De zangeres van Big Thief groeide op in een sekte: ‘Voor mijn ontwikkeling heb ik met mijn vader moeten breken’
Adrienne Lenker zingt en treedt op sinds haar dertiende, breekt als tiener met haar vader en heeft tegenwoordig in Big Thief haar eigen draai gevonden. ‘Heb jij nooit eens geschreeuwd, in de wagen of zo?’
Een ijle stem, gedrapeerd over meditatief gitaargetokkel: zo kent u Big Thief-zangeres Adrianne Lenker misschien al. Maar meteen in de aanhef van nieuwe plaat U.F.O.F. stoot Lenker een afgrijselijke schreeuw uit. En dan nog één.
‘Ik voel die schreeuw dikwijls opkomen’, zegt Lenker, het haar gemillimeterd en het dunst gerolde sigaretje ooit tussen de vingers. In haar glimlach schemert een aan de dalai lama verwante alwetendheid door, die meer dan die oerschreeuw bij Big Thief lijkt te passen: in de indiefolkrock van dat Amerikaanse kwartet hoor je doorgaans – rúík je haast – de vreedzaamheid van desolate dennenwouden. Even lijken die eerder op de set van The Blair Witch Project te staan.
‘Heb jij nooit eens geschreeuwd, in de wagen of zo, alsof je echt alles kwijt moet? Dat is niet negatief. Schrikwekkend, dat wel, om alles te voelen wat er te voelen is.’
Als titel bekt U.F.O.F. een stuk minder dan Big Thiefs eerdere bekokstovingen Masterpiece (2016) en Capacity (2017). Maar als u weet dat die laatste F voor friend staat, is de gedachte erachter snel uitgelegd: in de ogen van Lenker is het onbekende er om onbevangen te verwelkomen. En op zelfgemaakte kruidenthee te trakteren.
We moeten bij het begin beginnen: je bent geboren in een sekte.
Adrianne Lenker: Mijn ouders waren zoekende mensen. Ze zochten naar antwoorden buiten het verstikkende web van de maatschappij en spoelden zo als prille twintigers aan in een gemeenschap die een eigen religie praktiseerde. Toen ik vier was, zijn ze die commune ontvlucht maar hun zoektocht naar zingeving ging onverdroten door. Het was een constant proces: een felle periode van verlichting, tot ze weer van dat specifieke geloof afvielen en iets nieuws vonden om hun leven naar te schikken.
Is dat voor een kind niet verwarrend?
Lenker: Niet echt. Ik zag het allemaal aan vanaf de zijlijn en heb hun inzichten nooit als de mijne aangenomen. Maar het wekte wel de goesting om op mijn eigen manier een diepere waarheid na te jagen. Al van kindsbeen af ben ik een zoekend wezen. (lachje) Vanuit die drang ben ik songs beginnen te schrijven.
Interview gaat verder onder het kader.
Adrianne Lenker & Big Thief
2006 Met haar vader als manager debuteert zangeres en gitariste Adrianne Lenker op vijftienjarige leeftijd met Stages of the Sun, een gladde alt.popplaat geproduceerd door Steve Hodge (als technicus bij werk van Mariah Carey, Janet Jackson en Sting betrokken)
2008 Lenker weigert een aangekondigde nieuwe plaat uit te brengen, breekt met haar vader en gaat aan het Berklee College of Music in Boston gitaar studeren.
2010 In New York ontmoet ze gitarist Buck Meek. Het duo gaat op tournee en neemt twee live-ep’s op onder de naam Buck & Anne.
2014 Met Hours Were the Birds brengt Lenker een akoestische soloplaat uit die ze vandaag als haar échte eersteling bestempelt.
2016 Big Thief debuteert met Masterpiece, een zelf opgenomen verzameling indiefolksongs, op het Saddle Creek-label van Conor Oberst. Met een campingcar toert het kwartet zo intensief dat alleen bassist Max Oleartchik er nog een vaste verblijfplaats op na houdt.
2017 Opvolger Capacity trekt de veelbelovende lijn door. Met de komst van drummer James Krivchenia valt de samenstelling van de groep in een definitieve plooi.
2018 Lenker trekt met Abysskiss, andermaal een afgestroopte bundel tokkelsongs, weer het solopad op.
2019 De derde en beste Big Thief-plaat U.F.O.F., deze keer op 4AD, ligt op u te wachten.
Waarbij je vader, zelf een salonmuzikant, zich als manager en cosongschrijver opwierp.
Lenker: Ik ben voor het eerst een professionele studio binnengestapt op mijn dertiende. Vanaf dat moment werd ik omringd door volwassenen die de beslissingen in mijn plaats namen. Ik schreef liedjes en trad op. Muziek was het enige waaruit mijn leven bestond. Maar ik kreeg de kans niet om me zoals ik zelf wilde als songschrijver te uiten. Ik luisterde al naar Elliott Smith toen ik veertien was.
Leonard Cohen, Joni Mitchell… Met hen vergeleken klonk mijn muziek gepolijst en gekunsteld. Niet dat mijn eerste plaat een lege doos was, maar ze kwam niet uit mezelf. Ik wilde ook helemaal geen carrière nastreven.
Voor mijn eigen ontwikkeling heb ik met mijn vader móéten breken. Dat is behoorlijk intens. Zeker als je het in je adolescentie doet. Maar onze relatie heeft zich ondertussen hersteld. Pas met Hours Were the Birds, de akoestische plaat die ik heb gemaakt nadat ik in Boston gitaar had gestudeerd, had ik eindelijk het gevoel: dit ben ík.
In Big Thief schrijf jij de songs, maar we moeten begrijpen dat jullie een hechte groep vormen.
Lenker: Ik ken weinig bands die zo druk toeren als wij. Mensen nemen aan dat we elkaar daardoor wel de kop kunnen inslaan, maar het is net andersom. (lachje) Op tournee besteed je maar tien procent van de tijd aan muziek maken. Daarom hebben we vanaf het begin onze vriendschap op de eerste plaats gezet. Geen conflict, irritatie, onzekerheid of probleem blijft onbesproken, niets is te klein om over te praten. We zijn elkaars spiegel. Dat maakt dat we een soort onderlinge taal hebben ontwikkeld, een intuïtie die onze muziek ten goede komt
Het moet fantastisch zijn om een boom aan je huis te zien veranderen met de seizoenen. Maar ik zou meteen weer willen vertrekken.
.
Je hebt ooit een song geschreven, Watering, waarin een vrouw die door een stalker wordt belaagd zich de op handen zijnde gruwel voorstelt, niet uit angst maar om zijn kwetsbaarheid te begrijpen. Zo’n complex perspectief krijg je op sociale media onmogelijk uitgelegd.
Lenker: Ik geloof ook niet dat er tussen goed en kwaad een afgetekende grens loopt. Ze zijn met elkaar verweven. Een van de moeilijkste elementen in elk psychisch heelproces is om de wonde te erkennen. Iets is weggenomen – onschuld vaak – en vervangen door de lelijkheid die een ander of een gebeurtenis heeft nagelaten. Die is je ingeplant, je voelt hoe ze in je leven de symbiose met je eigen lichaam en geest aangaat. Op de duur wil je dat deel dat van jezelf was weer opeisen, maar dat kost tijd. Dat proces brengt een beter begrip mee van die duisternis, stelt je in staat tot empathie. Daaruit vloeit dan weer kracht voort.
Waarom zou je als liedjesschrijfster dat inlevingsvermogen zo ver drijven? Het is alsof je vrijwillig andermans therapie overneemt.
Lenker: Ik zal je iets vertellen. Ik heb onlangs het diepe, onderliggende gevoel proberen op te roepen dat ik tijdens in de lagere school heb gevoeld: hevige angst. Elke morgen kromp mijn maag van ellende ineen als ik te voet moest vertrekken. Real stuff. Met mijn ouders kon ik daarover praten, maar op school niet. Ik zat elke dag zeven uur lang tussen klasmuren gekneld om informatie over het verleden, tijdslijnen en zo, te memoriseren. Plaats voor discussie was er niet. Laat staan dat je ooit werd gevraagd wat er op dat moment door je heen ging. Je werd afgemeten aan andere kinderen. Alleen het kwantificeerbare telde. Terwijl we als mens toch elke dag dingen voelen die ons niet duidelijk zijn. Waarom wordt ons niet geleerd daarmee om te gaan?
