Al vijftien jaar werkt Charlotte Gainsbourg aan een internationale acteercarrière. Nu, twintig jaar na haar debuut ‘Charlotte for Ever’, keert ze even terug naar het chanson. En wordt ze onvermijdelijk weer geconfronteerd met de erfenis van haar vader, le Grand Serge. ‘Ik kan er hem alleen maar dankbaar om zijn.’

Toen ik de song ‘AF607105’ voor het eerst hoorde, een opsomming van alles wat je associeert met een vliegtuigreis, dacht ik: ‘Fijn, ze heeft een conceptalbum gemaakt! Waar vliegen we naartoe?’

Gainsbourg:(lacht) Sorry, verkeerd gedacht! Al was het oorspronkelijk wel de bedoeling om er een te maken.

Waarom ben je van dat plan afgestapt?

Gainsbourg: De lat lag al hoog genoeg, vond ik. Uiteindelijk hebben we beslist om geen afgerond verhaal te maken, maar alle songs rond één thema te weven: de nacht. Het was een manier om me over mijn primaire angsten heen te zetten. Door thematisch te werken, kon ik het hele project iets dichter bij mijn wereld laten aansluiten, die van de cinema.

Air is dan met het idee gekomen om een soort van nachtradioplaat te maken, wat ons meer vrijheid gaf om het thema uit te breiden naar andere aspecten ervan. Dromen, nachtmerries, reizen, isolement…

Wat heb je met de nacht?

Gainsbourg: Ik hou van de rust die de nacht biedt. De stilte. Het alleen zijn, verzonken in je eigen gedachten. Ik lijd niet aan slapeloosheid, neen, maar ik zoek het wel op. Om al die redenen. En ik heb iets met nachtmerries. Geloof me: er gebeurt van alles in mijn dromen.

Vertel!

Gainsbourg:(lacht) Ik bespaar je de details. (ontwijkend) Tijdens de opnames viel het me op hoezeer ik getekend ben door een pak films waarin de nacht prominent aanwezig is: The Wizard of Oz, The Night of the Hunter, Los Olvidados, The Shining ook. Films die ik vrij jong al gezien heb, de meeste verschillende keren.

Hoe heb je ze ontdekt?

Gainsbourg: Via mijn vader. Na de scheiding van mijn moeder – ik was een jaar of negen – heeft hij zichzelf op een gigantisch videoscherm getrakteerd, een absolute nieuwigheid op dat moment. ’s Avonds lagen we dan samen in zijn bed naar de meest afschrikwekkende films te kijken. Carrie, Jaws, The Night of the Hunter…: hij kocht videocassettes met hopen. Los Olvidados van Luis Buñuel heb ik dan weer leren kennen dankzij mijn stiefvader Jacques Doillon (Frans regisseur en derde echtgenoot van Jane Birkin, na filmcomponist John Barry en Serge Gainsbourg, nvdr.). Ik was compleet bezeten van die film – ik heb hem, denk ik, een dertigtal keer gezien. Ik droeg mijn haar in dezelfde snit als het hoofdpersonage en keerde me in mezelf, getekend als ik was door de dromen die hem achtervolgden.

Toen ik het album voor het eerst helemaal hoorde, dacht ik: ‘Dit is eerder een album van Air dan van Charlotte Gainsbourg.’ Zeg me hoezeer ik me vergis!

Gainsbourg: Helemaal! Het laatste wat ik wou, was het zangeresje zijn dat alleen de studio binnenwipte om haar zanglijnen in te zingen. Ik ben gedurende het hele proces in de buurt van de opnamestudio gebleven, zelfs als ik er niets te zoeken had. Dit is een gezamenlijk project, waarin iedereen zijn bijdrage heeft.

Iedereen, dat zijn: Jean-Benoît Dunckel en Nicolas Godin van Air, producer Nigel Godrich – beter bekend als de man achter de knoppen bij Radiohead -, Divine Comedy’s Neil Hannon, Jarvis Cocker en jij.

Gainsbourg: Precies.

Dan denk ik: ‘Ze weet haar mannetjes te kiezen.’

Gainsbourg: Vreemd toch: iedereen lijkt er zo over te denken, terwijl de hele collaboratie op een spontane manier gegroeid is. Er zat absoluut geen uitgestippeld plan achter. Kijk, ik loop al tien jaar rond met het idee om een album op te nemen. Ik had contacten met een platenmaatschappij, er werd gesproken over mogelijke samenwerkingen, maar er vloeide nooit iets concreets uit voort. Omdat ik de boot altijd afhield. Tot ik anderhalf jaar geleden per toeval de mannen van Air ontmoette na een optreden van Radiohead in Parijs. Ze waren er samen met Nigel Godrich. We beginnen te praten, en wat blijkt? Zowel zij als ik hadden er ooit aan gedacht om samen te werken. Onze conclusie: ‘Het is geen toeval dat we elkaar ontmoeten, laten we samen zitten.’ En van het een is het ander gekomen.

Zo snel is het duidelijk niet gegaan.

Gainsbourg: Ik zat met een pak twijfels over mezelf en een hoop vragen over het project, en dat heeft het hele proces fel vertraagd. (lacht) Het zat zo diep dat Jean-Benoît en Nicolas op een bepaald moment gewoon een studio hebben geboekt, zodat ik niet anders kon dan ermee door te gaan. Gelukkig maar.

Vanwaar die onzekerheid?

Gainsbourg: Ik had té hoge verwachtingen, zeker wat de teksten betreft. Muzikaal wist ik dat het goed zat: ik was in goede handen, ik kende het werk van Air. Maar zodra ik een letter op papier probeerde te zetten, blokkeerde ik. Elk woord, elke zin herinnerde me eraan hoe briljant mijn vader met taal omging. Wat iedereen ook zei, het lukte me niet. Ik heb het nochtans een jaar lang geprobeerd.

Uiteindelijk ben je ervan afgestapt, en heb je gekozen voor Engelse songteksten. Enter: Neil Hannon van Divine Comedy. Kende je hem?

Gainsbourg: Neen. Nigel heeft hem gecontacteerd. Alleen: Neil dacht dat hij snel even moest bijspringen – iets wat hij alleen deed om Nigel een plezier te doen. Hij is afgereisd naar Parijs, heeft twee, drie teksten geschreven en is toen teruggereisd naar Ierland, waarna we hem niet meer konden bereiken. De tekstproblemen waren voor ons verre van opgelost, en toen ik na een lange break terugkwam – ik had een filmopname in Argentinië – hebben we beslist om Jarvis (Cocker, nvdr.) te bellen. Vanaf toen is alles vlot verlopen. Ken je dat gevoel van opwinding als alles na lang zwoegen ineens in elkaar past? De muziek stond er al een tijdje, en dankzij Jarvis hadden we er eindelijk ook het geschikte tekstmateriaal bij. Het was opwindend en tegelijk beangstigend voor mij, want uiteindelijk belandden we in de laatste fase, waarin ik zou moeten beginnen zingen: er was geen uitstel meer mogelijk.

Volgens Air heeft jouw ervaring als actrice je daarbij geholpen. Je kon je volgens hen makkelijker inleven in de songs.

Gainsbourg: Dat klopt voor een stuk, maar wat me echt geholpen heeft, is dat ik heb kunnen toekijken hoe Neil en Jarvis de songs bij wijze van proef hebben ingezongen – elk op hun manier. Op basis van hun interpretatie ben ik eigenlijk verder gegaan.

Dat ging naar verluidt niet vanzelf: je hebt het eerst geprobeerd met alcohol, maar toen ook dat niet hielp, heb je de songs vanachter een laken ingezongen.

Gainsbourg:(lacht) Ik pleit schuldig.

