DE WITTE ORK HEEFT HET GEDAAN

EVANGELINE LILLY en ORLANDO BLOOM, als Tauriel en Legolas. De ene komt niet voor in het boek, de ander is zelfs niet bedacht door Tolkien.

Voor zijn tweede Tolkientrilogie beschikt Peter Jackson over dezelfde scenaristen, dezelfde vormgevers en (deels) dezelfde cast als voor The Lord of the Rings. En toch werkt het niet. Onder meer omdat je nu al, bij de release van The Hobbit: The Desolation of Smaug, kunt voorspellen hoe Jackson deel 3 zal pimpen.

Tijdens de negen (!) uur durende making of van de eerste Hobbit-film doet special-effects supervisor Eric Saindon een kleine bekentenis: ‘Ik viel in slaap tijdens de première.’ Hij is niet de enige. Ondergetekende bezocht drie keer de bioscoop voor An Unexpected Journey. De twee eerste keren viel ook ik in slaap. En onlangs, bij het bekijken van de recent uitgebrachte extended edition op dvd, lachten mijn kinderen zich te pletter omdat ik ook thuis tot twee keer toe begon te dutten voor ik mijn favoriete film tot het einde uitkeek.

De langverwachte Hobbit-verfilming laat dus zelfs Tolkienfans met gemengde gevoelens achter. En dat komt door de aard van de boeken zelf, en de wijze waarop Jackson daarmee omspringt.

Tolkien schreef De hobbit in 1937 als een kinderboek dat ook volwassenen charmeert. Het verhaal is vrolijk en opgewekt van toon, al is het einde toch wat grimmiger. Het werd een verkoopsucces, en dus smeekte de uitgever om méér Hobbit. Tolkien gaf hem wat hij vroeg. In 1954 verscheen In de ban van de Ring. Dat boek begint als een amusant vervolg op De hobbit, maar groeit dan uit tot een wagneriaanse worsteling tussen Goed en Kwaad. Tolkien had een hele nieuwe mythologie gecreëerd, een nieuwe imaginaire wereld van ‘Midden-Aarde’ geschapen, op meer dan duizend pagina’s uitgeschreven en in drie delen uitgegeven. Waarna hij zich verplicht zag een aantal passages uit De hobbit te herschrijven, om zijn eerste boekje in lijn te brengen met het grote verhaal dat hij intussen had geschapen. Het was een vroeg signaal dat er iets wringt tussen de twee boeken.

Toen Peter Jackson veertig jaar later begon met zijn Tolkien-filmproject, negeerde hij De hobbit en ging hij meteen voor the real stuff: de verfilming van het zogezegd onverfilmbare In de ban van de Ring. Tijdens de onderhandelingen met zijn financiers hield Jackson voet bij stuk: uit respect voor Tolkiens werk zou The Lord of the Rings uit drie films – en niet twee of zelfs maar één – bestaan. Jackson maakte ‘korte’ versies voor de bioscoop (nog altijd films van rond de drie uur), films waarin het tempo zelden zakt en het verhaal, hoe complex ook, duidelijk blijft. Daarnaast waren er voor Tolkienfans lange versies op dvd. Daarin smokkelde Jackson een aantal mooie en voor de fans erg dierbare passages die hij voor de bioscoop helaas had moeten wegknippen. Daardoor weten alleen de dvd-kijkers van de grimmige onderhandeling tussen tovenaar Gandalf en een inslecht creatuur genaamd de Mond van Sauron – een inventieve Jackson filmde alleen diens mond. En dan nog was er ook op de dvd’s nog altijd geen plaats voor talloze andere belangrijke personages uit het boek, zoals Tom Bombadil of de bosmens Ghân-buri-Ghân. Toch klaagden de Tolkienfans niet: ze zagen ook wel dat de schrappingen de films niet slechter hadden gemaakt.

NA HET IMMENSE KASSUCCES VAN THE LORD OF THE RINGS LEEK HET logisch dat Jackson dezelfde vraag zou krijgen als Tolkien: méér Midden-Aarde. Dus ook De hobbit verfilmen. Klein detail: De hobbit is vooral mínder. De Nederlandstalige editie van het boek telt 289 bladzijden, die van In de ban van de Ring 1182. Toch werd uiteindelijk beslist om De hobbit te verfilmen volgens het successtramien van The Lord of the Rings. Dus drie lange films, incluis de zo kenmerkende ‘prologen’.

Die prologen – ernstig van toon, historisch van aard – pasten wonderwel bij een überepos als The Lord of the Rings. Maar ze verknoeien de toon van een pseudokinderboek als De hobbit. Jackson begon zijn eerste film, An Unexpected Journey, met een immense uitweiding over de val van de dwergenstad Erebor, het verraad van de elfen en het verdriet van de dwergen. Knap in beeld gebracht, daar niet van, en de kijker zit helemaal in Lord of the Rings-modus. En vervolgens krijgt diezelfde kijker een lichtvoetig halfuur gepresenteerd over dwergen die met borden smijten en samen zingen. Dat was dan Tolkiens eigen inleiding. Dan al is het vechten tegen de slaap.

Zeker, Jacksons team heeft aan The Hobbit gewerkt met dezelfde zin voor detail en precisie als bij The Lord of the Rings. Wat ontbreekt, is een goed verhaal. Voor The Lord of the Rings mocht Jackson per film meer dan driehonderd boekpagina’s verknippen. Voor de eerste Hobbit gebruikte hij ‘maar’ 105 pagina’s van de beschikbare 289. Of is het ‘al’, want voor de volgende twee filmdelen samen blijven er dus amper 184 bladzijden over. Dat is een te smalle basis voor een te ambitieus project.

Dat verplicht Jackson om net het omgekeerde te doen van wat hij deed met The Lord of the Rings: in plaats van figuren en passages te schrappen voegt hij er alleen maar nieuwe bij. In deel twee, The Desolation of Smaug, mag Orlando Bloom opnieuw swashbuckler Legolas spelen. In Tolkiens Hobbit is er helemaal geen Legolas, en zeker niet diens vrouwelijke elfencompagnon Tauriel. Zij is zelfs geen vinding van Tolkien, maar een toevoeging van Jackson. Net zoals de (te) grote witte ork genaamd Azog. In het boek doet dat creatuur niet zelf mee, in de film verpersoonlijkt Azog opzichtig het kwaad.

Zo wordt de verhaallijn dun en voorspelbaar. Azog is zo evident dé nemesis van dwergenkoning Thorin Eikenschild, dat nu al te voorspellen valt hoe Peter Jackson de ultieme finale in deel drie naar zijn hand zal zetten. Welk lot Tolkien destijds bedacht voor Thorin Eikenschild, moet u zelf maar lezen. Wat Jackson met hem van plan is, durven we nu al te raden: hij wordt eigenhandig gedood door Azog, eventueel door diens zoon Bolg. We kunnen ons vergissen, maar we denken het niet. Want om een beminnelijk boekje op te pimpen tot een driedelig pseudo-epos, moet Peter Jackson wel gebruik maken van truken en technieken. Het resultaat daarvan heeft de oude Tolkien zelf ooit beschreven, toen hij zijn favoriete hobbit Bilbo Balings laat zeggen: ‘Ik voel me helemaal dun, min of meer uitgerekt, als je weet wat ik bedoel: als boter die over te veel boterhammen is uitgesmeerd.’

THE HOBBIT: THE DESOLATION OF SMAUG

Vanaf 11/12 in de bioscoop.

DOOR WALTER PAULI

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content