefte van de eventuele nieuwe makers om hun verhaal te vertellen, ondersteund door een ploeg van professionele en kritische mensen die verder kunnen kijken dan Vlaanderen. De grote makers en voorbeelden uit de filmgeschiedenis hadden geen nationaliteit maar een visie. Is er al een teken van verandering, hoop op beterschap? Voorlopig niet. De veranderingen in de sector zijn voelbaar en hoopvol, maar de noodzakelijke kunstenaars hebben zich nog niet aangemeld. Ook niet uit de nieuwe jonge generatie.’

Bart Van Langendonck & Arielle Sleutel ‘Er is nood aan echt persoonlijke films’

Zijn jonge producenten die CZARs onafhankelijke productiebedrijf CCCP leiden. Van Langendonck was manager van Wim Vandekeybus’ Ultima Vez, Sleutel was 14 jaar actief in de commercialproductie. Beleven met CCCP een zeldzame bloei.

Als jong productiehuis wil CCCP filmprojecten ontwikkelen die in de eerste plaats uitgaan van regisseurs met een visie, die kost wat kost hun film willen maken en daarvoor over de grenzen heen kijken. Met grenzen bedoelen we geen – of niet alleen – geografische grenzen, maar in de eerste plaats thematische en vormelijke. Echte auteursfilms dus. Regisseurs die uit andere disciplines komen (theater, publiciteit, muziek, dans, enzovoort) hebben dikwijls een andere kijk op – en een andere verwachting van – film dan de rotten in het vak. We zijn ervan overtuigd dat de mogelijke vernieuwing van de Vlaamse cinema uit die richting zal komen; wij denken dan natuurlijk aan de regisseurs waar CCCP mee in zee gaat, zoals Wayn Traub (theater), Koen Mortier (commercials), Wim Vandekeybus (dans), Frédéric Brival (acteur). Er is nood aan echt persoonlijke films (zie de revival van de Spaanse of Mexicaanse cinema), in tegenstelling tot ‘producentenfilms’, films die gemaakt worden met enkel de kassa als uitgangspunt. Kijk maar naar de kijkcijfercompetitie van de televisiezenders: die levert geen interessante televisie op. Wij gaan ervan uit dat het publiek gretig is naar vernieuwing. Met de komst van de tax shelter en rekening houdend met de nieuwe impulsen die het VAF – en bij uitbreiding Flanders Image, want zonder promotieorgaan wordt de internationale carrière van een film overgelaten aan het toeval – aan deze nieuwe lichting wil geven, hebben wij er vertrouwen in dat Vlaanderen binnenkort zal meetellen in de wereldcinema.

Bavo Defurne ‘Gelukkig is de internationale markt er nog’

Maakte vier homo-erotische korte films (recent nog besproken in de dvd-rubriek) die het internationaal prima doen, in de sterk geprofileerde niche van de homocinema. Werkt nu aan een eerste langspeelfilm ‘Steen der Hulp’, met VAF-subsidie voor productie.

‘Concreet is de Vlaamse filmmarkt voor mij een minderheidsmarkt. De dvd Korte films van Bavo Defurne wordt wereldwijd op vijf labels verkocht. In minder dan een jaar gingen er meer dan 10.000 exemplaren over de toonbank. Daarvan is maar een paar honderd in Vlaanderen verkocht. Ik krijg fanmail uit Finland, Australië en Amerika, in Vlaanderen weet men meestal niet eens wie ik ben. Gelukkig draait mijn winkeltje op de internationale markt heel goed. Verrassend eigenlijk, voor vier korte arthouse films. Vlaanderen is investeerder nummer één, maar het Vlaamse publiek krijgt daar weinig van te zien. Ideaal gezien zou er hier blijheid en nieuwsgierigheid moeten heersen bij pers, publiek en doorverkopers. Zo zouden de mensen zien dat er in Vlaanderen geweldige dingen gebeuren. Hoe je zo een klimaat maakt, weet ik niet. Ik ben al heel blij als ik een beetje weet hoe je een goede film maakt.’

Frank Van Passel ‘Resoluut kiezen voor auteurscinema’

Is toch een serieuze waarde in de Vlaamse cinema, misschien vooral door zijn miniserie ‘Terug naar Oosterdonk’, die ‘Vlaams’ was, maar voorbij de einder keek. Is wellicht de meest bescheiden regisseur der lage landen en zet zichzelf hier ten onrechte aan de kant. Wat is er mis?

