Dertig jaar na de moord op Harvey Milk draaide Gus Van Sant een krachtige en hoogstpersoonlijke biopic over de even charismatische als controversiële politicus die als eerste openlijke homo in Amerika verkozen werd. De combinatie van politiek en gay rights lijkt niet meteen het recept voor een Hollywoodkaskraker, maar Milk rijfde toch maar mooi acht Oscarnominaties binnen – waaronder die voor beste film, beste regisseur en beste mannelijke hoofd- en bijrol.

Los Angeles, 5 november 2008. Amerika heeft een zwarte tot president verkozen, maar in Californië en nog een paar andere staten wordt wel Propositon 8 goedgekeurd, een amendement dat het homohuwelijk verbiedt. Op weg naar de persvisie van Milk zitten journalisten uit alle werelddelen vast in een verkeerschaos veroorzaakt door verontwaardigde holebibetogers en hun sympathisanten. Qua timing kan het tellen: in de film voert Harvey Milk, toen gemeenteraadslid in San Francisco immers campagne tegen Proposition 6, een wetvoorstel dat het mogelijk maakt om homoseksuele staatsambtenaren wegens hun geaardheid op straat te zetten. ‘Is er dan niets veranderd?’, moet zowat de vaakst gestelde vraag zijn aan regisseur Gus Van Sant, zelf uit de kast sinds begin jaren 80 en auteur van een rijkelijk gevarieerd oeuvre bevolkt door disfunctionele helden als junkies in Drugstore Cowboy (1989), mannelijke straathoertjes in My Own Private Idaho (1991), een psychopatische weervrouw in To Die For (1995) en een getroebleerd genie in Good Will Hunting (1997), zijn meest succesvolle film en goed voor een Oscarnominatie. In vergelijking met zijn experimentele Death-trilogy – bestaande uit Gerry (2002), Elephant (2003) en Last Days (2005) – is Milk een vitale en klassiek gestructureerde biografie, wars van enige hagiografische sentimentaliteit. ‘Hij zou nog geen bagel aan een uitgehongerde kunnen slijten’, omschreef een journalist van de Sunday Times Van Sant. Enigszins overdreven en toch. Onopvallend, bescheiden, stil en wat aarzelend sprekend heeft de man niets van een activist, al staat zijn engagement buiten kijf.

Je wilde al heel lang een film over Harvey Milk maken. Waarom kwam het project niet van de grond?

Gus Van Sant: Ik hoorde voor het eerst over Milk in 1978, toen hij neergeschoten werd. Maar in die periode was ik zelf nog niet in het reine met mijn homoseksualiteit en evenmin al politiek geëngageerd. Uiteindelijk was het The Times of Harvey Milk, Rob Epsteins geweldige documentaire uit 1984 die mijn interesse wekte. Begin jaren 90 zou Oliver Stone een film over Milk maken, maar uiteindelijk trok hij zich terug. Officieel omdat hij na JFK niet opnieuw een film over een politieke moord wilde maken, maar het kan ook zijn dat hij in de gay community op weerstand stuitte. Ze waren niet zo opgezet met zijn karakterisering van homo’s in JFK. Rob Epstein vond mij de geknipte figuur om Stone te vervangen. Meer dan een jaar heb ik aan het project gewerkt, waarbij ik heel wat mensen uit Milks omgeving leerde kennen, onder wie Cleve Jones. Maar het scenario was te complex, en ik raakte er niet uit. Uiteindelijk stelde Jones mij in 2007 aan Dustin Lance Black voor, een jonge gast die een heel nieuw scenario schreef, gefocust op Milks politieke carrière in San Francisco.

Wat betekent de film voor jou?

Van Sant: Indirect heeft Milk mij en vele anderen beïnvloed met zijn ‘ Don’t blend in‘-campagne uit de vroege jaren 70. Zijn theorie was: als mensen ons kennen, zullen ze niet tegen ons stemmen. Het was de periode waarin The Castro ontstond, de eerste internationale homobuurt ter wereld, en waarin homoseksualiteit uit de criminele sfeer werd gehaald. Tot in 1969 kon je in de gevangenis belanden als je als man in een café met een andere man danste. Voor veel homo’s was het de tijd van de grote bevrijding. Maar Harvey Milk was in de vergetelheid geraakt, veel jonge mensen weten niet wie hij is. Daarom vond ik het belangrijk zijn verhaal te vertellen.

Hadden jullie de film niet beter vóór de verkiezingen van 5 novemberuitgebracht?

Van Sant: Om eerlijk te zijn: we hebben geprobeerd om de film vroeger dan voorzien af te leveren en zo de verkiezingsresultaten te beïnvloeden. Een pragmaticus als Milk zou dat zeker gedaan hebben. Uiteindelijk voelden we er echter niets voor om de kwaliteit van de film in het gedrang te brengen. Een stinker had het stemgedrag in negatieve zin mee kunnen bepalen en dat was het laatste wat ik wilde. En ach, in dit verkiezingsjaar heeft Propositon 8 veel aandacht gekregen, maar in Oregon, waar ik woon, en elders zijn er om de zoveel jaar zulke voorstellen. Dat staatsambtenaren geen homo’s mogen zijn, bijvoorbeeld, wat erg lijkt op het Briggs Initiative waartegen Milk actie voerde. En met staatsambtenaren bedoelen ze dus niet enkel leraars, maar ook bouwvakkers en buschauffeurs. Milk heeft actualiteitswaarde,dat valt niet te ontkennen.

Een zwarte aan het hoofd van de VS, een kwarteeuw geleden hield niemand dat voor mogelijk. Een homoseksuele president, zit dat erin?

Van Sant: Waarom niet? Ik hoop het nog te mogen meemaken. Harvey Milk zou een goede president geweest zijn. Als je hem in archiefmateriaal over gezondheidszorg, werkgelegenheid en onderwijs hoort praten, lijken zijn ideeën op die van hedendaagse politici zoals Obama.

Er zijn weinig openlijke homo’s onder de Hollywoodacteurs. Je zou denken dat ze in dat beroep makkelijker aanvaard worden dan in de politiek. Waarom blijven ze in de kast?

Van Sant: Zo’n 80 procent van het publiek is hetero, logisch dus dat de meeste films over heterorelaties gaan. Het is een kwestie van identificatie. Homoseksuele acteurs die zich als zodanig profileren, brengen hun carrière in gevaar, zo simpel is het. In de VS is het probleem allicht groter dan in Europa, de doorsnee-Amerikaan is nu eenmaal een stuk preutser.

Rupert Everett beweert dat zijn’coming out’ hem de James Bond-franchise gekost heeft.

Van Sant: Zegt hij dat? In elk geval is hij een van de weinige openlijk homoseksuele acteurs en ik twijfel er niet aan dat het zijn carrière ernstig beperkt heeft. Een nicht die de grootste vrouwenversierder ter wereld speelt, het vergt natuurlijk veel van het inlevingsvermogen van de toeschouwer. Anderzijds: als hetero’s homo’s spelen zoals nu gebeurt, waarom dan niet omgekeerd? Daarom zijn het toch acteurs. Maar ja, verandering heeft tijd nodig.

Je had Harvey Milk door een homo kunnen laten spelen in plaats van door Sean Penn.

Van Sant: Celebrity marketing, daar draait het om. Sinds Rudolph Valentino een filmster werd, weten ze in Hollywood dat het publiek betaalt om de volgende Valentinofilm te zien. En er zijn nu eenmaal weinig bekende homoseksuele acteurs. Naast Rupert heb je Alan Cummings en Anne Heche. (Lacht) Ik geef toe: Cummings had Harvey Milk kunnen spelen, maar hij is nu eenmaal niet bekend genoeg. Hij legt niet genoeg gewicht in de schaal om producers ertoe te verleiden 20 miljoen dollar in een film te investeren. Toch zolang hij niet de grote rol gespeeld heeft die hij verdient, dat is de Catch-22 van acteurs in zijn situatie. Wat overblijft, zijn A-listers die óf hetero zijn, óf verdoken homo.

Heeft ‘Brokeback Mountain’ de deur geopend voor een film als Milk?

Van Sant: Absoluut. Sterker nog: ik denk dat zonder Brokeback MountainMilk niet gemaakt zou zijn. Goed, een aantal mensen vond het een belangrijk verhaal, maar films worden nu eenmaal niet als educatieve oefening gemaakt. Brokeback Mountain bood het business model dat bewees dat er genoeg publiek was voor een gay story en dat er dus geld mee te verdienen viel.

Was Sean Penn je eerste keuze voor de rol?

