De tussenstand
De Gents-Oostendse kunstenaar Max Kesteloot presenteert in het Brusselse Centrale for Contemporary Art een expo die naar de titel Good Lost Corners – Places That Appeal to Me luistert.
Dag Max. Alles goed?
Max Kesteloot: Ja, hoor. Ik heb me zo goed mogelijk voorbereid op dit interview: ik zit comfortabel in mijn auto langs de kant van de weg, ik eet een appel en rook een sigaret. Allemaal dingen die ik graag doe.
Mag ik even je comfort verstoren en je verzoeken het concept van je expo in een zin of vijf toe te lichten?
Kesteloot: Dan is mijn antwoord dat ik de vragen liever vooraf had gekregen. (lacht) Vorig jaar in september heb ik mijn hand gebroken, waardoor ik niet in mijn atelier kon werken. Ik heb dan met mijn andere hand achttien korte verhalen getypt, bij evenveel foto’s die ik doorheen de jaren heb gemaakt. Daar is een boek uit voortgekomen en de expo bouwt weer verder op dat boek. Een foto is voor mij geen eindpunt: ik zie mijn werk als schilderijen. In de expo krijg je dus die ‘schilderijen’ maar ook de verhalen als audio erbovenop, waarmee ik de toeschouwer uitnodig om een eigen narratief te verzinnen.
Die uitleg telt toch wel exact vijf zinnen, zeker.
Kesteloot: Check! Je zult me nu waarschijnlijk vragen wat ik op cultureel gebied heb onthouden van de jongste maanden. Eerst dacht ik om dit interview níét te doen, omdat ik te weinig zou kunnen bijdragen. Anderzijds blijkt daaruit ook wel mijn praktijk. Ik probeer mijn prikkels namelijk te beperken. Als ik een boek lees en tegelijkertijd schrijf, merk ik dat het boek mijn eigen realiteit te veel beïnvloedt. Zo heb ik Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer aan de kant moeten leggen toen ik met mijn eigen verhalen bezig was. Maar in de helft die ik al heb gelezen, vond ik het treffend hoe hij over reizen schrijft: we zijn allemaal tegen toerisme, maar doen er zelf wel aan. Pfeijffer is enorm goed in zelfrelativering.
Wat heb jij tijdens de lockdown uitgespookt?
Kesteloot: Een boek voor de twééde keer gelezen, wat voor mij een primeur is, denk ik: The Wind-Up Bird Chroniclevan Haruki Murakami. Net doordat ik het ken, kon ik het deze keer brainless lezen. Want dat is voor mij wel een grote functie van een boek, film of gelijk wat: dat ik mijn kop even kan uitzetten. De grote kracht van dat boek is dat het zodanig open geschreven is dat het de lezer het gevoel heeft dat het over hem- of haarzelf gaat. Dat probeer ik als kunstenaar ook te doen: het werk openlaten voor een eigen invulling door de toeschouwer.
Genoteerd.
Kesteloot: Wat mij van de laatste drie maanden het meest is bijgebleven – en lach nu niet – is Ik haal alles uit het leven, de realitysoap over André Hazes Jr. Echt vree goed. Als je hem in zijn hit hoort zingen van ‘leef alsof het je laatste dag is’, denk je: jaja, wat een bullshit. Tot je hem op tv ziet. Die gast is for real, dat is mooi. Ook kan ik nog melden dat ik Once upon a Time in Hollywood van Quentin Tarantino echt goed vond: atypisch en toch weer niet. Verder dan dat raak ik niet, vrees ik.
Maar het volstaat. Bedankt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier