Als slotakkoord van zijn naar eigen zeggen ‘Never Ending Lady Gaga-tour’ van de Lage Landen, vult Tom Lanoye op 30 maart de Vlaamse Opera. Bij wijze van spiekbriefje alvast zijn gouden regels voor de perfecte literaire show. ‘Verleiding, daar draait het om.’

Wat voorafging: omdat Tom Lanoye met Heldere Hemel voor de Nederlandse boekenweek het boekenweekgeschenk schreef – dat in Vlaanderen dan weer het geschenkboek heet – reisde hij als een marktkramer van het woord tot in de kleinste kartelranden van de kaart van Nederland. Zo zat hij met vijftig vrouwen van middelbare leeftijd in een boekhandel in Noordwijk samen voor een lunch, bracht in een antiquariaat in Lisse – het hart van bloembollenland – een fragment uit Sprakeloos of huppelde in een kerk in Bussum van een fragment uit Heldere Hemel naar het gedicht Open en Brood en liet de weeklacht van Risjaar Modderfokker den Derde door de ruimte galmen. Achteraf signeerde hij boeken aan het altaar.

Na de schrijver Tom Lanoye mocht Nederland nu ook de bevlogen performer Lanoye ontdekken. Met als vuurrode kers op de taart: Sprakeloos in Carré. Als eerbetoon aan zijn moeder. ‘De Carré, zei ze altijd, zoals die discotheek langs de A12. Het was het enige wat ze kende in Nederland. Het was waar Toon Hermans optrad.’ Maar ook als vervulling van zijn eigen doldrieste jongensdroom. ‘Wie wil er nu niet in Carré staan?’ ‘Zet hem op een kar hier op het marktplein en binnen de twintig minuten heeft hij een groep rond zich verzameld’, zei Margreet Ruardi van de Nederlandse organisatie Schrijver, School en Samenleving, die Tom op zijn heksentoer begeleidde. ‘Het geschreven en gesproken woord liggen bij hem zo dicht bij elkaar. Hij is als een oude verteller in de soeks van Marrakech.’ Zelf haalt hij de schouders op en zegt hij op een voor hem ongewoon simpele manier: ‘Ik doe het gewoon graag. Ik ben twee zielen in een. De acteur en de auteur zijn een Siamese tweeling in mijn borst, die perfect met elkaar samenleven. Ik kan me niet voorstellen dat ik zonder schrijven moet voortleven, maar ik kan me ook niet voorstellen dat ik alleen maar zou schrijven. Natuurlijk: als je de tijd berekent die ik in optreden steek, dan had ik waarschijnlijk nog meer boeken geschreven. So be it. Dat is mijn versplintering.’

WAAR HET OM DRAAIT: VERLEIDING

‘Captatio benevolentiae, heb ik nog op school geleerd. Het is echt niet alleen Bart De Wever die zijn klassieken kent. Het is de basisregel van de retoriek: stem uw publiek gunstig. Ik ben daar nogal ouderwets in. Je publiek verleiden, daar draait het om. Je moet iets hebben waardoor je de aandacht trekt. Als dat niet goed zit, moet je harder werken. Bij mij gaat dat nu redelijk automatisch. Ik spreek de mensen rechtstreeks aan, betrek ze, haal ze erbij. Zonder ironie, zonder slagen om de arm, zonder dat het plat wordt, maar vanuit de overtuiging dat je samen deelgenoot bent aan eenzelfde ritueel.’

‘”Hoe pist een paard op de planken, zonder dat het er is? Hoe kan een kathedraal uit het niets tussen twee gordijnen verschijnen? Verleen mij uw verbeelding”, zegt de verteller in Ten Oorlog. Dat is de scharnier. Dat is wat gebeurt als je zoals ik een literaire tekst op een podium brengt. Je kijkt je publiek in de ogen en je vertelt. In Nederland doen ze dat in de traditie van het cabaret en de comedy. Dat is de calvinistische, belerende, een beetje dominee-achtige onderstroom. Wij zijn culturele katholieken. Ik verzet me daar niet langer tegen. Ik heb dat geaccepteerd. En dus ben ik veel beeldender en theatraler. Ik kies voor de roes en de grote geste, in de hoop dat het publiek zich volledig laat vermurwen en meesleuren op mijn trip.’

THINK BIG

‘Het verschil tussen het actualiteitenkabinet van de stand-upcomedy en theater is het verschil tussen een cursiefje en een roman. Het is het verschil tussen entertainment en kunst. Ik heb daar niets op tegen, maar ik heb ook geen enkele gêne om te zeggen dat ik ambieer om kunst te maken. Voor Sprakeloos was het mijn uitdaging de zinnen zoals ze in het boek staan letterlijk op het podium te brengen. Natuurlijk zitten er entertainende stukken bij – alle trucs zijn geoorloofd – maar het zijn toch de grote thema’s van leven, liefde, lijden, hoop en dood die op z’n minst mee moeten zinderen en het liefst vooraan op de tong liggen.’

