Niets zo moeilijk voor een muzikant dan bevestigen na een wereldwijd succesvol debuut. Waarom maakt Norah Jones zich dan geen zorgen? Door Karel Degraeve

UIT BIJ BLUE NOTE / EMI (ZIE OOK POPRUBRIEK)

Geen betere plek ter wereld voor een jazzliefhebber dan New York. Heb ik op zaterdagvond door een stom toeval het Lincoln Center Jazz Orchestra van Wynton Marsalis gemist, dan leun ik op zondagavond toch gewoon lekker achterover in de legendarische club The Village Vanguard voor een dol uurtje spielerei van het Don Byron Quartet. De locatie mist de grandeur die je aan haar status zou toeschrijven. The Vanguard is niet meer dan een donker keldergat, met een ordinaire toog en een twintigtal ronde tafeltjes voor een minuscuul podium. Als Byron – een hoge rode pots over zijn dreadlocks gespannen – zijn benen wild voor zich uit schopt om de hoogste noot uit zijn klarinet te persen, moet het publiek op de eerste rij zich bukken wil het niet onzacht kennismaken met zijn schoenzolen. En wanneer pianist Jason Moran een intimistische solo uit zijn Steinway tokkelt, wordt hij overdonderd door het geraas van de metro. Maar de sfeer zit erin en legendes als Miles Davis en John Coltrane die hier de blauwdruk legden van de New Yorkse jazz, kijken van op affiches goedkeurend toe. De fun blijft ook na het concert duren, als de muzikanten zich tussen het publiek mengen voor wat geouwehoer. Als de oude zwarte drummer Billy Hart de small talk met een knappe thirtysomething beu is, begint hij gewoonweg een minutenlange jazzsolo uit zijn lippen te persen terwijl hij haar speels aankijkt: ‘dubbiedadoopappaapppáádidida’. Zelden iemand op zo’n coole manier een griet zien binnendoen! En ja, ze smelt zo voor hem weg.

Als ik daags nadien in de cleane kantoren van Blue Note Records op Fifth Avenue handjes schud met Norah Jones, vraag ik me af of zij zich door Harts verrassende verleidingstechniek zou laten inpakken. Ik denk van niet. Ik denk zelfs niet dat Hart zijn truc op haar zou uitproberen. Zo diep, moody en smachtend haar stem op plaat resoneert, zo gewoontjes klinkt ze als ze tijdens ons gesprek voor zich uit zit te praten. Zeker met dat hoornen bibliothecaressenbrilletje voor haar donkere, wat hangende ogen heeft Jones niets van de jazzdiva-allures die je haar op basis van haar debuutplaat Come Away With Me zou toeschrijven. Met alle permissie, ze lijkt meer op een winkelassistente in de afdeling groenten en fruit.

Zeventien miljoen exemplaren zijn er wereldwijd verkocht van haar debuut uit 2002, waarvan acht miljoen in haar thuisland, de Verenigde Staten. De cijfers inspireerden een journaliste van Time tot een veelbetekenende vergelijking met ZZ Top, die van hun beste album ook acht miljoen stuks verkochten. ‘Maar je kon de nummers uit Elevator simpelweg vermijden door uit biker bars weg te blijven, terwijl de songs van Jones overal te horen waren. Zélfs in biker bars.’ Jones lacht als ik haar de passage voorlees. Zelf werd ze de voorbije maanden maar een paar keer voor de voeten gelopen door een van haar songs. ‘In een vliegtuig onder andere. Vlak voor het opstijgen, het moment waarop ze altijd wat rustgevende muziek door de geluidsinstallatie jagen. Misschien kom ik niet vaak genoeg buiten, want ik hoor zo nu en dan wel eens iemand klagen. Mijn stiefzus was het spuugzat, zei ze laatst, en een vriend van mij zag een stripteaseuse haar ding doen op de eerste single, Don’t Know Why. Een vreemde keuze, ik zou een andere song kiezen. Oh, en gisteren zat hier een collega van jou, een man van in de vijftig. “Voor ik mijn eerste vraag stel,” zei hij, “wil ik je toch vertellen dat mijn vrouw en ik elke vrijdagavond vrijen terwijl we naar jouw muziek luisteren.” Dat was net iets meer informatie dan ik aankon (lacht).’

Het succes van Come Away With Me was onverwacht. De songs op het album waren gerijpt tijdens een twee jaar durende odyssee langs kastkleine jazzbars en nare nachtclubs. Tussen al het hiphop- en rockgeweld door klonk de hyperromantische, soms melancholische maar altijd elegante sound als een anachronisme. De enige hoop die Jones koesterde bij de release was dat de cd genoeg zou verkopen om haar flat van 1000 dollar per maand te kunnen houden, en om een tweede album te kunnen maken. Maar Come Away With Me steeg vanuit het niets naar de top van de popcharts. Bij Blue Note, het kleine jazzlabel waarop ze getekend had, wisten ze niet waar ze het hadden. De plaat was promotioneel niet extra ondersteund en toch vond ze haar weg naar een héél breed publiek. Toen er meer dan twee miljoen stuks van verkocht waren, zou Jones in paniek Blue Note-bons Bruce Lundvall hebben opgebeld met de vraag: ‘Hoe kunnen we dit stoppen?’ ‘Ik ben niet naïef’, zegt ze daar nu over. ‘Ik wist wel dat ze de plaat niet uit de rekken zouden halen. Ik wou alleen niets meer doen om de verkoop nog te pushen. Geen live-dvd’s meer, geen remixes door een of andere danceact. Waarom zou ik? De verkoop ging vanzelf. Een zusterlabel van Blue Note heeft me ooit een upbeat-versie van Don’t Know Why gepresenteerd. ( Imiteert de beat van een drummachine) Don’t know why… why… why… I didn’t come… come… come. Te gek voor woorden!’

Jones was amper 21 toen Come Away With Me uitkwam. Op korte tijd leerde ze de muziekindustrie van binnenuit kennen. Het was niet anders dan ze verwacht had, want ze hád geen verwachtingen, vertelt ze. ‘Ik had er geen flauw idee van welke machinaties er achter de bizz schuilen. Toursupport, marketing, promo en alles wat nog bij een platenrelease hoort, waren mij totaal vreemd. Mijn manager heeft me via een aantal gespecialiseerde boeken snel de knepen van het vak geleerd. De belangrijkste les die ik van haar heb meegekregen, was: Laat niet over je heen lopen. Wees sterk, en als het echt nodig is: be a bitch! Soms drijf ik dat advies wat te ver, maar het kan geen kwaad.’ Wat Jones nog het meest typeert, is haar halsstarrige weigering om zich te laten meeslepen in externe promobesognes. Tijdens de uitreiking van de Grammy Awards – waar ze acht stuks in ontvangst mocht nemen – vertikte ze het om haar entree via de rode loper te maken en op de speciale fotosessie achteraf daagde ze op in een weinig flatterend truitje. ‘ This is who I am‘, zei ze nadat de fotograaf haar vriendelijk geattendeerd had op het lage glamourgehalte van haar outfit. ‘Al dat showgedoe – (theatraal) ‘Hey, hier ben ik, heb je mijn nieuwe jurk gezien?’ – is niets voor mij, al hou ik er wel van om er zelf naar te kijken op tv of erover te lezen in een of ander glossy magazine. Ik wil mezelf presenteren zoals ik ben. Dat wordt je niet altijd in dank afgenomen, maar ik maak muziek en alleen daarmee wil ik respect afdwingen. Het is aan een ander om die te verkopen, maar hij moet er mijn persoonlijkheid niet voor verkrachten. Op dat vlak ben ik hardnekkig en bazig, ja.’

Het succes van haar debuut vraagt om bevestiging. Opvolger Feels Like Home, die deze week in de rekken ligt, is wellicht de plaat waar de muziekbusiness het meest naar uitkijkt dit jaar. Weinig artiesten zijn er immers in geslaagd om het eerste succes te verlengen met een minstens even sterk tweede album. Alanis Morisette, Lauryn Hill of The Strokes, ze hebben er allemaal hun tanden op stuk gebeten. Het moet een zware last zijn, maar Jones haalt haar schouders op. ‘Waarom zou ik er ineens rekening mee houden dat ik zeventien miljoen exemplaren van mijn debuut heb verkocht? Ik moet toch niet ineens met een bigband de studio in? Dat zou stom zijn. Ik kan alleen de muziek maken die in mijn hoofd zit. Nog voor Come Away With Me uit was, was ik de songs ervan beu gespeeld en wou ik al nieuw materiaal opnemen. De storm rond de plaat heeft ons wat opgehouden, maar het heeft ons als groep gesterkt. We zijn er samen in gegroeid, en hebben daardoor een hechtere band met elkaar dan voorheen. En dat hoor je ook op Feels Like Home.’ De titelsong van het album verwijst naar die familiale sfeer. ‘Ik voelde me echt thuis in de studio’, zegt ze. ‘Trouwens, het hele team is hetzelfde, inclusief producer Araf Maradin. Voor ik met hem samenwerkte, was ik wat wantrouwig: hij was de man achter de sound van Aretha Franklin en Dusty Springfield. Zou hij me mijn ding laten doen? Die vraag is ondertussen beantwoord: hij respecteerde mijn beslissingen toen net zoals nu. Neen, dit is echt de beste plaat die we op dit moment konden maken. En als ze maar een tiende van de kopers van Come Away kan bekoren, dan zal dat nog niet slecht zijn, niet?’

