DEN ELFDE VAN DEN ELFDE

Een week per jaar is varkensboer Hubert Geunings (Jan Decleir) als Prins Carnaval de koning van het dorp. Kerke heet dan Knorrendonk en zijn wil is wet. Maar macht kleeft aan een mens en Geunings zwaait bijzonder graag met de scepter in zijn eigen familie. Het is van moeten, die carnavalspret, willen of niet. En dus wurmt dochter Yvonne (Eva Van Der Gucht) zich zuchtend en steunend in een rijgjurk die een paar winters geleden waarschijnlijk wél paste, hult schoonzoon Erik (Bruno Vanden Broecke) zich in het lijf van zijn favoriete dier, de duif, en verkleden zoon Frank (Peter Van Den Begin) en schoondochter Chantal (Alice Reijs) zich in Noorman en -vrouw. Het is het moment waarnaar Hubert heel erg en de rest van de familie iets minder uitgekeken hebben, het moment waarop ze als ‘de schoonste familie van het dorp’ door de kerkdeuren zullen stappen en op het hoofd van het hoofd van die schoonste familie weer een kroon gezet zal worden. In de oren van boer Geunings klinkt tromgeroffel, schetteren de trompetten en in gedachten kronkelen de schaars geklede Braziliaanse sambadanseressen zich langs zijn lijf en leden. En dan grijpt de boer naar zijn hart. Hij glijdt weg en stort neer op de kerkvloer. De prins wordt opnieuw boer en zijn gezondheid is niet meer compatibel met de zware verantwoordelijkheid die op de schouders van zo’n prins rust. Er moet een nieuwe prins gevonden worden.

Ja, Den elfde van den elfde gaat soms ver in de theatrale dramatiek. Er wordt in de serie meer gekeken, gesnoven, gezucht, met de ogen gerold en in de verte gestaard dan er vloeiende dialogen uit de monden van de personages rollen. Het zijn binnenvetters, stuk voor stuk, daar in dat dorp aan de rand van de hedendaagse wereld, en allemaal zitten ze op een berg vol geheimen. Ooit bestond de Vlaamse audiovisuele productie voor 95 procent uit verhalen over tirannieke boeren die niet konden spreken en hun families met koppige nukkigheid in de vernieling schoffelden. Later fietste ieder zichzelf respecterende scenarist en regisseur met een wijde boog om het archetype van de Vlaamse serie heen. Men wilde vooral niet vergeleken worden met hoe men het vroeger deed. Net als in de rest van de samenleving werd de boer in de Vlaamse fictie een schaduw van zichzelf.

Tom Van Dyck en Alice Reijs, die Den elfde van den elfde samen bedachten, schreven en regisseerden, trokken de halsstarrige, norse en bonkige boer opnieuw uit de klei, stoften hem af en blonken hem op tot een boer van nu. Met een jas in Gore-Tex, jeans, gummilaarzen en varkens die evenveel antibiotica als soja vreten. Hubert zit Jan Decleir als gegoten, hij is een man van weinig woorden die zijn daden afmeet aan de blik en knik van zijn boerin (Frieda Pittoors).

Van Dyck en Reijs zetten in Den elfde van den elfde het drama dik aan, ze schuwen de ingehouden emoties en soms al te typische situaties niet. Zo is Erik een man die meer relationele momenten beleeft met zijn duiven dan met zijn vrouw, is Chantal de vrouw die haar man overeind houdt en sluit opa boer een verbond met de kleinzoon. Een verbond dat, net als in Bevergem, rond varkens draait. Maar Den elfde van den elfde moet het niet van de ironie hebben. Het is een reeks die zich niet inhoudt, die de banale esthetiek van de huiskamer omarmt en die haar personages ruimte geeft om veel te kijken en weinig te zeggen. Niets menselijks lijkt Den elfde van den elfde vreemd. Het maakt de personages, de interieurs en de situaties pijnlijk en ja, soms ergerlijk herkenbaar. Onderhuids broeit er van alles. Het is afwachten in wiens gezicht die opgekropte emoties zullen ontploffen.

****, elke zondag, 21.20, één

DOOR TINE HENS

IN DEN ELFDE VAN DEN ELFDE WORDT MEER GEKEKEN, GEZUCHT, MET DE OGEN GEROLD EN IN DE VERTE GESTAARD DAN GESPROKEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content