dimitri & Nicolas Karakatsanis – ‘We horen meer thuis in een museum’

Als ze al geloven, dan is het in het mysterie en in zichzelf. Niemand zit op hen te wachten en net daarom doen ze het. Een zomer lang portretteren wij jong en opgemerkt talent. Een dichtende zangeres, een reclamemaker met humor, een radioman zonder grote boodschap, een tekenares die schrijft, een broederpaar in de film en een stand-upcomedian die ook iets te vertellen heeft.

In de druk van het moment geloven ze niet. Wel in de behoefte en de ondraaglijke noodzaak. ‘Een film maken kost je twee jaar van je leven, dan kan het maar beter de moeite waard zijn.’ Dimitri en Nicolas Karakatsanis. De eerste regisseur, de tweede cameraman. Verschillend als broers, maar even koppig in wat ze doen.

‘Drie dingen.’ De oude Duitser op het filmfestival ergens in Australië stak evenveel knokige, kromme vingers in de lucht. Hij had nog met Werner Fassbinder gewerkt en het leek alsof de vingers daarvan de sporen droegen. Drie dingen moest een film hebben. Vinger voor vinger liep hij ze af. Een soort passie of liefde, humor en ten slotte – hij omklemde stevig zijn middenvinger – iets radicaals. Iets dat de mensen uit hun evenwicht brengt, omverblaast, verontrust en bijblijft. Daarna hees hij zich moeizaam uit de kuip van de bioscoopzetel, drukte Dimitri Karakatsanis de hand en wenste hem nog veel succes.

‘Ik wil niet vrijblijvend zijn’, vertelt Dimitri zo veel jaar later op het appartement van zijn broer in hartje Brussel. ‘Het was na een visie van Small Gods. Het leuke aan die film is dat hij een parcours heeft gehad dat we nooit durfden te voorspellen. Ik ben er de halve wereld mee afgereisd, om vast te stellen dat het ook op filmfestivals om de grote namen draait. Meestal zat ik in de zaal met hooguit tien andere mensen, van wie er dan nog eens de helft de programmabrochure niet goed gelezen had. Maar je kwam er ook mensen met passie tegen. Zoals die Duitser.’

Small Gods (2007) was niet alleen Dimitri’s eerste langspeler, het was ook de meest intense samenwerking met Nicolas als cameraman. De film verbeeldde het bevreemdende verhaal van drie dolende zielen. Twee mannen en een vrouw. Het leven als een dropping in de woestijn. Nicolas noemt het het beste wat hij tot nu gemaakt heeft. ‘Ik was er emotioneel ondersteboven van. Dat is nodig. Ik kan geen films maken waarbij ik niets voel. Dan heeft het geen zin.’ Het is een deel van wat Dimitri bedoelt met dat radicale. Het gaat over het menselijke, het vleselijke en het lijfelijke, met al zijn rauwheid en hoekigheid. Dimitri: We bestaan om erg onduidelijke redenen. Als we allemaal zelfmoord plegen, zou dat niet zo heel veel verschil maken. Je leeft en je sterft. En tussendoor eet je wat, heb je hopelijk seks en probeer je enkele mooie dingen te maken. Niet mooi in de zin van esthetisch correct, maar iets waarmee je iemand in de ingewanden raakt.

Film als stomp in de maag?

Dimitri: Zoiets, ja.

En dat gebeurt te weinig, vindt hij verder. Film lijkt zijn betekenis kwijt. ‘Wie heeft er nog een boodschap aan?’, vraagt Dimitri. ‘Ik moet eerlijk toegeven dat mijn geloof in film weg was. Het komt stilaan terug, maar meer ondanks dan dankzij de film. Verleden jaar heb ik hooguit drie films gezien die in mijn vel haakten. A Serious man, A Single man en Un prophète. En verder? Gisterenavond heb ik nog eens geprobeerd een Japanse film uit te zitten. Jongens, toch. Wat een zever, zo artistiek. Twee jaar geleden had ik dat misschien goed gevonden. Nu kan ik het niet meer opbrengen om daar twee uur aan te geven. Dan speel ik veel liever met mijn kinderen of ga ik op zoek naar andere dingen die mij beroeren of verontrusten. In mei zag ik de tentoonstelling van Marina Abramovic in het Moma in New York. Ik dacht dat ik performance haatte, maar wat die vrouw daar presteerde, kun je niet anders dan bewonderen. Ze is zo dwingend in wat ze doet. Ze drijft het tot zulke extremen. Het is duidelijk dat die vrouw niet anders kan. Ik weet niet of ze er gelukkig van wordt, waarschijnlijk niet, maar het niet doen, is voor haar geen optie. Die hardnekkigheid hoop ik ook te hebben. Ik weet alleen niet of ik het kan opbrengen om al die jaren te blijven vechten, te blijven geloven. In jezelf, je kunnen en je ideeën.’

Marathon man

Denk je vaak: ‘Nu stop ik. Het is genoeg?’

Dimitri: Dat het genoeg is geweest en ik beter de arme kindjes in Afrika zou helpen dan mijn tijd te verspillen aan projecten die acht keer op de tien enkel een papieren bestaan leiden? Die gedachte flitst me regelmatig door het hoofd, maar ik weet dat het leven als superheld/hulpverlener me niet zo goed af zou gaan. Ik zou een waardeloze redder zijn. (Schokschoudert) Nog terwijl ik het zeg, besef ik hoe hol dat klinkt. Heroïek en zinloosheid leunen dicht bij mekaar aan. ‘Waarom doe ik dit eigenlijk?’, is de vraag die ik me waarschijnlijk het meeste stel. Het enige mogelijke antwoord dat ik kan bedenken, is: ‘Het is een behoefte.’ Er is geen rationele verklaring. Om een verschil te maken? Who cares. Om het Vlaamse filmlandschap te veranderen? Er is hier geen landschap, er is hier geen filmcultuur. Het enige voordeel daarvan is dat je als een raket de hoogte kunt inschieten, van zero to hero in dertig seconden. Even snel smak je echter tegen een glazen plafond aan. Dat we niet eens deftige filmprijzen hebben, zegt genoeg.

Er is altijd de ster in het tapijt van de Kinepolis.

Dimitri:Yeah, right. Ik vrees dat het niet het pad is dat ik wil volgen. Hoe aanlokkelijk het ook is om king for a day te zijn. Mijn films zullen nooit een groot publiek lokken. Soms denk ik dat Nicolas en ik meer in een museum thuishoren dan in een filmzaal. We zullen altijd voor het minder evidente gaan. Vandaar waarschijnlijk dat ik niet zo heel veel maak. Ik ben met van alles bezig, maar er komt weinig uit. Omdat ik nooit echt geloof tot op het einde dat het de moeite waard is.

Word je daar niet halfgek van?

Dimitri: Oh, ik ben misschien niet de meest, maar toch wel een van de meer depressieve mensen ter wereld. Vroeger liep ik daarvan de muren op, nu loop ik gewoon naar buiten.

Nicolas: En dat mag je letterlijk nemen. Lopen is zijn therapie.

Dimitri: Ik heb me zelfs ingeschreven voor een marathon. In Flanders Fields. Je krijgt de naam van een dode soldaat en loopt van Nieuwpoort naar Ieper. Ik heb dat fysieke nodig. De films, de regisseurs, de artiesten waarvan ik houd, zijn ook heel fysiek bezig. Bresson, Passolini. Lopen geeft me structuur en voldoening. Ik heb dan misschien niets geschreven die dag, maar ik heb wel tien kilometer gelopen. Uiteidelijk maakt het niet uit of ik volgend jaar, binnen twee of pas over tien jaar mijn volgende film heb. In die zin heeft de realisatie van Small Gods een soort rust gebracht. Die film moest eruit. Ik zie de fouten van die film, erken de gebreken, maar de paniek is weg. Je ziet te veel regisseurs die plots te snel willen gaan, omdat ze bang zijn het zogenaamde momentum te missen en dan onversneden brol maken. De meeste regisseurs vinden hun stem pas als ze in de veertig zijn. Je hebt niet zo veel te vertellen als je dertig bent. Een goed verhaal valt moeilijk te forceren.

Niet dat hij niet constant met verhalen in zijn hoofd zit. Hij schat het aantal scenario’s dat hij uitwerkte na Small Gods op tien. Of meer. Sommige verdwenen in de lade, andere gingen de vuilnisbak in en enkele bleef hij met zich meedragen. Le mensonge naar een kortverhaal van Dostojevski. Een scenario op basis van het boek De Leraar van Bart Kouba. ‘Als iemand ooit een boek van mij verfilmt, laat het dan deze regisseur zijn’, zou Kouba na het zien van Small Gods gezegd hebben. Toen Dimitri hem belde voor De Leraar vond hij het dan ook niet zo heel erg dat zijn rol beperkt bleef tot de spellingsfouten uit het scenario zeven. ‘Ik been het boek uit, geef het hoofdpersonage een duidelijker geschiedenis en richt me op het kannibalisme.’ Een grijns. ‘Ik twijfel er sterk aan dat het VAF er geld aan wil geven.’ VAF. Het klinkt als zo’n onomatopee in een stripverhaal. Eek. Baf. Vaf. Vlaams Audiovisueel Fonds, neen, zo veel instituut krijgen ze niet over hun lippen.

Omdat het VAF niet zo’n fan is van jullie en jullie projecten?

Dimitri: Ik vrees dat we elkaar niet begrijpen. Small Gods vonden ze slecht en ze hebben pas geld gegeven toen we voor Venetië geselecteerd waren. Dat is prima. Niemand hoeft mijn films goed te vinden. Maar waarom wilden ze me geen subsidies toekennen voor Le mensonge omdat het te weinig op Small Gods lijkt? Dat krijg ik mezelf niet uitgelegd. Anderzijds: ik heb geen zin in een schaduwgevecht met het Vaf. Ik ben al eens met mijn zatte kop tegen de grote baas uitgevaren en dat was voldoende. Misschien klopt het ook dat ik er niet in slaagde voldoende van mezelf in Le mensonge te steken. Op zich maakt het niet zo veel uit. Het VAF is er in mijn ogen vooral om ieder jaar een bepaald bedrag aan Jan Verheyen uit te keren, zodat hij weer een van zijn miserabele films kan produceren. Met de nadruk op dat laatste, want die man regisseur noemen, is een belediging voor het vak. Prima, ik zal mijn eigen weg wel gaan. Alleen zou ik graag mijn ploeg kunnen betalen bij mijn volgende film – en daarvoor heb je toch wat extra geld nodig. En ik zou graag begrijpen wat de visie van het VAF nu precies is.

Nicolas: Volgens mij heeft hun logica minder met visie dan met een principe te maken: iedereen krijgt iets. Als je lang genoeg zeurt, zul je heus wel geld krijgen. Dat slaat natuurlijk nergens op. Waarom zou je commerciële films, die sowieso hun geld terugverdienen, ook nog eens subsidiëren? Het resultaat is dat iedereen zeurt. Zelfs de Marc Punten van deze wereld vinden dat ze recht hebben op geld van de gemeenschap om hun prullen in elkaar te draaien. Dat is het spijtige van subsidies: mensen worden er lui van.

Dimitri: Op dat vlak zijn we een beetje liberaal.

Nicolas: Het is niet onmogelijk om films te maken zonder staatssteun. Denk je dat in Iran of Irak veel belastinggeld naar film gaat?

Toch naar een bepaald type film, maar ik vermoed dat je het niet daarover hebt.

Nicolas: Het bewijst in ieder geval de overbodigheid van sommige staatssteun. Misschien worden er minder films gemaakt als je zelf je geld bij elkaar moet schrapen, maar ik denk dat de kwaliteit hoger zal zijn. Ten eerste moet je productioneel twee keer nadenken voor je iets doet en ten tweede zul je jezelf minder inhoudelijke censuur opleggen tijdens het schrijven. Je bent toch aan niemand verantwoording schuldig, behalve aan jezelf. Het volgens mij logische gevolg is dat je film er artistiek sterker en scherper van wordt.

Het is de keuze voor het moelijke leven.

Nicolas: Heeft ooit iemand beweerd dat het gemakkelijk zou zijn? Je komt van school en je moet gaan werken, zo eenvoudig is het. Ik ken genoeg mensen die zeggen: ‘Ik kom van school, ik haal mijn stempelgeld op en dat is het voor de rest van mijn leven.’ Ik vind dat zever. Probeer toch dingen te doen zonder altijd hulp van anderen te verwachten.

Million dollar man

Als ze iets van hun Griekse vader erfden, dan is het die drang tot zelfredzaamheid. Hij studeerde toerisme in Athene, verhuisde naar Brussel en richtte er een reisbureau op. Ooit moest hij vijf maanden doppen, aanschuiven voor een stempellokaal – ‘Dat nooit meer’, zei hij. De schaamte was te groot. De ergernis ook. Al die verloren tijd. Het is bijna een erezaak geworden. Zijn zonen verdienen wat ze nodig hebben door reclamefilms te regisseren of te draaien.

‘Nooit gedacht dat ik het zou doen’, zegt Dimitri daarover. ‘Maar reclame is de enige reden dat we niet moeten stempelen en dan is de keuze snel gemaakt. Het is een ethiek die we allebei hebben: we willen blijven werken.’

Heb je dan toch niet een heel klein beetje het gevoel dat je je ziel verkoopt?

Nicolas: Neen, we verkopen onze ervaring en krijgen er vrijheid voor in de plaats.

Dimitri: Het is erg makkelijk om op reclame neer te kijken en te beweren dat het enkel wat mooie beeldjes zijn. De werkelijkheid is dat alle media op reclame teren. Het klopt dat er soms met geld wordt gesmeten. Verleden jaar maakte ik in Amerika een spotje voor AT&T. Het kostte een miljoen dollar, terwijl ik het voor honderdduizend dollar had kunnen draaien. Reclame is een perfecte leerschool. Je leert er omgaan met een budget, tijd, een ploeg, materiaal, montage, kostuums en decors. In dertig seconden zit soms evenveel werk als in een langspeelfilm.

Nicolas: Reclame op zich is misschien vaak absurd en onzinnig, maar met het geld dat je ermee verdient, kun je wel iets in gang zetten. Dat is wat wij proberen te doen. Small Gods is gemaakt dankzij reclame. Ik heb al geïnvesteerd in een stripverhaal en muziekgroepen zoals The Hickey Underworld. Het is toch schitterend dat je iets mogelijk maakt dat anders nauwelijks een kans krijgt. (Lacht) Op dat vlak verklaart mijn vader me dan weer gek. Hij vindt dat ik beter wat kan sparen. Voor een huis. Of minstens een stuk grond. Sparen voor later, noemt hij dat. Voor als er iets gebeurt. Ik begrijp hem wel: hij heeft een oorlog meegemaakt. Maar waarom zou je pas genieten van het leven als je genoeg gespaard hebt? Wat als je sterft voor je genoeg gespaard hebt? Dan ben je dood zonder ooit te hebben geleefd. Daar pas ik voor.

Dimitri: Het is het verschil tussen Nicolas en mij. Hij moet naar niemand kijken, maar ik heb een gezin. Als ik geld heb, stop ik dat liever in mijn eigen dromen of projecten.

Nicolas: Mijn verlangen om zelf te creëren, is ook minder groot dan dat van Dimitri. Ik heb daar veel bewondering voor. Hoe een regisseur, zoals mijn broer, maar ook een Toon Aerts, een Joe Vanhoutteghem of een Koen Mortier – alle mensen rond het Brusselse Czar eigenlijk – zo compromisloos proberen te zijn in de expressie van hun denken en voelen. Ze filmen alsof hun leven ervan afhangt. Ieder shot moet het best mogelijke zijn en daar zoeken ze heel lang naar. Soms langer dan goed is voor de gezondheid.

Het is een compromisloosheid waarmee ook Nicolas te werk gaat. Als hij een project aanvaardt, is dat omdat hij het verhaal in beelden voor zich ziet. Inhoud en vorm moeten ijzersterk zijn. Geen losse flodders die hij met wat mooi belichte plaatjes aan elkaar haakt. ‘Stront blijft stront, hoe verleidelijk je het ook verpakt’, zegt hij daarover. En dus is hij kieskeurig. Zo kieskeurig dat het soms op arrogantie lijkt en het ongeloof en ergernis opwekt. Onlangs wees hij een film met Gael García Benal af omdat hij ‘het niet helemaal zag’. De producente was furieus. Vroeg zich briesend af wie hij wel dacht dat hij was. ‘Misschien was het dom’, zegt Nicolas. Dimitri knikt. ‘Er zijn voorstellen die je niet eens hoeft te bekijken, er zijn er die de overweging waard zijn en er zijn er die je moet doen. Die film zat in de laatste categorie.’ En toch. Bij Nicolas haalt de koppigheid dan de bovenhand.

‘Een film van iemand anders moet ook mijn film zijn. Ik wil iets toevoegen. Een laag op die film leggen die alleen ik er kan opleggen. Ik heb net de opnames van Rundskop van Michael Roskam erop zitten. De laatste draaidag was ik nogal depressief. Ik vond dat ik niet echt een meerwaarde had gegeven. De regisseur viel uit de lucht, begreep niet waarover ik het had. Rundskop is een film met een goed gestructureerd scenario, met de juiste personages, een film heeft niet veel meer nodig om goed te zijn. Het is niet de bedoeling dat ik er dan een bearnaisesaus overheen kwak om toch maar een stempel te drukken. Nu ja, ik ben zelden enthousiast over wat ik zelf doe. Uiteindelijk is het slechts een keuze uit een veelheid aan mogelijkheden. Alles kan altijd anders. Of beter. Voor mij is het gewoon belangrijk dat ik binnen vijftig jaar kan terugkijken zonder schaamte te voelen.’

Dimitri: Als je vraagt wat ons bindt, is het waarschijnlijk dat. Een soort integriteit. En een hekel aan bullshit. Zelfs als we een film moeten maken met slechts tien meter rol, dan doen we dat. We zijn geen zageventen en zoeken geen excuses om iets niet te maken.

Nicolas: Verder zijn we vooral heel verschillend.

Vervelende actiescènes

Zo verschillend dat het lang leek dat hun broederband er geen was. Hun ouders gingen uit elkaar toen ze acht en tien waren. Een tijd woonden ze apart – Nicolas bij hun moeder, Dimitri bij hun vader – en hadden ze er geen flauw idee van waar de andere mee bezig was. Dimitri leek het meest te worstelen met de wereld om hem heen en wat die dan wel van hem verwachtte. ‘Noem me gerust onhandelbaar. Ik voelde me niet goed in mijn vel en kon niet met autoriteit om. Soms denk ik: het is een mirakel dat het goed is gekomen. Veel mensen passen zich aan. Ik kon dat niet. Ik ben behoorlijk fatalistisch. Je wordt geboren en in mijn ogen ben je voor honderd procent gemaakt. Ik zie dat nu aan mijn kinderen. Ze zijn uit dezelfde vader en moeder geboren, in hetzelfde bad en toch waren ze van de eerste minuut anders.’

Of het nu het lot was of iets anders: ze kwamen elkaar pas weer tegen op de filmschool. ‘Ook dat was op zich een vreemde keuze. Dimitri noch ik was op een bijzondere manier met film bezig. Ja, ik heb weleens een filmpje gemaakt met wat vrienden toen ik negen of tien jaar was, maar dat viel niet op door een of ander uitzonderlijk talent.’

Dimitri: Als ik daar nu over nadenk, besef ik dat onze moeder ons wel wees op de schoonheid van kunst. Zij was het die ons al eens naar een museum meenam en je merkte dat ze daarvan genoot. Maar of dat nu een vormende indruk heeft nagelaten?

Op zich is het dus vreemd dat jullie op de filmschool belandden?

Nicolas: Om eerlijk te zijn: het is veeleer vreemd dan normaal dat we allebei met film bezig zijn.

Dimitri: Het enige wat ik daarop kan zeggen, is dat ik op mijn zestiende The Tenant van Polanski zag en er een schok door me heen ging. Dat was zo intens, zo fysiek, dat ging helemaal door mijn lijf. Op school zelf was ik zeker niet de tofste student, maar ik was geen zeurder. Ik deed wat we moesten doen, maar in mijn afstudeerproject heb ik alles gedaan wat ze ons niet geleerd hadden. Ik heb met amateurs gewerkt en heb zelf de camera vastgehouden. Nu nog pak ik soms de camera over. Bij draaien is de tijd altijd beperkt. Het gaat vaak sneller het zelf te doen in plaats van het haarfijn uit te leggen. Het is een beetje heiligschennis, maar je mag arrogant zijn als dat het resultaat verbetert.

Nicolas: Mij hebben ze vroegtijdig van de filmschool gestuurd. Ze vonden het niet slecht wat ik deed, maar ze begrepen me niet. ‘Ga maar’, zeiden ze. ‘Als je terugkomt, krijg je geen diploma. Als je wegblijft, krijg je er wel een.’ Via Pieter Van Hees ben ik dan in een postproductiestudio in Berlijn beland. Het was uit met mijn toenmalige lief, ik kon niet terug naar school en ik moest uit mijn flat. Veel keuze was er niet. Maar door in die studio te werken, heb ik gezien hoe beelden binnenkwamen en hoe ze er bewerkt en bijgeschaafd weer vertrokken. Op een set ben ik daardoor niet bang om iets te laten mislukken. Als iets anders uitdraait dan je voor ogen had, wordt het soms interessanter. Mij gaat het erom iets creatiefs in beeld te brengen. Actiescènes vind ik alleen al daarom vervelend. Daarbij draait het om regels en trucs. Als je honderd keer een actiefilm draait, maak je als cameraman honderd keer dezelfde film. Mij gaat het niet om spitstechnologie of supersonische gadgets. Ik maak een kader. Ik probeer ervoor te zorgen dat het licht goed zit en dat het beeld de emotie vertaalt die het verhaal op dat moment nodig heeft.

Maakt dat je niet meer fotograaf dan cameraman?

Nicolas: In ieder geval ben ik meer graficus dan cameramens. In film is een beeld niet zo belangrijk, voor mij is het dat wel. Het verhaal is even dragend als het beeld. Bij een foto is dat anders. Een foto is pas goed als hij iets oproept. Een foto kan niet terugvallen op beweging, een volgend beeld of een camerawending. Een foto is een beeld dat stilstaat. Ik weet ook dat wat ik trek nooit het eindresultaat is. De bewerking is voor mij essentieel. Het is zoals een muziekopname of een schilderij van Turner. Denk jij dat hij de luchten ooit echt gezien heeft zoals hij ze schilderde? Hij projecteerde zijn visie en zijn emoties in het landschap op het doek. Dat is wat ik ook probeer: een visie projecteren.

Het boeiende is dat jullie allebei van film lijken weg te drijven?

Nicolas: Het is zo’n traag medium dat ik andere dingen moet doen.

Dimitri: Hoewel film steeds minder de essentie is, blijft het wel de manier waarop ik me uitdruk. Moet uitdrukken. Ik heb ook het gevoel dat ik het begin te kunnen. Het is het medium dat ik beheers.

Een paar weken later krijg ik een mail van Dimitri. Het VAF heeft hem subsidies toegekend voor het scenario van De Leraar. Ook al is het moeilijk luisteren naar een mail, ik hoor iets wat op opluchting lijkt.

Volgende weekBart Cannaerts

tekst Tine Hens / Foto’s Jurgen Rogiers

Dimitri: ‘Je leeft en je sterft. Tussendoor eet je wat, heb je hopelijk seks en probeer je enkele mooie dingen te maken.’

Nicolas: ‘Wat als je sterft voor je genoeg gespaard hebt? Dan ben je dood zonder te hebben geleefd.’

Nicolas: ‘Onlangs heb ik een film met Gael Garcia Bernal geweigerd. Misschien was dat dom.’

Dimitri: ‘Jan Verheyen een regisseur noemen is een belediging voor het vak.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content