In het album zit duidelijk de sound van je vader vervat. De prominente baslijnen herinneren aan zijn eerste conceptalbum ‘Melody Nelson’, en de single ‘The Songs That We Sing’ is een echo van zijn ‘Initials B.B.’. Dat kan geen toeval zijn.

Gainsbourg: Dat ís het ook niet. Ik wou dat je hem in het album kon horen. Hij was ook alomtegenwoordig tijdens de opnames. Bij mij, in mijn gedachten. En bij Jean-Benoît en Nicolas, in hun composities. Het is ook voor hen onvermijdelijk, blijkbaar. Het is de soundtrack van hun jeugd, hebben ze me verteld. Ze zijn er niet zomaar door beïnvloed: ze zijn ervan doordrongen.

Het is vijftien jaar geleden dat hij gestorven is, en al die tijd heb je je afzijdig gehouden van alles wat met hem te maken heeft. Nu je, twintig jaar na ‘Charlotte for Ever’, opnieuw met een album uitpakt, is de publieke confrontatie met zijn erfenis onvermijdelijk. Valt het je zwaar?

Gainsbourg: Toch wel. Ik word nog dagelijks over hem aangesproken. Taxichauffeurs, toevallige passanten in mijn straat: ze hebben allemaal een vriendelijk woord voor hem over. Dat moet je kunnen verdragen, zonder een zuur gezicht te trekken of te beginnen wenen. Vijftien jaar lang heb ik me daarvoor afgesloten, uit zelfbescherming. Zolang ik films maakte, lukte me dat perfect. Maar nu ben ik verplicht om over hem te praten: tenslotte heb ik mijn muzikale feeling aan hem te danken. Ik was er niet op voorbereid, en ik kan niet ontkennen dat ik na de eerste interviews een emotionele weerslag heb gehad. Nu gaat het al wat beter. (stilte) Weet je, met mijn vader had ik mijn muzikale ambities begraven – als ik die toen al had. Dat sprak voor zich: hij was er niet meer, en muziek maken zónder hem, dat kwam niet in me op.

Heb je naar albums van je vader geluisterd tijdens de opnames?

Gainsbourg: Nee. Nooit. Ik kan niet luisteren naar zijn albums.

Nooit meer? Of: nog niet?

Gainsbourg: Ik weet het niet. Ik heb het vooral moeilijk met die albums die hij tijdens mijn jeugd heeft gemaakt. Van L’homme à tête de chou tot You’re Under Arrest: ze herinneren me aan de jaren die ik met hem heb beleefd. De albums uit eerdere periodes raken me ook, maar minder. (zwijgt) Als ik zijn stem hoor… Een stem is tastbaar, reëel, levendig. Als ze dan wegvalt na het laatste nummer, dan volgt onvermijdelijk de confrontatie met de werkelijkheid. En die is me té pijnlijk. Doden zingen niet, hè. (zwijgt)

Je hebt twee kinderen, Ben (9) en Alice (3). Ooit moet je ze zijn oeuvre eigen maken.

Gainsbourg: Ik laat ze het liever zelf ontdekken.

Is dit uiteindelijk een intermezzo, een rustpunt in je acteercarrière? Of heb je de smaak te pakken en volgt er snel een ander album?

Gainsbourg: Ik kan alleen maar hopen dat er snel een vervolg komt.

Laten we realistisch zijn: snel zal het niet gebeuren, gezien het aantal filmprojecten dat je hebt lopen. Te beginnen met ‘I’m Not There’ van Todd Haynes, een film over het leven van Bob Dylan.

Gainsbourg: En weer wordt dat een confrontatie met mijn vader: hij heeft me destijds aangeraden om de songs van Bob Dylan te beluisteren, te beginnen met Lady Lady Lay – ik moet dertien of veertien jaar geweest zijn toen. Ik kan er hem alleen maar dankbaar om zijn.

En wij u, voor dit gesprek.

Door Karel Degraeve

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content