Is het een roman? Is het een verhalenbundel? Nee, A Visit from the Goon Squad is een literair conceptalbum. ‘Dertien verhalen, verschillend in toon en stijl.’ Dat wilde auteur Jennifer Egan. Met als rode draad: muziek en de scherpe tand van de tijd.

Om een of andere reden is wachten in een vreemde stad altijd minder erg dan wachten op een vertraagde trein naar huis. Ik zit in het ecologisch verantwoorde restaurant Olea in Brooklyn, de eigenaar schenkt water à volonté, ongetwijfeld heilzaam water, en ik wacht op Jennifer Egan. Eikels vallen ritmisch van de bomen, als het verre ratelen van een machinegeweer. Het is herfst in Brooklyn. En onnatuurlijk warm. Zelfs ecologisch dineren helpt daar weinig tegen. ‘Time is a goon’, mijmert de veel te dik geworden rockgod Bosco in A Visit from the Goon Squad(Bezoek van de knokploeg) – tijd is een bullebak. Het boek katapulteerde Egan van schrijfster-die-nu ja-wel-iets-had tot literaire frontvrouw.

Alle clichés over onverwacht succes gaan op voor Goon Squad, Egans relaas over Bennie Salazar, de voormalige zanger van de punkrockband The Flaming Dildos die een hotshot in de muziekindustrie werd, zijn assistente met kleptomane trekjes Sasha en een dozijn personen die tussen 1970 en 2020 hun levens binnen dwarrelden. Eerst was er enkel ruis. Het boek, dat eigenlijk dertien boeken in één is, dreigde kopje onder te gaan in de overvloed aan boeken die op hetzelfde moment op meer zichtbare plekken in de winkels lagen. Drie maanden heeft een boek om zich staande te houden. Als het dan niet is opgepikt, is het game over, RIP, over en uit. Na die drie maanden zat Egan nog steeds de eerste drukken van Goon Squad te signeren. Op lezingen kwam er wel volk opdagen, maar zelden kocht iemand het boek. Het zag er niet goed uit.

‘Sorry’, zegt ze. ‘Sorry, sorry.’ Haar excuses roffelen even ritmisch als de eikels die om ons heen vallen. Ze is te laat omdat de babysit afbelde en omdat de babysit afbelde, heeft ze nauwelijks tijd voor een interview. Time is a goon, weet je wel. De kinderen moeten van school gehaald en naar de Hebreeuwse les gebracht – haar man, de theaterregisseur David Herskovitz is Joods. Maar als ik wil, kan ik met haar meelopen. Normaal loopt ze als een gek door de straten, haar IPod dreunend in haar oren, maar voor deze keer, wil ze zich aan mijn tempo aanpassen. En daar gaan we. Ik met mijn koffer op wieltjes achter haar aan, zij met mijn recorder in haar hand. Ik voel me de nutteloze assistent van een geniaal professor, in een onhandige poging de tijd te snel af te zijn.

Ik bedacht net hoe ongewoon en onverwacht het succes van ‘Goon Squad’ is.

JENNIFER EGAN: Compleet bizar, ja. In het begin was er niets. Of toch: ik kreeg lovende kritieken, unisono lovende kritieken. En dat was nieuw. Mijn vorige boeken – vooral Look at Me en The Keep – waren gemengd onthaald. Mensen houden van een duidelijk verhaal dat zich op logische wijze ontwikkelt. Ik ben een schrijfster die iedere keer een ander genre en een andere stijl onderzoekt. Ik ben niet zo eenvoudig te catalogeren. En dat leidt al eens tot irritatie. Ik spiegel me graag aan de allereerste romanschrijvers, zoals de 18e-eeuw-se Tristram Shandy en zijn The Life and Opinions of Tristram Shandy, Gentleman. Hij experimenteerde als gek in zijn boek. Ook ik wil constant kleine tikjes geven tegen de zogenaamde grenzen van fictie en literatuur om te kijken of er iets nieuws en amusants uit voorkomt. Vandaar dat ik in Goon Squad onder andere een hoofdstuk in powerpoint heb geschreven. Je kunt niet schrijven in powerpoint. Daarvoor is het veel te kil en zakelijk. Toch moest ik het proberen. Soit. Waar was ik gebleven?

(We steken een straat over, slalommen tussen twee bussen)

Bij het succes van ‘Goon Squad’.

EGAN: Voor de eerste keer in mijn leven werd ik bedolven onder lovende kritieken. Maar ik verkocht geen boeken. Ik rende me de voeten vanonder het lijf om mijn boek te promoten, nam ieder interview aan, zei ja op iedere aanvraag tot lezing. Het hielp niets. Tot het boek de eindejaarslijstjes begon aan te voeren. Zowel in The New York Times als in People’s Magazine. Oprah pikte het op. Dan weet je: je hebt het gouden ticket vast. Toen begonnen de nominaties voor prijzen binnen te lopen. En begon ik die prijzen ook te winnen. Met als klap op de vuurpijl de Pulitzer Prize. Het gevolg was dat dit boek een langer leven kreeg dan het ooit gehad zou hebben, als het meteen een bestseller was geworden. Het was als een laagbrandend vuur, en dat is uniek: tegenwoordig wordt dat snel uitgetrapt. Oh ja, wat ook mooi was: de muziekbladen ontdekten eigenhandig het boek. Zonder specifieke marketingcampagne. Dat waren we vergeten: dat dit een roman is over muziek, punkrock en verbrokkelde dromen van rockidolen. In mijn ogen was het vooral een bundeling verhalen over hoe meedogenloos de tijd in ons vel snijdt en over onze amechtige pogingen om aan de rond zich heen klauwende tijd te ontsnappen. Op het gevaar af snoeverig te klinken: ik zag het als mijn antwoord op Proust.

Proust? Je houdt van ambitieuze projecten?

EGAN: Hoe weidser het opzet, hoe breder het perspectief en hoe groter de schaal, hoe liever ik het heb. Ik hou van de onmogelijkheid van dingen. Proust lezen lijkt al onbegonnen werk – ik heb er een paar jaar over gedaan. Een hedendaags antwoord op Proust formuleren is dat helemaal. En toch, hoe Proust schrijft over het effect van de tijd op mensen en hun levens: ik vond dat zo intrigerend dat ik het idee niet kon loslaten dat ik ooit een boek over de tijd wilde schrijven. Bovendien had ik nog eens zo veel jaren eerder in een hoek van een notaboek een titel genoteerd. A Visit from the Goon Squad. Ik vond het een heerlijke titel. Hij is schatplichtig aan een song van Elvis Costello en aan David Bowie die in Fashion zingt over ‘goon squad’. De titel was enkel bruikbaar voor een roman die aanleunde bij populaire cultuur. Op dat moment was ik bezig aan een ander boek. Ik had verhalen verzameld van vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog schepen bouwden in de haven van Brooklyn. Dames van tachtig jaar en ouder die de tijd aan hun tenen voelen knagen. Het leek mijn boek over de tijd te worden. Maar nee, plots gebeurde er iets, waardoor alles weer veranderde.

(Een man zo breed als een driezit loopt midden op het voetpad. We duiken links en rechts onder zijn armen door. Hij buigt zich naar me toe, sist in mijn oor, als een slang met een slijmprop in zijn keel. ‘De wijkgek’, fluistert Egan. ‘Niet op letten.’)

Laat me raden: je portefeuille werd gestolen? Ik denk eraan omdat Sasha in het eerste hoofdstuk over haar leven als kleptomane getuigt.

EGAN: Well yeah, ik waste mijn handen in de toiletruimte van een restaurant in New York en zag naast me een handtas liggen. ‘Oh my God’, dacht ik. ‘Dat kun je niet maken in New York.’ Ik heb een geschiedenis van gestolen portefeuilles, gewoon omdat ik niet genoeg op mijn spullen let. Ik heb mijn portefeuille al op een stoel laten liggen, mijn handtas is van mijn schouder gerukt door een motorrijder in Spanje, in Portugal hebben ze mijn portefeuille uit mijn zak gelicht. Ineens voelde ik hoe makkelijk het voor mij zou zijn om die ene handtas mee te nemen, hoe niemand dat zou merken of vermoeden. En dat is de opstap naar literatuur. Alles wat je als mens in werkelijkheid laat omdat je welopgevoed bent, kun je in een roman in het tienvoudige doen. Schrijven is vaak een aaneenschakeling van stomme toevalligheden. Maar schrijven is ook een soort parallelle wereld. Ik werk heel instinctief. In mijn hoofd zitten grootse en zeer abstracte plannen opgeborgen over wat ik wil, maar het schrijven zelf probeer ik te laten gebeuren. Daarom schrijf ik – en dat is nu heel concreet – met de hand. Ik kan mijn eigen handschrift nauwelijks lezen waardoor ik nooit weet wat ik nu precies aan het schrijven ben. Dat is het doel: schrijven en zien wat er gebeurt. Soms gebeurt er niets. Dat is het teken dat ik niet op het juiste spoor zit. Maar soms ben ik even verrast als de lezer achteraf.

Bennie heeft last van oprispende herinneringen, meestal schaamtevolle herinneringen. Is dat wat de tijd met ons doet: ons permanent confronteren met wat we onderweg verloren of achterlieten?

EGAN: Goh, ik hou ervan tijd als een rijkdom te zien. Hoe ouder ik word, hoe meer ik de tijd omarm. Ja, het leven is vluchtig. Dat besef je eens te meer als je kinderen hebt. De tijd laat zich in hun groei aflezen, maar ik herken het gevoel van permanent verlies niet. Je wordt nostalgisch als je je leven vult met dingen die je in se niet interesseren. Nostalgie draait rond het gevoel dat het vroeger beter was. Het is een persoonlijk verlangen verkleed als een waarheid over de wereld. De bewoners van New York zijn volgens mij de meest nostalgische mensen ter wereld. Toen ik hier pas aankwam – midden jaren 80 – klaagde iedereen er al over dat het bergaf ging met New York. Nu zegt men dat nog steeds.

(Rood. We stoppen. Onze ogen op het licht gericht als een tweekoppige jager die zijn prooi bespiedt. Klaar om over te steken bij de minste flikkering.)

Leek jouw New York in de jaren 80 enigszins op het New York van Sasha in het boek? Ik denk dan aan de flat met de badkuip in het midden van de keuken.

EGAN: Het was een vreselijke periode. Ik had in Cambridge twee jaar royaal van een beurs geleefd. Ik kwam in New York met mijn hoofd vol dromen. Maar ik had geen benul van hoe duur het leven hier was. Bovendien had ik dat vreselijke boek geschreven waarvan ik dacht dat het mijn ticket voor literaire grootheid was. Alleen: niemand anders zag dat zo. Hier was ik. Zonder familie, met een paar vrienden die nooit tijd hadden en het ene tijdelijke baantje na het andere. Oh ja, en er was dat verschrikkelijke appartement. Ik woonde op een bank. Letterlijk. Men had mij verteld dat de andere huurder er nooit zou zijn. Tegen haar had men hetzelfde over mij gezegd. Bleek dat we allebei altijd thuis waren. Soms vraag ik me af waarom ik toen heb doorgezet.

Van nature heb ik niet zo’n groot zelfvertrouwen. De gedachte dat ik geweldig ben, is me vreemd. Gelukkig maar. Twijfel is een kracht, als je hem leert beheersen. Wat was het dan? Op een of andere manier was ik zeer doelgericht. Iedere minieme verbetering in mijn leven stemde me hoopvol. Plus: ik had geen alternatief. Waar moest ik naartoe? Ik wilde niet naar San Francisco, waar mijn moeder woonde. Ze was net gescheiden van mijn stiefvader. Haar huis was mijn huis niet meer. Ik was vervreemd geraakt van de familie van mijn vader. Er was geen plek om naar terug te keren. New York was de enige uitweg. Om even terug te komen op nostalgie: ik heb het gevoel dat mijn leven enkel beter is geworden. Als twintiger in New York was ik bijvoorbeeld veel meer met de dood bezig dan nu. Hoewel ik 49 ben en statistisch gezien dichter bij het einde sta. Misschien is dat een ander gevolg van kinderen krijgen, zeker op latere leeftijd zoals ik: ik wil pas sterven als ze volwassen zijn. Ik moet dus wel honderd jaar worden.

