In de Brusselse Arenberg kunt u deze zomer zes films (her)ontdekken van de legendarische schrijver, theater- en filmmaker Elia Kazan.

RETROSPECTIEVE ELIA KAZAN: ECRAN TOTAL, van 16/6 tot 14/9 in Arenberg-galeries. MET ‘BABY DOLL’, ‘SPLENDOR IN THE GRASS’, ‘AMERICA, AMERICA’, ‘THE ARRANGEMENT’. MEER INFO: WWW.ARENBERG.BE

De timing van de terugblik van Écran Total, bijna één jaar nadat de van Griekse ouders afkomstige New Yorker overleed (93), werd vorige week dodelijk precies. Kazan, op 7 september 1909 geboren in wat nu Turks Istanboel is, was namelijk de man die in 1951 de wereld aan een god voorstelde: Marlon Brando. De god mag dan wel op 1 juli van dit jaar zijn geveld, de naam klinkt nog steeds als was het de pijl van Apollo zelf die doel treft. Door hem als Stanley Kowalski te casten in zijn revolutionaire Broadway-bewerking van (vriend) Tennessee Williams’ A Streetcar Named Desire, bracht Kazan een steen aan het rollen die slechts na een wereldverovering halt zou houden. Vier jaar later, in ’51, cast Kazan Brando namelijk opnieuw in het stuk, maar dan voor zijn adaptatie naar het grote scherm. Sindsdien is de jonge halfbloed, die van Stanislawski-leerlinge Stella Adler alles had geleerd wat hij wist, the stuff of legends. Geen enkele rol die hij later zou aanraken, tenminste tot 1980, bleek vergankelijk. Brando werd Kazans eerste geschenk aan de wereld. In ’73 schreef Molly Haskell in Village Voice: ‘Hij is een intens fysiek dier, sterk, sensueel. Toch steekt er een kalmte in hem, de aarzeling van een gekwelde ziel. Hij kijkt zoals niemand anders kijkt, en achter de blik schuilt een geest die meer weet dan hij ooit zal, ooit kan uiten.’ Merkwaardig is hoe deze beschrijving overeenkomt met de beschrijving van Kazan zelf door zijn entourage. Even merkwaardig is dat de twee andere goden die Kazan ons zou geven – James Dean en Warren Beatty – een bijna identieke, onpeilbare blik hadden. Allicht was Kazan zelf de Artiest/God die de wereld rondom hem creëerde, en wel naar zijn beeld.

Het succes was nadien nochtans niet gegarandeerd. Viva Zapata (’52), met Brando, flopte. In datzelfde jaar nam Kazan een beslissing die als een bom in zijn leven en in dat van nagenoeg de hele Hollywoodmeute viel: hij identificeerde voor de House of Un-American Activities – een product van McCarthy’s waanzinnige communistenjacht – negen collega’s die in de jaren dertig met hem het lidmaatschap van de communistische partij deelden.

Gestoken door de daaropvolgende verontwaardiging die onder zijn collega’s heerste, verdedigde hij zich als volgt: ‘Ik ben van mening dat communistische activiteiten de burgers van dit land confronteren met een weergaloos en uitzonderlijk lastig probleem. Namelijk: hoe onszelf beschermen tegen een gevaarlijke en vreemde samenzwering en tegelijk de vrije, open, gezonde manier van leven bewaren die ons zelfrespect verschaft.’ De woorden klinken overdreven verheven, de reflectie van een man die koppig wil overleven, maar ook beseft dat hij enkele van zijn collega’s tot de bedelstaf veroordeelde en zo misschien wel briljante carrières heeft genekt om de zijne te redden.

Zijn volgende project, On the Waterfront, naar Budd Schulbergs gelijknamige roman over een dokwerker en corrupte vakbonden, lijkt wel een bedekte apologie voor de klikspaan, maar vestigt op een verpletterende manier Brando’s naam. De twee zouden evenwel nooit meer samenwerken.

Vanaf ’55 produceert Kazan zijn eigen films. De eerste is een mijlpaal: East of Eden, waarin hij James Dean opvoert, tot dan toe een onopvallende acteur, maar met dezelfde blik waarachter eindeloze geheimen zich uitstrekken, en een volgende stap in de filmiconografie.

Op naar de volgende, dacht Kazan wellicht. Eerst maakte hij nog het door de katholieken in de banvloek geslagen Baby Doll, met Carroll Baker en Karl Malden, al sinds het begin een van zijn fetisjacteurs. Daarna sloot hij de moeilijke jaren vijftig af met een messcherpe mediasatire, A Face in the Crowd, waarin hij de wereld een vrouwelijke ontdekking schonk: Lee Remick, een van de gezichten van de sixties en seventies.

Begin jaren zestig is er Splendor in the Grass, en natuurlijk: Warren Beatty. De film, gehekeld als ‘Romeo and Juliet in the Great Depression’, kruist het thema van generatieconflict en seksuele frustratie, voortbordurend op de teenage angst die in de jaren vijftig door Hollywood succesvol werd geëxploiteerd. De debuterende Beatty zorgt samen met Natalie Wood voor een mythisch, getormenteerd spel, terwijl Kazan zijn meest lyrische mise-en-scène demonstreert, in fabuleuze Technicolor.

In die jaren boorde Kazan ook een andere creatieve ader aan: hij begon te schrijven. In ’62 verschijnt America, America, het verhaal van de migratie van zijn familie uit oostelijk Europa naar de VS. Een bestseller werd het, en nog geen jaar later schreef, regisseerde en produceerde Kazan de verfilming. Een ander boek was The Arrangement, dat hij in ’69 zou omzetten in een hoogst bizarre film. Stijl en inhoud gaan een vaak uitzinnig huwelijk aan in een met popart-klankentitels opgesmukte Technicolor-adaptatie. Het verhaal volgt een man – Kirk Douglas in buitengewone vorm – die op een dag beseft hoezeer hij zichzelf en zijn zorgvuldig opgebouwde bestaan haat. Hij is een succesvolle reclamejongen, heeft een mooie vrouw (Deborah Kerr) als façade en een kantoorsletje (Faye Dunaway) achter de hand, maar verzinkt snel in een suïcidale roes waaruit enkel de gebundelde kracht van de vrouwen hem kan red-den. Kluisterend en zenuwslopend.

‘De eerste taak van een regisseur is zijn acteurs hongerig te maken voor hun rol’, zei Kazan, die volgens heel wat tijdgenoten de meest creatieve mens was die zij ooit hadden ontmoet. Voortdurend in de weer, broedend, koortsig denkend over het werk, met een energie die voor zowat iedereen aanstekelijk werkte, vond Kazan zelf dat hij tekortschoot in de manier waarop hij acteurs een idee bijbracht van hun rol.

Het zou een soort catastrofe zijn geweest, mocht Kazan voor de Committee gezwegen hebben en de gevolgen gedragen hebben zoals degenen die hij verlinkte en die weigerden te plooien. Maar anderzijds is het bijna zeker dat zo’n talent zich even fel en bezield had gemanifesteerd. Misschien had dat even in ballingschap gemoeten (zoals bij de grote Joseph Losey), maar beslist niet met minder distinctie. Het waren vanzelfsprekend geen oscars geweest die Kazan zouden zijn te beurt gevallen, maar wel een eeuwig, onbevlekt respect, misschien zelfs als balling-filmmaker terug in Europa. Kazan verkoos Amerikaan te blijven, en een Amerikaan kan geen communist zijn. Klaus Mann verwoordt in een dialoog in Mephisto perfect de onvermijdelijke morele superioriteit die de slachtoffers van de communistenjacht en hun nazaten tegenover Kazan bleven uiten: ‘Ik haat je helemaal niet. Je bent gewoon mijn soort niet. Je had de keuze, mijn beste, tussen een edele zaak en een carrière. Je hebt je keuze gemaakt. Wees er dan ook gelukkig mee, maar laat mij verder met rust.’

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content