‘Ik ben opgevoed met grootse theatrale gebaren. Een feest bij ons thuis was maar geslaagd als er veel volk was en er uitbundig gediscussieerd werd. Wat ik op een podium doe, is een voortzetting daarvan. In het begin – toen ik de technische bagage en middelen nog niet had – neigde dat al eens naar overmoed en hysterie. Ik had niet veel nodig om hysterisch te worden, maar als ik nu op die jaren terugkijk, verbaast het me vooral hoe goed en hoe duidelijk ik wist waar ik heen wilde. Mijn columns wilde ik nog wel in Vlaanderen uitgeven, maar met mijn verhalen, nee, daarmee zou ik naar Nederland gaan. Met die optredens hetzelfde: ik was geen acteur, ambieerde ook niet om het te zijn, maar ik was rotsvast overtuigd van de manier waarop ik mijn werk op het podium bracht.’

‘Die eerste tien jaar waren moeilijk, puur financieel. Ik kluste bij als kelner en legde geld bij als ik wilde optreden. Maar ik wist dat het masterplan wel zou lukken. De vraag die ik me nu wel en vroeger nooit durfde te stellen was: Wat als? Wat als het verlangen zich niet in feiten had omgezet? Hoe lang duurt het voor je breekt? Ik weet het niet. Aan sommige projecten heb ik getwijfeld, aan sommige keuzes ook, maar nooit aan dat basistalent. Ik gun mezelf nu meer twijfel, maar ik weet zeker: als ik me op iets toeleg, dan komt er iets degelijks en zelfs iets goeds uit. Het is een overtuiging die helpt om resultaat te boeken.’

HET PUBLIEK HEEFT ALTIJD GELIJK

‘Er is slechts een iemand wie je een flop of een gefaalde voorstelling kunt en mag verwijten: jezelf. Als het publiek niet mee wil, als het met de armen over elkaar zit toe te kijken en weigert in de sfeer te stappen, dan ligt de fout bij jou. Omdat je de verkeerde tekst hebt gekozen, omdat je het slecht hebt opgebouwd. Afgaan hoort erbij. Dat heb ik geleerd door met mensen als Jan Decleir te werken. Ik heb die grote acteur zien worstelen met een tekst, zien vloeken op zichzelf, wroeten en ploeteren. Ik heb zijn ontreddering gezien. Zijn strijd ook. “Zelfs hij”, dacht ik.’

‘Vroeger was ik weken kwaad op mezelf na een mislukt optreden, nu weet ik meestal ter plekke hoe ik moet bijsturen om het recht te trekken. Ik heb ook geleerd een tekst te scheiden van mij als persoon. Zeker als je voor theater schrijft, is het belangrijk die navelstreng door te knippen. Een week na de eerste lezing van Bloed en Rozen, het stuk over Jeanne d’Arc dat ik verleden jaar voor het Toneelhuis schreef, belde Guy Cassiers me op. Of ik nog eens kon langskomen. Er waren twee scènes waarvan de acteurs zeiden: “Ze zitten niet lekker.” Ik zeg: “Oké, ik wil er wel eens naar kijken.” Eerlijk: ik geloofde er niet in. In mijn hoofd waren die stukken perfect. Maar ’s avonds en ’s nachts, al schrijvende, kwam ik erachter: “Verdorie, ze hebben gelijk.” Terwijl je denkt alle wijsheid in pacht te hebben, te weten hoe je het best die zin en die woorden uitspreekt, omdat je altijd bekbare teksten schrijft, voel je je op dat moment toch weer koud gepakt. Zo’n schop tegen de kont heeft iedereen van tijd tot tijd nodig.’

ALL THAT JAZZ

‘Als schrijver kan ik de illusie koesteren: dit is voor de eeuwigheid. Als je optreedt, moet je net dat jazzmoment pakken dat de acteur doet opleven. Je mag er met camera’s op staan: de zuivere betovering van vertelstof op de planken kun je nooit vastleggen. Het betekent ook dat je altijd onderhevig bent aan het onverwachte. Een idee waarbij veel van mijn schrijvende collega’s zich onwennig voelen, maar I love it. Toen ik dertig jaar geleden begon op te treden met Herman Brusselmans en later met Peter Roose, alias James Bordello, was dat met piepende microfoons, zatte mensen voor onze neus en op verdacht wankele cafépodia. Het was postpunk en erg rock-‘n-roll. Als je je daar staande houdt, is er later veel nodig om je van je stuk te brengen.’

‘Ik heb een literaire baraka, een beetje wat – het is een foute vergelijking, maar ik maak ze toch – Leon Degrelle had als hij over het slagveld liep: er mogen bommen ontploffen, op het podium kan niets me raken. Wat er ook gebeurt, ik vang het op. Zo trad ik voor deze tournue op in de Nederlandse ambassade in Brussel. Prachtig decor. Ideale omstandigheden. Ik wil aan een kwetsbare passage uit Sprakeloos beginnen – die waarin ik mijn moeder was – buldert daar plots het oorverdovende gedonder van een boor door het gebouw. Blijkt dat ze net dan de Noord-Zuidverbinding, die vlak onder het gebouw loopt, willen uitbreiden. Ik probeer dat een paar keer te pareren. Maar telkens – ’takedakedak’ – overstemt die boor mij. Enfin, uiteindelijk vinden ze de werfleider, worden de werken stilgelegd en kan ik langer doorgaan dan voorzien. Als er iets gebeurt, moet je dat vastgrijpen. En dat is tegengesteld aan de natuur van de schrijver.’

VAL VOORAL IN HERHALING

‘Nog iets waarvoor de meeste schrijvers huiveren: meer dan een keer hetzelfde doen. Ik hou ervan te vertolken wat ik uit het hoofd ken. Mijn goede vriendin, de Zuid-Afrikaanse performance-dichteres Antjie Krog, vindt het moeilijk vijf keer per week dezelfde tekst te brengen. Ja, denk ik, maar het is toch telkens een ander publiek dat je moet veroveren. Het ergste wat je kunt doen, is reproduceren. Dan doe je de volgende keer wat je dacht dat je toen deed en ga je helemaal op je bek. Ik ben er geen voorstander van een tekst kapot te repeteren. Je kunt je enkel voorbereiden.’

‘Voor Sprakeloos heb ik mezelf voor het eerst verplicht mijn tekst uit het hoofd te leren. Ik had daar schroom over. Omdat ik niet wilde pretenderen meer acteur te zijn dan ik ben. Een maand heb ik op de tekst geblokt. Als eerbewijs aan mijn moeder, die koningin van het amateurtoneel. Laat mij dan ook maar die amateuracteur zijn. Het heeft me een grote rust gegeven. Omdat het helemaal juist zit. Zo juist, dat ik me afvraag of ik hierna nog iets te vertellen heb. Het is zo’n elementair stuk. Het is mijn herijking als schrijver. Doordat de oorsprong van mijn moedertaal op zo’n onwaardige manier is ondergegaan, weet ik eens te meer – en dat mag pathetisch klinken – waarvoor ik geboren ben en wat ik zal doen tot mijn laatste snik. Een snik die hopelijk niet zo nodeloos gerekt wordt als bij mijn moeder. Zij heeft drie maanden te lang geleefd. Omdat wij als maatschappij een probleem hebben met de dood. Dat is mijn woede over haar verlies.’

DNA HELPT

‘Ik heb alles geleerd van mijn moeder, een kruising van Edith Piaf, een Napolitaanse en een Jiddische mama. Een diva. Dankzij haar heb ik de betovering van het toneel meegekregen. Mijn vader die me achter de coulissen van de stadsschouwburg van Sint-Niklaas optilde om door het gaatje in de ijzeren deur te kijken. Ik zag hoe mijn moeder zich schminkte en haar rol voorbereidde, en ik was aan de keukentafel deel van dat repetitieproces. Er wordt vaak op middenstanders neergekeken als culturele barbaren, maar kunst stond bij ons thuis hoog aangeschreven. Er was enkel de angst dat het artiestenleven te bohemien was, al speelde daar bij mijn moeder ook wel jaloezie mee tegenover de dames die wel hun talent hadden gevolgd. Nu zou ze voor dat talent gegaan zijn en een grote actrice geweest zijn. Met de bijbehorende streken. Optreden is haar herinneren. In Sprakeloos zeg ik op het einde: ‘Ik weet dat ik al lang had moeten ophouden. Maar gun me nog enig respijt. Als ik stop, is het afgelopen. Helemaal.’

PRIMAVERBA

Nog tot en met 31/3. Info: primaverba.be.

DOOR TINE HENS – FOTO’S WOUTER VAN VAERENBERGH

TOM LANOYE : ‘ER IS MAAR ÉÉN IEMAND WIE JE EEN FLOP KUNT VERWIJTEN: JEZELF.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content