Adil en Bilall maken in hun Antwerpse drugsprent Patser dezelfde fouten als in voorganger Black. En dat zijn er nogal wat.
Patser van Adil El Arbi & Bilall Fallah met Matteo Simoni, Saïd Boumazoughe en Nora Gharib.
De derde film – na Image (2014) en Black (2016) – van het geliefdste filmmakersduo van België is opnieuw onmiskenbaar een Adil en Bilall-film. Alle ingrediënten zijn aanwezig: in slow motion opvliegende duiven in een oude kerk, in fast forward gespeelde nachtopnames van de skyline van de stad, een snedige montage die een rommelig scenario moet maskeren en een stel uiterst karikaturale personages.
Of Matteo Simoni’s straattaal voldoet aan alle eisen, zal een discussie voor de specialisten ter zake worden. De acteur en zijn patserige collega’s Saïd Boumazoughe, Nora Gharib en Junes Lazaar doen in ieder geval wat ze kunnen met de bordkartonnen rollen die hun werden toebedeeld. In het kwartet boefjes die een drugsoorlog ontketenen wanneer ze een partij coke achteroverdrukken, is eentje de ondernemer, eentje de sympathieke luiaard, eentje de energetische losbol en eentje het meisje. Een sterk meisje, dat dan weer wel. Passeren verder nog de revue in dit overzicht van stereotypes uit de B-gangsterfilm: de racistische flik, de norse politiecommissaris, de corrupte onderzoeksrechter en de godfather met een strikte erecode.
In het Amerikaanse magazine u003cemu003eTimeu003c/emu003e werd Adil vorig jaar de ‘Spielberg van Molenbeek’ genoemd, maar dat is iets te veel eer
Maar goed, dat betreft het verhaaltje en cinema draait om de beelden. Alleen lenen Fallah en El Arbi met hun montagesequensen, split screens, videogame-esthetiek en ironische vertelstem zo gretig uit de catalogus van Spike Lee, Martin Scorsese, Oliver Stone en een heel pak mindere goden (die ze in interviews net iets minder vaak bij naam noemen), dat ze vergeten een eigen beeldtaal te ontwikkelen. In het Amerikaanse magazine Time werd Adil vorig jaar de ‘Spielberg van Molenbeek’ genoemd, maar dat is iets te veel eer voor een regisseur die veel nadrukkelijker in de voetsporen van Michael Bay wil treden en in die van Jan Verheyen strandt.
Patser houdt zich enigszins staande door de niet aflatende energie die van het scherm spat, de zonder een blad voor de mond gemaakte verwijzingen naar de ‘min of meer waargebeurde shit’ waar het kleurrijke verhaal op gebaseerd is en het spelplezier van bijrolspelers als Ali B en de broers Perceval.
Adil en Bilall doen in Patser opnieuw wat ze het beste kunnen: met heel veel branie onvolkomenheden verbergen. Dat levert andermaal een entertainende film op. Maar ooit zullen ze toch met iets originelers op de proppen moeten komen, want waarom zou je naar versneden Hollywoodspul kijken als je in dezelfde bioscoop voor hetzelfde geld ook de echte shit kunt krijgen?
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier