Ook de 61e editie van het filmfestival van Cannes bood weer een uitstalraam van het beste en meest stimulerende wat de wereldcinema te bieden heeft. Twaalf toppers die u straks in de bioscoop niet mag missen.

Entre les murs van Laurent Cantet ****

Na eenentwintig jaar ging een Franse film eindelijk weer met de hoofdprijs aan de haal. En anders dan Maurice Pialat met Sous le Soleil de Satan heeft Laurent Cantet ( Ressources humaines, L’Emploi du temps en Vers le Sud) zijn Gouden Palm dubbel en dik verdiend. Ook kwam juryvoorzitter Sean Penn zijn belofte na om ‘filmmakers te bekronen met een scherp besef van de tijd waarin ze leven’. Cantet toont een klaslokaal in een middelbare school in een ruwe Parijse voorstad als een afspiegeling van de maatschappij daarbuiten, waar de grote vragen over gelijke kansen, multiculturele spanningen en het moeizame evenwicht tussen vrijheid en discipline extra resoneren. Het knappe is dat hij dit niet doet door te theoretiseren of te veralgemenen, wel door het heel concreet te maken: één schooljaar lang volgt de camera de vijfentwintig leerlingen van een klas.

Aanvankelijk lijken de losse observaties geen echte samenhang te vertonen, maar geleidelijk sluipt er toch een intense dramatische lijn in de film. Die bestaat hoofdzakelijk uit de verbale uitwisselingen en confrontaties tussen de gedemotiveerde leerlingen en hun leraar Frans, die zich uitslooft om hun interesse te wekken. Dat beide partijen een totaal andere taal spreken – het officiële bekakte Frans tegenover de omgangstaal van jongelui – is vaak de oorzaak van de vele wrijvingen. François Bégaudeau schreef niet alleen zelf mee aan het scenario naar zijn roman over zijn ervaringen als leraar, maar neemt ook de hoofdrol voor zijn rekening. De adolescente acteurs lijken zichzelf te spelen en de meeste scènes zijn gegroeid uit improvisatiesessies. Daardoor werd Entre les murs her en der verkeerdelijk als een semi-documentaire bestempeld, terwijl het wel degelijk om een speelfilm gaat. Maar dan wel een die zoals vele opmerkelijke inzendingen op dit ‘ festival du réel’ een fascinerende mengvorm van feiten en fictie offreert.

Le Silence de Lorna van Jean-Pierre en Luc Dardenne ****

De Dardennes hebben hun stijl wat aangepast. Afgezwakt is hij niet, maar wel minder hard en radicaal. De camera is minder nerveus en zit de personages niet zo dicht meer op de huid. Onder de wat zachtere oppervlakte van de eerste film van de Waalse broers die zich in Luik afspeelt, schuilt echter een even sterke en taaie film als hun Seraingkwartet ( La Promesse, Rosetta, Le fils en L’Enfant). Weerom is dit een verhaal van verlossing in een wereld van sociaal geweld en worden de morele dilemma’s en menselijke drama’s even meeslepend en intens in beeld gezet als in een spannende thriller. Deze keer is de medeplichtige een uit Albanië gevluchte vrouw (Arta Dobroshi), die via schijnhuwelijken het kapitaal wil vergaren om haar grote droom, een eigen snackbar, te realiseren. De Dardennes spinnen variaties op dezelfde thema’s, maar doen dat met zo’n gevoel voor nuance, eerbied voor de complexiteit van menselijk gedrag en afkeer van politiek correct denken (het zijn de minderbedeelden zelf die in een genadeloze materialistische logica terechtkomen en degenen vertrappelen de er nog slechter aan toe zijn) dat je ademloos zit toe te kijken. Voor de eerste keer wagen de Dardennes zich ook aan een expliciete liefdesscène. De jonge vrouw die elke intimiteit met de jonge drugsverslaafde (Dardennegetrouwe Jérémie Renier) die ze hoort op te offeren, probeert te vermijden, wordt op zeker ogenblik toch meegesleept door haar tegenstrijdige gevoelens van verlangen, compassie en geforceerde onverschilligheid. Het enige hartstochtelijke moment tussen hen beiden wordt met zo veel kracht en pudeur in beeld gezet dat het meteen een van de mooiste liefdesscènes is die u ooit zal hebben gezien.

Three Monkeys van Nuri Bilge Ceylan ****

De Turkse arthouseauteur van Distant en Climates gooit het in Three Monkeys over een andere boeg. Inhoudelijk tenminste, want hoewel de film noir-achtige dramatiek nieuw is voor hem, maakt hij nog steeds gebruik van de streng formalistische stijl in de traditie van Antonioni, gebaseerd op lange instellingen, uitermate expressieve beeldcomposities en het verbeelden van mentale roerselen en met als toegevoegde waarde de extreme dieptescherpte van de digitale drager. Alles begint met een fataal ongeval: een provinciale verkiezingskandidaat rijdt een man aan en laat zijn chauffeur ervoor opdraaien om zijn carrière niet te schaden. Terwijl die tegen betaling een jaartje in de cel doorbrengt, gebeuren er thuis zaken die het daglicht niet mogen zien en raken zijn echtgenote en tienerzoon verstrikt in een web van leugens en (zelf)bedrog. Uiteraard moet Ceylan het niet hebben van grote ontladingen en directe confrontaties, maar zijn het vooral de onheilspellende stiltes, de onwil tot communicatie en het passief ondergaan van onhoudbare situaties die onder de rimpelloze oppervlakte een mijnenveld van onderhuidse spanningen suggereren.

Un conte de Noël van Arnaud Desplechin ****

Agressief verbaal, overladen, gechargeerd, geagiteerd, vitaal, uitputtend. En echt Frans! Vele Vlaamse critici veegden lustig de vloer aan met het nieuwe opus van Arnaud Desplechin ( La Sentinelle, Esther Kahn en Rois & Reines), maar ik moet bekennen dat ik een grote fan ben. Desplechin, die soms ten onrechte tot een apostel van de cinéma intello rive gauche wordt gereduceerd, is vooral een cineast die ogenschijnlijke tegenstrijdigheden gedurfd met elkaar laat botsen. Zo maakt hij met Un conte de Noël een eigentijdse familiekroniek, maar gebruikt hij daarvoor verhalende technieken die teruggrijpen naar de narratieve rijkdom en detaillering van de negentiende-eeuwse romankunst. Briljant in dit relaas van een familiereünie tijdens de kerstdagen in Roubaix is ook het spelen met bruuske registerveranderingen, van morbide tragedie tot absurde komedie en van vaudeville tot theatrale soap. De ouders en kinderen, broers en zusters en vrienden en verwanten worden allemaal geplaagd door oude vetes, onverteerde trauma’s, haat-liefdeverhoudingen, erfelijke ziekten en mentale deficiëntie. Aftakeling en dood spelen hen parten, maar ze gaan alle kwalen en malaise te lijf met een vraatzuchtige energie en een bevreemdende mix van boosaardigheid en strijdlust. Chiaro Mastroianni, Mathieu Amalric en een koninklijke Catherine Deneuve (bekroond voor haar hele oeuvre) voeren de polifonische cast aan.

Waltz with Bashir van Ari Folman ***

Als de grote verliezer van Cannes één prijs verdiende, dan wel die van originaliteit. De Israëlische cineast Ari Folman vindt hier zowaar zelfs een nieuw menggenre uit: de documentaire animatiefilm – of moeten we geanimeerde documentaire zeggen?

De monochrome tekeningen zijn prachtig gestileerd, de scènes nu eens hallucinant (zoals de achtervolging met de zesentwintig razende honden waarmee de film opent), dan weer sensueel (zoals de regisseur met zijn kameraden naakt zwemmend in de zee en zich afdrogend op een onheilspellend desolaat strand). Samen vormen ze een moza-iek van gereconstrueerde herinneringen aan een traumatische oorlogservaring: de regisseur maakte in 1982 deel uit van de Israëlische troepen die bij de inval van Libanon de militie van christelijke Falangisten lieten begaan bij het afslachten van Palestijnse vluchtelingen in de kampen van Sabra en Shatila.

Elève libre van Joachim Lafosse ***

Okay, de kleine Vlaamse triomf van Aanrijding in Moscou ( Moscow, Belgium voor de internationale markt) op de Semaine de la critique was aardig meegenomen, maar de Vlaamse film reikt toch niet aan de enkels van het beste van de Franstalige Belgische cinema zoals die in Cannes geserveerd werd door de Dardennes (zie hoger) en door de relatieve nieuwkomer Joachim Lafosse. In zijn vierde langspeler tekent Lafosse ( Nue propriété) het subtiel geschakeerde portret van een adolescent (een uitstekende Jonas Bloquet) die goed met een tennisracket overweg kan, maar er op school een potje van maakt. Zijn ouders bekommeren zich niet erg om zijn studies, al zijn er gelukkig wel de vrienden van zijn moeder die zich over hem ontfermen. Het zijn lieden die er vrijgevochten ideeën op na houden en hem niet alleen helpen om zijn schoolresultaten op te krikken, maar hem ook in het ‘echte’ leven inwijden. Tenzij die twee natuurlijk keerzijden van eenzelfde medaille zijn. De grote troef van deze met superieure beheersing in beeld gezette film is dat de dingen nooit eenduidig zijn. Zo weet je nooit goed waar de emancipatie ophoudt en de perversiteit begint. En zijn de volwassen vrienden niet louter seksuele agressors of is de adolescent niet louter onschuldige prooi. Het resultaat is een provocerende denkoefening in het post-Doutroux-tijdperk, waarin men zo graag alles op een hoopje gooit. Bovenal is dit in zijn bedrieglijke eenvoud bijzonder knappe en volwassen cinema, waarin het medium wordt gebruikt om troebele zones in meester-pupilrelaties te exploreren.

Afterschool van Antonio Campos ***

`

De grote revelatie van Cannes 2008 was de eerste langspeelfilm van de 24-jarige Amerikaanse wonderboy Antonio Campos, die al op zijn dertiende naar de New Yorkse filmacademie ging. Je zou hem een kruising kunnen noemen tussen Gus Van Sant (om de liefdevolle voyeuristische kijk op ontwrichte adolescenten) en Michael Haneke (om de klinische observatie, kille afstandelijkheid en provocerende/ confronterende toon). Protagonist is Robert (Ezra Miller), een introverte nieuwkomer in een chique school aan de oostkust, die zich gaarne afrukt bij het surfen naar geweldporno. Als hij zelf de DV-cam ter hand neemt, legt hij ongewild de dodelijke overdosissen van twee tweelingzussen vast. Uit het moeizame rouwproces bij de scholieren groeit een fascinerende bespiegeling over de andere beleving van de werkelijkheid, het verwerken van verdriet en uiten van gevoelens in het internettijdperk. Dit alles werd gefilmd in een strenge, ceremoniële stijl met lang aangehouden shots, trage zooms en ijle beeldcomposities waarin veel offscreen gebeurt.

Il Divo van Paolo Sorrentino ***

De twee terecht bekroonde Italiaanse inzendingen – Il Divo en Gomorra (zie verder) brachten even de grote periode van de Italiaanse politieke cinema uit de jaren zestig en zeventig in herinnering. In vorige films ( L’Amico di famiglia en Le Conseguenze dell’amore) werkte de maniëristische stijl van Sorrentino behoorlijk op de zenuwen, maar in Il Divo (Prijs van de jury) past zijn opera-achtige mise-en-scène met burleske accenten wonderwel bij zijn onderwerp: de ongrijpbare Italiaanse politicus Giulio Andreotti, die naar verluidt woedend zou zijn omdat men niet op zijn dood gewacht heeft om met dit ontluisterende pamflet op de proppen te komen. Deze duistere ceremoniemeester van de Democrazia Christiana was zeven keer premier en vijfentwintig keer minister en wordt hier gelinkt aan nagenoeg alle schandalen (corruptie, moordaanslagen, maffia, verdachte zelfmoorden, de ontvoering van Aldo Moro en terreur van de Rode Brigade) uit veertig jaar politieke chaos in naoorlogs Italië. Sorrentino en zijn acteur Toni Servillo portretteren Andreotti als een gebochelde Nosferatu die schuifelend door de glimmende gangen van paleizen en machtscenakels wel de incarnatie lijkt van de occulte monsterverbonden tussen staat, vrijmetselarij, maffia en Vaticaan.