‘Ik denk dat we realistisch moeten erkennen dat Vlaanderen op zich een kleine markt of afzetgebied blijft, zodat we ook in de toekomst wel met lage budgetten zullen moeten werken. Als we echter zowel nationaal als internationaal iets willen betekenen, moeten we resoluut kiezen voor een persoonlijke, koppige auteurscinema, en het komt me voor dat het beleid al een tijdje in die richting bezig is. Ik vind dat een film als die van Tom Barman de richting duidelijk aangeeft. Daarbij moeten of mogen we, denk ik, de hoop koesteren dat er af en toe eens een nationale of internationale hit uit dat soort cinema volgt, waardoor er misschien ooit wel eens een tijdperk komt dat grotere producties kan genereren. Met ‘grotere producties’ bedoel ik wel films die precies in het kielzog van die koppige auteurscinema worden opgezet en geen andere. Mijn eigen rol daarin lijkt me veeleer minimaal. Ik zie mezelf een beetje als een conservatieve, academische filmmaker. Iedereen wil ergens wel een von Trier zijn, maar in het kielzog van die koppige auteursfilms zou ik mezelf in de middelmaat klasseren.’

Robbe De Hert ‘Ik word behandeld als een kleuter’

Is nog steeds de ‘godfather’ van de Vlaamse cinema, een man die hier en daar bij de nieuwe lichting respect afdwingt omdat hij ‘een echte filmmaker is, die met honderd projecten tegelijk bezig is.’ Zijn laatste film ‘Lijmen/Het Been’ was naar ieders mening een ‘Robbe in grote vorm’, maar het VAF weigerde ‘drie en driekwart’ van zijn vier projecten.

‘Wanneer gaat die nachtmerrie eens ophouden? Laat ik een grap vertellen uit The Magnificent Seven, een van mijn lievelingsfilms (veel beter dan De Zeven Samoerai). Daarin komt het verhaal ter sprake van de man die van de tiende verdieping valt. Bij iedere verdieping die hij passeert klinkt het: “Tot dusver gaat alles goed.” Of laat ik het nog wat sterker stellen. Vraag: Mag men zijn vader en moeder vermoorden om een film te maken? Mijn antwoord: men zál zijn vader en moeder vermoorden om een film te maken! Ik schreeuw al twintig jaar om verandering, om een systeem waarin men niet voortdurend over de schouder meekijkt of het wel ‘goed’ is. Nu krijg ik wellicht daarvoor de rekening gepresenteerd. Ik word behandeld als een derdejaarsstudent, zelfs door pas afgestudeerden, en het enige wat ik wil, is werken, punt uit. In welke andere sectoren hoor je dat iemand voor niks moet werken?

Een hondenstiel is het, en dan nog denkt men mij als een kleuter te moeten behandelen. Waarom moeten financiers zich met het scenario gaan moeien? Don Siegel zei ooit: ‘Ik wil godverdomme niet dat producenten zich met mijn scenario’s bemoeien. Daarvoor heb ik toch scenaristen, zeker?’ Er is geen bal veranderd, in al die jaren dat ik films maak. Weet je wat men mij uiteindelijk zei, toen ik De Witte op touw probeerde te zetten? ‘Wel, als ze op hun bek willen gaan, geef ze dan maar hun geld en laat ze maar op hun bek gaan!’ Sinds twintig jaar wil ik verandering, maar nooit is er naar mij geluisterd. Ik heb nooit gevraagd om een zogenaamd ‘onafhankelijk orgaan’ dat nu eens de poen gaat uitdelen. Want ik wist dat we dan in een situatie zouden terechtkomen waarin regisseurs elkaars werk zouden moeten beoordelen. Dat is vandaag het geval. En verandering, laten we serieus zijn, daar zijn we nog ver vandaan. Kijk naar de Plateau-prijzen. Stille Waters? Antje De Boeck? Vernederend is het. De enige die had moeten winnen, is Babett Manalo uit Kassablanka. Ik heb nooit om een manager gevraagd voor de sector. Een soort van Mister Cinema, naar het voorbeeld van Jacques Lang, dat heb ik wel ooit gevraagd. Dat zou Karel Van Miert zijn geweest, want die wou scenarist worden. Niet seminarist, wel scenarist. Volgens mij heeft hij de twee verward. Maar soit, waar het om gaat, is dat ik geen lessen hoef te krijgen van mensen die mij als een kleuter behandelen.’

Pieter Van Hees ‘De ‘Belgische’ cinema staat op exploderen’

Maakte een aantal korte films (‘Black XXX-mas’, de videoclip ‘I Spy’) en werkt nu aan zijn eerste langspeelfilm, ‘Connected’, die van het voormalige Fonds Film Vlaanderen subsidie voor productie kreeg.

‘Ik denk dat spreken over ‘Vlaamse’ cinema alle toekomstperspectieven meteen op de helling zet. Ik zie enkel een Belgische cinema. En dat is er één die op het punt staat te exploderen. Film gaat altijd wat trager dan andere cultuurvormen, maar de volgende jaren moeten we eindelijk de films krijgen van de generatie die ons al Soulwax, Millionaire, Eavesdropper, Raf Simons, Alain Platel, de Roovers, In de Gloria, enzovoort, heeft opgeleverd. Al zal film het steeds moeilijker hebben dan muziek of theater. Door de grootte van ons land zullen we altijd lowbudgetfilms moeten maken met alle beperkingen die daarbij horen. Maar dat betekent niet dat we per definitie schokkerige, grauwe, sociaal-realistische of saaie, dieppsychologische drama’s moeten maken. We hebben weinig zon, we hebben niet het natuurlijke ritmegevoel van de Cubanen, we zijn niet het mooiste volk en zelden wordt er een Maradona in België geboren, maar we zijn wel het land van Bosch, Magritte, Claus, Suske en Wiske en Kamagurka. Die state of mind is gratis.’

Felix Van Groeningen ‘De Vlaamse kneuterigheid moet eruit’

Draaide als afgestudeerde van het Gentse ex-KASK en lid van het Kung Fu-gezelschap een reeks korte films (’50cc’, ‘Bonjour Maman’). Met Dirk Impens’ Favourite Films en productiesubsidie van het voormalige Fonds Film in Vlaanderen werkt hij nu aan ‘Steve + Sky’, zijn langspeelfilmdebuut.

‘Ik kan alleen voor mezelf spreken, omdat ik nog niet goed weet waar ik inpas. Ik ben nu met de voorbereiding bezig van ‘mijn eerste film’: misschien slaagt die film, misschien flopt die. Ik ben wel ongelofelijk blij dat ik de kans krijg hem te maken. Ik wil zeker niet pretentieus doen, want dat haat ik, maar ik zie niet veel in Vlaanderen dat ik écht goed vind. Er moet meer gedraaid worden. Hoe meer, hoe beter. En liefst goede films, maar ja, wat is dat? Vlaamse cinema moet rock & roll worden. Mensen en vooral jonge mensen moeten het cool vinden om naar een Vlaamse film te gaan kijken. Daarbij moeten we niet proberen ‘de Amerikaanse film’ na te bootsen, maar de Vlaamse kneuterigheid moet er wel uit. In Zweden en Denemarken worden de laatste tijd ook goede films gemaakt, en dat zijn toch niet de grootste landen.

Ik heb wel het gevoel dat er de laatste tijd een nieuwe wind waait in filmland. Jonge regisseurs krijgen kansen en hun films raken gefinancierd (al dan niet met de hulp van gevestigde producers), er is vrij veel aandacht voor korte films op diverse festivals, en er wordt dankzij de nieuwe goedkope digitale technieken geregeld geëxperimenteerd. Aan de andere kant struikelen velen blijkbaar toch nog omdat ze niet genoeg geld vinden. Voor Steve & Sky hebben wij, Dirk Impens en ik, gekozen om lowbudget te draaien. Daardoor moeten we geen twee of drie jaar op geld wachten, maar het vergt enorm veel inspanningen van cast en crew. Dat creëert wel een enorm goede sfeer: de mensen die eraan meedoen, doen het omdat ze echt willen.’

Willem Wallyn ‘Maak goedkopere films’

Is advocaat van opleiding, maar autodidact van inborst. Verraste in 1999 met ‘Film 1’, maakt nu deel uit van een groep scenaristen die voor een reeks tv-films genaamd ‘Het Filmsalon’ VAF-subsidie voor scenario kregen. Wil, dat weten we uit de dvd-rubriek, nog veel leren.