Had die angst met de dood ook met jouw jeugd in San Francisco te maken? Je beschrijft in ‘Goon Squad’ op zowel beklijvende als hilarische wijze de punkscène begin jaren 80. Hoe drugs en onveilige seks er de regel waren, en aids om de hoek kwam kijken.

EGAN: Grappig dat je het hilarisch en beklijvend noemt. Dat was precies de toon die ik zocht. Uitzinnige tragedie en potsierlijke farce in één boek. Maar om op je vraag te antwoorden: ik was vooral bang dat ik zou sterven zonder iets fundamenteels te hebben meegemaakt. Mijn fascinatie voor punkrock als puber had daar ook mee te maken. Als kind van de jaren 60 had ik sterk het gevoel dat ik die wonderlijke jaren gemist had, net omdat ik een kind was. Toen punkrock opkwam, onder andere in Mabuhay Gardens, de club die ik beschrijf, voelde het aan als ons merkteken in de tijd. Ik ben nooit echt deel geweest van de scene. Ik durfde niet eens mijn haar te verven, maar het was behoorlijk extreem allemaal. Soms denk ik dat mijn gebrek aan aanleg voor drank- en drugsmisbruik me gered hebben. Mijn vader was een alcoholist. Ofwel erf je de genen, ofwel ben je immuun. Ik ben het tweede. Een meisje dat ik kende, raakte verslaafd aan heroïne. Ik zag haar spuiten. En haar niet alleen. Op een keer zaten we allemaal in een kamer. Naalden werden gewoon gedeeld. Het was net voor aids een naam kreeg. Dus ja, een hoop mensen van toen zijn gestorven. Zij heeft het uiteindelijk gehaald. Ze is ondertussen advocate. Goh, dat had ik in Goon Squad moeten verwerken.

Nu we het toch over het kruispunt tussen fictie en realiteit hebben: Ted, een asceet en kunstliefhebber, werkt aan zijn eeuwige boek terwijl de kinderen op de gesloten deur van zijn bureau bonken. Uit de werkelijkheid gegrepen?

EGAN: Wel, het bizarre is: ik heb drie hoofdstukken uit Goon Squad in de jaren 90 geschreven. Lang voor er nog maar van kinderen sprake was. Het hoofdstuk met Ted in zijn studeerkamer is er een van. Toen ik kinderen had, was het zowel verbazend als beangstigend om vast te stellen hoe accuraat ik de impact van kinderen krijgen had beschreven. Alsof ik een vloek over mezelf had afgeroepen. Ik herinner me bijvoorbeeld zo’n hallucinant moment – mijn oudste zoon was een jaar – en we woonden in een minuscule flat in Cleveland omdat mijn man daar een tour had. Ik werkte aan een journalistiek stuk en had mijn minibureau – het had meer weg van een kast – gebarricadeerd om met een behoorlijk belangrijke man bij de overheid te bellen. Mijn zoon krijste en beukte op de deur. Zo oorverdovend dat ik niet anders kon dan ophangen. En dan overvalt je dat schurende gevoel, dat je een moeder bent en niet langer professioneel. Gelukkig slijt dat met de jaren. Nu zijn zij het die tegen mij zeggen dat ik hen met rust moet laten. Stil, mom, ik werk aan iets. Dat is dan een virtuele basketbalcompetitie, of zo.

Iets helemaal anders: wie heeft jou de literatuur in getrokken?