Gomorra van Matteo Garrone ***

Wie zich ooit heeft afgevraagd hoe er dioxine in zijn mozzarella terechtkwam, krijgt het antwoord in deze met de Grand Prix bekroonde filmversie van de ophefmakende onderzoeksroman uit 2006 van de Italiaanse journalist Roberto Saviano, die omwille van zijn onthullingen over de Napolitaanse maffia nog altijd ondergedoken leeft. Regisseur Matteo Garrone ( Primo amore en L’Imbalsamatore) hangt in een efficiënte pseudo-documentaire stijl een schokkend beeld op van hoe het fenomeen van de comorra zich tot alle geledingen van de Italiaanse maatschappij vertakt en een parallelle economie creëert die via joint ventures met andere onderwereldorganisaties tot een geglobaliseerd misdaadimperium uitdeint. De regisseur mengt vijf verhalen en een dozijn personages (onder wie kinderen die hun eerste stappen op de criminele ladder zetten, dwaze tieners die zich aan Scarface spiegelen, een meester-kleermaker die van twee walletjes eet en onfrisse figuren die toxisch afval illegaal dumpen). Allemaal vormen ze een radertje in een morbide cyclus van uitzichtloos geweld.

Two Lovers

Ook zonder een misdaadintrige blijft James Gray trouw aan zichzelf. Nogal logisch: de persoonlijkheid van een regisseur blijkt soms minder uit zijn onderwerpenkeuze dan uit de stemming die zijn films oproepen. Ook Two Lovers is elegisch van toon en straalt een tastbare treurnis uit. Joaquin Phoenix speelt een suïcidale dertiger die door zijn adoptieouders aan een keurig meisje – en de dochter van een bevriende zakenrelatie – wordt gekoppeld, maar echt valt voor een labiel buurmeisje (Gwyneth Paltrow). Wat voor Woody Allen een springplank zou zijn voor afgezaagde oneliners en neerbuigende grappen, is voor Gray de materie voor een met angstvallige precisie in scène gezet romantisch drama over amoureuze dilemma’s, levenspijnen en onvervulde verlangens. Two Lovers is bijna even mooi, aangrijpend en ingetogen zwaarmoedig als James Grays perfecte misdaaddrama’s ( Little Odessa, The Yards en We Own the Night).

Vier nachten met Anna van Jerzy Skolimowski ***

Een van de evenementen van de parallelsectie Quinzaine des réalisateurs was de comeback van de Pool Jerzy Skolimowski ( Walkover, Le départ en Deep End), nu een wat vergeten cineast, maar in de jaren zestig een van de Oost-Europese tenoren van de cinematografische revolutie. Met zijn kenmerkend gevoel voor het absurde en het zwartgallige observeert Skolimowski de obsessie van een wat ruw ogende man (een lijkenverbrander bij het lokale ziekenhuis in een tijdloos dorp) voor een niet eens erg aantrekkelijke verpleegster. Zonder haar wakker te maken of geweld aan te doen dringt hij ’s nachts haar slaapkamer binnen, gewoon om in haar nabijheid te zijn en haar intimiteit te delen. Vier nachten met Anna toont het leven en de liefde als tragikomische farce, raak gevat in een hyperminimalistische stijloefening.

Serbis van Brillante Mendoza **

De goedkoopste film in competitie was zeker dit vluggertje uit de Filipijnen dat in een race tegen de klok net zijn screening in Cannes haalde: de opnames begonnen pas op 21 maart en duurden slechts twaalf dagen. Geen nood, wat Mendoza te kort kwam in centen en technische middelen, compenseerde hij in slordige energie en onstuimige creativiteit. Hij volgt het wel en wee van een familie die in het noordelijke Angeles een pornobioscoop bestiert in wat ooit een glorieuze filmtempel was. Zijn opgewonden camera trekt door een smerig en vochtig labyrint van trappen, gangen, zalen en steegjes. Hij ontdekt er een excentrieke mix van mensen die op het eerste gezicht met elkaar vloeken, maar toch voor een bizarre harmonie zorgen. De verwaarloosde cinemazaal is als een chaotisch bordeel waar alles verkocht en verhandeld wordt, maar ook een toevluchtsoord dat troost, ontlading en geborgenheid biedt en steeds door het oorverdovende verkeerslawaai van de buitenwereld wordt bedreigd.

Alle besproken films komen in het najaar in de bioscoop, enkel Vier nachten met Anna en Afterschool hebben voorlopig nog geen Belgische distributeur.

Door Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content