‘Als je het hebt over de Vlaamse film, wordt vaak steen en been geklaagd over de minieme budgetten, over het gebrek aan comfortabele financiering die onze films voorbij de Vlaamse kleinheid zou kunnen trekken. Wat mezelf betreft, kan ik eigenlijk niet aan de klaagmuur gaan staan, want ik heb eerlijk waar altijd gekregen wat ik wou. De vraag of er te weinig geld wordt geïnvesteerd in de Vlaamse film, of de kritiek dat de subsidiëringspot te klein is, is volgens mij irrelevant. Opnieuw, ikzelf heb bewust nooit veel gevraagd, en ik weet waarom. Mijn visie op wat de Vlaamse cinema zou kunnen zijn, vertaalt zich meteen in wat ik mezelf voorstel bij een project. Mijn antwoord op de ’te weinig geld’-kwestie is dan ook: maak goedkopere films.

Een filmmaker in Vlaanderen moet weten dat reusachtige budgetten niet de modus zijn waarin een Vlaamse cinema kan functioneren. Want uiteindelijk zal een haalbaar groot budget nooit groot genoeg zijn om het isolement te doorbreken. En als er iets is dat ik verwerp, dan zijn het wel bijna-films, films die de grote production value net niet halen, of die faken. Ideaal gezien vind ik dat de Vlaamse cinema films moet opleveren die met een beperkt budget zijn gemaakt. Een Father Damien was naar mijn mening beter nooit gemaakt. Aan de andere kant: in een ideale wereld zou het toch mooi zijn, mochten wij als regisseurs een soort solidariteit aan de dag leggen. Het gaat hier om een ideaalvoorstelling, maar stel dat Rudolf Mestdagh iets groots wil maken en pakweg tien miljoen nodig heeft, dan vind ik wel dat ik, Stijn (Coninckx) of Frank (Van Passel) en wie nog allemaal onze plannen een jaartje moeten uitstellen in naam van een hoger belang.’

Didier Volckaert ‘Jonge filmmakers moeten kansen krijgen’

Was de enige experimentele filmmaker die zich in Vlaanderen wist te manifesteren, vond met installaties een weg in het museumcircuit. Werkt nu, met VAF-subsidie voor ontwikkeling, aan een fictielangspeelfilm, ‘Quixote’s Island’.

‘Als jonge filmmaker, nog op school, had je enkel toegang tot de verhalen over de Vlaamse cinema. En die waren negatief. De filmsector en ook de scholen zelf klaagden. Nu ik zelf bezig ben, moet ik zeggen dat mijn ervaring verrassend is. Ik heb het gevoel dat alles veel opener is geworden, en dat economie niet meer het hoofddoel is. Mocht het toch zo zijn, dan denk ik dat we eindelijk goede economen zijn geworden, die al eens een risico durven te nemen. Zolang de filmmakers niet alleen economisch denken, is voor mij daarmee alles gezegd. Alleen dat een commerciële zender als de VRT in dit nieuwe systeem nog steeds subsidies krijgt, is onbegrijpelijk. Over VTM weten we tenminste dat het een commerciële zender is, terwijl de VRT ook commercieel in elkaar steekt, maar toch meeprofiteert van staatssteun.

Het systeem moet jonge filmmakers kansen geven, net zoals iemand als von Trier destijds de kans kreeg om zijn ding te doen. Het moet niet proberen komaf te maken met de oude garde, maar wel een balans tussen oud en nieuw vinden. Die zullen we sowieso maar binnen een paar jaar kennen. Dossiers die vandaag fantastisch lijken, kunnen op een grote ontgoocheling uitdraaien, dossiers die vandaag troep lijken, kunnen goeie films opleveren. Daarnaast vind ik dat het systeem de filmmakers naar het buitenland moet laten gaan, en ze niet moet buitenjagen. De toekomst moet hier ‘Vlaams’ gekweekt worden, verzorgd worden, zodat de filmmakers een internationale stap kunnen zetten en in het buitenland nog steeds ‘Vlaamse’ films maken. Zoals de films van Paul Verhoeven enkel door een Nederlander gemaakt kunnen zijn, ook al werkt hij in Hollywood. Het goede aan het nieuwe systeem is dat er een duidelijk speelveld is, dat de procedure beter in elkaar zit, en dat er een soort filter is: de fase van ontwikkeling, geen automatische toekenning dus voor projecten. Iedereen, met welk project ook, moet door die filter heen.’

Door Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content