EGAN: Mijn moeder. De familie van mijn vader is er een van verhalenvertellers. Iers-Amerikaanse arbeidersklasse, allemaal priester of agent. Mijn grootvader was commissaris, mijn vader werd verondersteld priester te worden. Alleen dat celibaat spande te hard. Soit, mijn moeder is de eeuwige lezer. Toen ik drie was, heeft ze me leren lezen. In de Chicago Tribune had een artikel gestaan over een nieuwe leesmethode voor kinderen en zij heeft die meteen op mij toegepast. Met succes. Zolang als ik me herinner, heeft ze me ook voorgelezen. Op mijn dertiende verplichtte mijn leraar op school me Pride and Prejudice van Jane Austen te lezen. Veel te vroeg, als je het me nu vraagt. Ik vond er niets aan. ‘Ik haat Jane Austen’, zei ik toen ik thuiskwam. ‘Onaanvaardbaar’, zei mijn moeder en ze heeft me dagenlang voor het slapengaan Jane Austen voorgelezen. Het gevolg is dat ik nog steeds een zwak heb voor de 19e-eeuwse literatuur. Niet zozeer Austen, maar Zola, Tolstoj, Dickens! Mijn god, zij waren de rocksterren van hun tijd. Vooral omdat literatuur nog niet gemarginaliseerd was als nu.

Is literatuur gemarginaliseerd of ben je als vrouw in de literatuur gemarginaliseerd?

EGAN: Wel, het is waarschijnlijk moeilijker om als vrouwelijke auteur ernstig te worden genomen. Dat is overal zo, dus waarom niet in de literatuur. Maar veel van de beperkingen of remmingen leggen we onszelf op. Look at Me, mijn tweede roman was ambitieuzer dan wat ik daarvoor geschreven had. Ik maakte me zorgen dat mensen zouden denken dat het boek te hoog gegrepen was, of dat mensen het lachwekkend zouden vinden dat ik zoiets probeerde. Omdat ik ervan uitging dat men zo’n boek van een vrouw niet verwachtte. Het was mijn vooroordeel, niet dat van de wereld om me heen. Anderzijds: hoe belachelijk is het te beweren of te denken dat ik gemarginaliseerd ben. Ik ben blank, middenklasse en ik woon in New York. Give me a break.

Ze stopt. ‘De hoek om en we zijn bij de school’, zegt ze. Een ding wil ze me vragen. Of ik tegen haar zoon alsjeblieft niet wil zeggen dat ik journaliste ben. ‘Ik wil in zijn ogen niet belangrijker lijken dan ik ben.’

Kan succes schadelijk zijn, dan?

EGAN: Ik ben behoorlijk ongevoelig voor lof. Ik hoef mezelf niet goed of geweldig te vinden om te schrijven. Maar ik vind niet dat ik alles met mijn kinderen moet delen. Weet je, ik ben opgevoed in de jaren 70. Er waren niet alleen heel veel scheidingen en rare seksuele experimenten, er was ook die vreselijke neiging te besluiten dat je kinderen je vrienden waren. Het was oncomfortabel om veel over mijn ouders te weten. Als mijn kinderen iets over mij willen weten, zullen ze het wel ontdekken. Maar ik overdonder of confronteer hen er niet mee. Er is veel dat ze beter niet weten. Ik heb geen zin om dingen uit te leggen als – ik zeg maar wat: ja, ik heb wel eens drugs gebruikt en nee, jullie mogen dat niet doen.

Ik zet de recorder uit.

We slaan de hoek om.

Time is a goon, naar het schijnt.

JENNIFER EGAN

19/11, Crossing Border Festival, Bourla, Antwerpen.

BEZOEK VAN DE KNOKPLOEG.

Originele titel: A Visit from the Goon Squad, nu uit bij Arbeiderspers.

DOOR TINE HENS

‘ALLES WAT JE ALS MENS IN WERKELIJKHEID LAAT OMDAT JE WELOPGEVOED BENT, KUN JE IN EEN ROMAN IN HET TIENVOUDIGE DOEN.’ ‘ROND MIJ WERDEN NAALDEN VOOR HEROÏNE GEDEELD. IK DENK DAT MIJN GEBREK AAN AANLEG VOOR DRANK- EN DRUGSMISBRUIK ME GERED HEEFT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content