Op haar debuut werden eigen songs aangevuld met covers van onder anderen Hank Williams en Hoagy Carmichael. Het was bewonderenswaardig om te horen hoe een 21-jarige nummers van dat kaliber naar haar hand zette. Jones’ stem, het product van een jarenlange intensieve opleiding als jazzzangeres op de kunstschool Booker T in Washington, beter bekend als Fame, is dan ook uitzonderlijk: ze slaagt erin om in elke noot het juiste gevoel te leggen, iets wat volgens countrylegende Willie Nelson alleen Billie Holiday haar voordeed. Dat moet Jones plezieren, want Holiday is een van haar grootste helden. We vragen haar welke muzikanten ze zou kiezen als ze een supergroep voor één avond zou mogen samenstellen. ‘Dan zou ik terug in de tijd willen gaan om een optreden van Billie Holiday mee te maken, in haar favoriete bezetting, met Oscar Peterson en Lester Young. Dat zou fantastisch zijn! Of het Miles Davis Quintet met Wayne Shorter en Tony Williams! Gewoon om ze bezig te zien, zeker niet om met hen op het podium te staan. In de eerste plaats omdat ze dat zelf wellicht niet zouden willen, en ten tweede omdat ik me totaal onwennig zou voelen.’

Of ze zelf zouden willen, is inderdaad een open vraag. Jazzpuristen ergerden zich aan het jazzetiket dat aan Come Away kleefde, terwijl het eigenlijk een crossoverplaat was met een mix van jazz, pop, country en blues. Het zou de stiel bederven, echt degelijke jazzmuzikanten zouden niet meer aan de bak komen. ‘Ik kan begrip opbrengen voor hun argumenten’, reageert ze gelaten. ‘Ik was zelf ook ooit een jazzsnob, en ik vind het jammer dat goede muzikanten slecht scoren aan de kassa omdat hun muziek niet commercieel genoeg is, maar ík kan er niets aan veranderen. We hebben er trouwens nooit een geheim van gemaakt dat Come Away With Me geen jazzalbum was. Blue Note heeft mij getekend op basis van een demo waarop ik klassiekers van Gershwin vertolkte. Dat was wat ik toen wou doen. Het is net iets anders uitgedraaid, maar dat hebben we nooit ontkend.’

Het succes van Come Away werd niet alleen gesmaakt door ’80-jarige grootmoeders, meisjes van zeven en iedereen die zich daartussenin bevindt’, zoals producer Araf Maradin ooit zei, het leverde haar ook de bewondering op van haar eigen helden. Op Feels Like Home gaat ze een duet aan met Dolly Parton ( Creepin’ In); drummer Levon Helm en accordeonist Garth Hudson van The Band kwamen op eenvoudig verzoek langs in de studio om wat mee te spelen, en Tom Waits en Towns Van Zandt stuurden ongevraagd een aantal songs op. Ze doet verrassend banaal over zoveel flatterend gevlei. ‘Dolly Parton heb ik leren kennen tijdens de Country Music Awards, waar we samen het podium op moesten voor een duet. Het klikte meteen. Je weet nooit wat te verwachten als je een van je helden ontmoet. In haar geval kon het twee kanten uit: of ze is echt zo aardig als ze eruitziet, of ze is een verdomd goeie actrice. Het was gelukkig het eerste: ze is aardig, grappig en bloody smart. Toen we maanden later in de studio zaten, bleek ze toevallig voor een week in New York te logeren. We hebben haar dan gewoon gevraagd of ze zin had om even langs te komen voor het duet.’ Zomaar gevraagd? Ze lacht. ‘Wel, we hebben haar eerst getrakteerd op een uitgebreide lunch bij mij thuis.’ En Tom Waits, die samen met zijn vrouw Kathleen Brennan de lyrics leverde voor het meeslepende liefdesepos The Long Way Home? Ook zomaar gevraagd, opper ik? ‘Neen, hier zit een verhaal achter,’ antwoordt ze, ‘al is het wellicht niet zo spectaculair als je zou verwachten. Ik mocht backstage na een optreden van hem. Ik ben al zo lang een fan; ik was bloednerveus, stelde me voor – ( fijn stemmetje) Hello, how are you? I’m Norah – en hij vroeg me meteen of ik zijn songs ontvangen had. ( doet Waits’ schurende stem na) Hey, did you get the songs I send ya? Ik dacht dat hij me voor iemand anders nam, maar het bleek echt waar te zijn. Hij wist dat we op zoek waren naar songs en hij had er een paar opgestuurd naar mijn manager, die er me stom genoeg niets van verteld had. The Long Way Home is geen nieuw nummer, denk ik. Het stond al eens op een soundtrack, maar vraag me nu niet naar de titel van de film. We hebben het voor de lol opgenomen, iets wat we wel met meer songs doen, maar deze is uiteindelijk blijven hangen.’

Het eigen materiaal werd bijeengepend tijdens de lange ritten op de tourbus door Amerika en Europa. Jones, die voor haar debuut maar drie eigen songs leverde, tekent dit keer voor zes nummers, waarvan vier als coauteur met haar partner, bassist Lee Alexander. Het zijn geen uitgebreide story’s, geen diepgaande lyrics, maar ze blinken uit door hun catchy refreinen. Ze heeft niet de drang, vertelt ze, om een album met alleen eigen songs op te nemen.

‘Voorlopig vind ik het leuk om die variatie te brengen tussen covers, eigen songs en songs van mijn muzikanten. Je mag niet vergeten dat het oorspronkelijk mijn enige ambitie was om jazzklassiekers te vertolken.’ Dat zowat elke muzikant de hand heeft in minstens één nummer, heeft ook andere voordelen. Iedereen strijkt zo een deel van de inkomstenkoek op. Een getal dat zes cijfers kan bedragen, dat telt dus. Zeker als je de achtergrond van de bandleden erop na pluist. Achtergrondzangeres Daru Oda was niet zo lang geleden dienster in een cocktailbar en drummer Andrew Borger betaalde zijn kit af door her en der keukens te installeren. Meer nog dan de lyrics is hun muzikale inbreng van bepalend belang.

De intense samenwerking met haar tien jaar oudere vriend Lee heeft uiteraard een invloed op hun relatie. ‘We worden langzaam maar zeker een en dezelfde persoon’, lacht ze. ‘Zeker als we in opnames zitten, praten we over niets anders. Ik heb er geen probleem mee, al wens ik mezelf af en toe een rustige nine-to-five-job toe waarvoor je je werk niet mee naar huis hoeft te nemen – bij voorkeur in de muziekindustrie dan, want ik wil altijd wel muziek om me heen. It’s okay. Dit is wat we doen, en we delen meer dan liefde voor muziek. We zijn nu vier jaar samen, en hij is mijn belangrijkste adviseur. Ik heb hem leren kennen toen ik nog op zoek was naar wat ik wou, lang voordat er ook maar sprake was van een platencontract of wat dan ook. Ik heb hem ingehuurd voor een jazzgig, en hij is blijven plakken. We zijn samen gegroeid in dit hele circus, dat maakt het gemakkelijker.’

De tornado na de release van Come Away With Me is nog maar net geluwd, of daar dient zich de volgende al aan, zeg ik haar. ‘Ik weet het’, antwoordt ze. ‘Ik word al moe van de gedachte alleen. Weet je, tantes, journalisten, toevallige passanten , iedereen heeft me de afgelopen maanden gevraagd hoe het voelt om een opvolger te maken van een plaat die zeventien miljoen stuks heeft verkocht, en ja dat was behoorlijk stresserend. Maar het was stukken minder erg dan dit hier allemaal. Sorry, maar de promo, praten met journalisten en overal acte de présence moeten geven, dát is pas enerverend. Vraag het aan de andere leden van de band: zij weten hoe zwaar het op mij weegt. Die avond op de Grammy’s heb ik alleen overleefd dankzij sloten wodka-martini’s en een pak sigaretten.’ Waar zijn die Grammy’s gebleven, vraag ik. ‘Ergens veilig opgeborgen bij me thuis. Ze staan niet op de schoorsteenmantel, nee. Ik wou niet dat mijn vrienden zouden denken: Wie denkt ze wel dat ze is? Miss Gramma Whammy?’

Het is tijd om af te ronden, geeft een assistente van de platenmaatschappij te kennen. Wat is de ambitie van een 23-jarige die alles al heeft bereikt, wil ik nog snel weten. ‘Ik wil goeie muziek blijven maken. Roem was geen verlangen, toch niet in die mate – toen ik een jaar of tien was, zal ik er wel van gedroomd hebben, maar wie heeft dat niet gedaan? Ik wou een jazzzangeres en een jazzpianiste worden, that’s it. Daar wou ik respect mee afdwingen, en dat wil ik nu nog altijd.’

door Karel Degraeve

‘De Grammy’s zitten veilig opgeborgen. Ik wil niet dat mijn vrienden zeggen: Wie denkt ze wel dat ze is?’

‘Ik ben wie ik ben. Met mijn muziek en alleen daarmee wil ik respect afdwingen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content