Jessie Hickman sprokkelde zich in het Australië van begin twintigste eeuw een imposante reputatie bijeen, zeker nadat ze haar derde man met een stoelpoot de schedel had ingeslagen, om vervolgens spoorloos te verdwijnen in de bush. Dat wijf kan vechten als een dorsmachine, zeiden de boeren uit de wijde omtrek, met iets tussen afschuw en bewondering in de stem, tot Jessie aan de haal ging met hun koeien. Toen zongen ze wel een toontje lager.

Courtney Collins fictionaliseerde het leven van Jessie in haar debuutroman Onder de grond en oogstte daar in eigen land bakken succes mee. Nu wil ze dat feestje hier nog eens overdoen en het zou al heel erg tegen moeten zitten om daar niet in te slagen. Haar boek is immers zo uitnodigend en beeldend geschreven dat je echt niet anders kunt dan sympathiseren met Jessie wanneer er door haar toedoen nog maar eens een man het leven laat. Godverdomme, denk je samen met haar – want Jessie is echt geen vrouw die ’tjonge tjonge’ of ‘o hemel’ zegt -, geef me ook een stoelpoot en ik ram welgemutst een potje mee.

De verteller van Onder de grond is Jessies dochter, die nadat haar moeder haar man Fitz netjes in stukjes heeft gehakt alvorens hem in de kelder te dumpen en het huis in de hens te zetten twee maanden te vroeg geboren wordt. Het kind wil niet drinken, en wat doet een vrouw op de vlucht trouwens met een baby? Dus snijdt Jessie haar dochter de keel over en begraaft ze haar in het bos, waardoor, nogal paradoxaal misschien, de alwetende verteller is geboren. Op haar vlucht doorheen de bergen wordt Jessie niet alleen op de hielen gezeten door brigadier Barlow en zijn spoorzoeker Jack Brown, die denkt dat hij de vader is van Jessies kind, maar ook nog door heel wat gelukzoekers die een flinke duit voor haar willen vangen – een boer van wie ze honderd koeien heeft gestolen, heeft duizend pond op haar hoofd gezet, levend of dood.

Collins schrijft bijzonder gezwind en associatief en laat je, zeker met haar verwijzingen naar de Amerikaanse ontsnappingskunstenaar Houdini, naar wie Jessie haar paard heeft genoemd, constant vergeten dat je niet in het wilde Westen zit, maar wel in Australië. Bovendien houdt ze er ook van uitstapjes te maken naar andere boeken en genres. Zo ontmoet Jessie in de bergen een stel jongens die van de misdaad leven en zich voor de rest kostelijk amuseren. Dit zijn de Lost Boys uit Peter Pan, denk je onwillekeurig, en niet veel later vragen zij haar – bij wijze van spreken – inderdaad of ze hun Wendy wil worden.

Aan een vergelijking tussen het als een slachthuis overeind staande Onder de grond en de boeken van Cormac McCarthy is niet te ontkomen en opmerkelijk genoeg valt die in het voordeel van Collins uit. Allebei zetten ze een barre, meedogenloze wereld neer waarin zelfs de goeden zich uiteindelijk opknopen, maar wat Collins daar naast haar macabere humor aan toevoegt, is menselijkheid. Zij schrijft poëtischer en subtieler, vrouwelijker hadden we bijna gezegd, al lijkt het erop dat ze met haar gerokte outlaw categorieën als mannelijk en vrouwelijk net in vraag wilde stellen.

ONDER DE GROND ****

Courtney Collins, Meulenhoff (originele titel: The Burial), 272 blz., ?19,95.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content