Van Sant: Ja, ik had hem de rol in 1998 al aangeboden, al was hij er toen nog tien jaar te jong voor. En voor de rol van Dan White wilde ik oorspronkelijk Tom Cruise zodat ik naar een studio kon stappen: ‘Kijk, ik heb die twee kerels…’ Maar Cruise zat in Engeland voor Eyes Wide Whut en het project kwam niet van de grond. Toen ik Sean in 2007 opnieuw vroeg, was ik eigenlijk vergeten dat ik dat al eerder had gedaan. Zijn reactie was kort en bondig: ‘ It’s interesting. ‘ Penn is misschien een van de grootste macho’s in Hollywood, maar hij is ook zeer politiek geëngageerd. Ik heb hem bij verschillende gelegenheden zien speechen, meestal tegen de Bushadministratie, en de man is net als Milk een natuurtalent. Hij straalt dezelfde zelfzekerheid uit als hij een menigte toespreekt.

Valt iemand als Penn te regisseren?

Van Sant: Sean Penn is een van de allergrootsten, een acteur van het kaliber van Cagney, Bogart, Brando en Nicholson. Allemaal hebben ze een uitstraling die het scherm domineert, hoe verschillend hun personages ook zijn. Daarnaast onderscheiden ze zich van anderen door hun lef, dat ze als een kunstvorm gebruiken. Sean heeft alle beeldmateriaal van Harvey Milk bestudeerd en zich zijn motoriek en tics eigen gemaakt – op het verontrustende af, als je Milks intimi mag geloven. Maar het is meer dan dat, hij belééft die man, in al zijn complexiteit. Wat zo’n acteur vooral nodig heeft, is de aandacht van de regisseur. Hij zou het niet pikken als je tijdens zijn scènes niet volledig geconcentreerd bent.

Als River Phoenix nog geleefd zou hebben, zou je hem een rol gegeven hebben in ‘Milk’?

Van Sant: Ik dacht destijds al aan hem voor de rol van Cleve Jones ( gespeeld door Emile Hirsch; nvdr. ). Hij zou nu 38 zijn, de perfecte leeftijd.

Was het een prioriteit voor jou datde film op locatie gedraaid werd?

Van Sant: Absoluut, al was het duur om in San Francisco te draaien en kun je er nergens parkeren. Maar daar heeft alles zich nu eenmaal afgespeeld. En Sean Penn wilde alleen maar meedoen als de opnames daar gebeurden. Eerlijk gezegd stond ik versteld van het enthousiasme van de inwoners. Voor de protestscènes hadden we een paar honderd mensen verwacht, maar er daagden er duizenden op.

In de jaren 70 was The Castro eenwilde buurt. Hebt u gewikt engewogen hoeveel seks, drugs &rock-‘n-roll je zou laten zien?

Van Sant: Ik denk dat Dustin Lance Black dat in het script perfect gedoseerd heeft. Je ziet Harvey vrijen met Scott (James Franco) en Jack (Diego Luna), en de bewoners van The Castro feesten, maar je ziet ook hoe Milk vanuit de fotowinkel Castro Camera campagne voert. Het loopt allemaal door elkaar. We hebben geen badhuisscènes gedraaid, hoewel er in het oorspronkelijke scenario wel een zat. Dat zijn keuzes die je maakt als je voor een breed publiek gaat.

Verwacht je dat de democratischeadministratie het Amerikaansecultuurleven zal stimuleren?

Van Sant: Zo werkt het niet. Volgens mij wordt kunst net spannend in een onderdrukkend systeem. De films die ik onder Clinton gedraaid heb, waren toch minder controversieel dan die onder Bush. Misschien maak ik onder Obama enkel nog vervelende films.

Zie je zelf een rode draad in je zeer gevarieerde filmografie?

Van Sant: Zulke vragen stel ik mezelf nooit. Maar omdat journalisten ze zo vaak stellen, word je wel verplicht erover na te denken. Ik zou zeggen: meer dan over underdogs of outsiders gaan mijn films over families. Zelfgekozen families dan, een groep mensen met wie je je omringt om te overleven, iets gedaan te krijgen of actie te voeren. Niet dat ik dat er bewust in stop, maar in elk van mijn films duikt wel zoiets op. Misschien omdat ik in mijn jeugd zo vaak verhuisd ben en telkensopnieuw in een nieuwe omgeving aansluiting moest zoeken.

Door Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content