Ik schrijf om mezelf te begrijpen. Het volledige spectrum van emoties. Daardoor gaat het er soms hevig aan toe in mijn songs. Mijn doel is om een zo zuiver mogelijke vertaling te geven van wat er in mij beweegt. Hoewel, veel controle over wat er via de songs loskomt, heb ik niet.
Het valt op hoeveel beesten er op U.F.O.F. voorkomen. Vooral honden en duiven, maar ook kevers, motten en wormen.
Lenker: (glimlacht) Ik leer veel van dieren en de natuur. Ze vinden vaak hun weg naar mijn dromen. In From zing ik: ‘One ear to the ground, one dog at my neck.’ Dat ben ik tweemaal: de vrouw met haar oor tegen de grond én de hond. Ik kan soms hijgend wakker worden omdat ik in mijn droom achternagezeten werd door een vent met een mes. Maar aangezien die situatie in mijn onderbewustzijn voorkwam, was ík die vent. Dromenland is heel mysterieus en daar hou ik van.
Nog een lijstje. Paul, Lorraine, Randy, Haley, Mary, Betsy, Jenni, Jodi en Caroline: allemaal voornamen die in je liedjes opduiken. Wie zijn dat?
Lenker: Die namen dienen zich gewoon aan om verschillende facetten van mezelf te duiden. Stel dat een gesprek met pakweg een Charlie iets in mij losmaakt en de kiem voor een nieuwe gedachte vormt, dan is hij de figuurlijke weergave van die mutatie in mij, snap je? Ik spreek nooit in naam van iemand anders, zelfs niet fictioneel. Dat zou aanmatigend zijn. Alles waarover ik zing, valt terug te brengen tot mezelf. Ook als ik me tot mijn moeder richt – wat ik nogal vaak doe.
Zoals in Mythological Beauty, waarin je beschrijft hoe je als vijfjarige bijna het hoekje om was toen een vallende spoorwegnagel zich in je schedel boorde.
Lenker: Ja. Alleen wil ik dan niet elke keer letterlijk ‘moeder’ zeggen. Dus krijgt ze verschillende namen in verschillende situaties. Hetzelfde met mijn vader. Of mijn innerlijke kind, of mijn toekomstige ik.
De dood is niets om bang voor te zijn, sus je in Terminal Paradise: ‘Terminal, we both know / Let me rest, let me go / See my death become a trail / And the trail leads to a flower.’
Lenker: De dood is helemaal niet kwaadaardig. Het is vooral dat onbekende dat ons angst aanjaagt. Het maakt dat we elke vorm van stabiliteit of vastigheid in vraag stellen, want op elk moment kan het met ons gedaan zijn. Trouwens, dat we geboorte als iets wonderlijks en hemelsmooi zien, is ook eenzijdig. Voor de moeder is het pijnlijk, voor het kind traumatisch en als geheel bloederig. (giechelt)
In een interview met Pitchfork heb je eens geteld hoe je voor je achtste op veertien verschillende adressen hebt gewoond. Niet eens adressen vaak: een tijdlang was thuis gewoon een bús.
Lenker: Op dit moment heb ik ook geen vaste woonplaats. Ik denk er wel vaak aan om me te settelen, hoor. Het moet een geweldige ervaring zijn om één enkele boom over het verloop van vier seizoenen met eigen ogen te zien transformeren. Anderzijds weet ik beter. Ik zou meteen verlangen om te vertrekken. Ik weet niet wat het is. Rusteloosheid misschien. Ik kan alleen maar rusten met constante verandering.
U.F.O.F.
Uit op 3/5 bij 4AD. Big Thief speelt op 28/5 in de Botanique.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier