Vijf jaar zijn voorbijgegaan sinds Apichatpong Weerasethakul de Gouden Palm won voor Uncle Boonmee. Veel is de Thaise topregisseur in die tijd niet veranderd. Zijn nieuwe film, Cemetery of Splendour, is als vanouds onwerelds. ‘Het is misschien wel mijn laatste Thaise film. Ik wil mezelf niet verraden.’

Martin Scorsese is fan. Paul Thomas Anderson noemt hem zijn favoriete regisseur van dit moment. Adil El Arbi bestempelde zijn werk onlangs nog als ’topcinema’ op deze pagina’s. En Tim Burton bekroonde zijn film Uncle Boonmee Who Can Recall His Past Lives in 2010 met de Gouden Palm. ‘Een prachtige, vreemde droom. Rustig, bespiegelend en boordevol verrassingen’, klonk het in Burtons laudatio.

En daar was geen woord van overdreven. De Thaise Apichatpong Weerasethakul maakt wonderlijke films. Met Cemetery of Splendour levert hij opnieuw een hypnotiserende, onuitgegeven trip af. Gespeend van geweld of surrealistische bombarie, maar met rustige vastheid, wiegt hij de kijker in een waakdroom. In een geïmproviseerd ziekenhuis houdt een oudere vrijwilligster de wacht aan het bed van een van de soldaten die ten prooi gevallen zijn aan een mysterieuze slaapziekte. Visioenen, herinneringen en eeuwenoude verhalen, al dan niet uitgelokt door een bevriend medium, vullen de tijd.

De regisseur licht met de glimlach een tip van de sluier. ‘Cemetery of Splendour is veel persoonlijker dan Uncle Boonmee. Ik ben teruggekeerd naar mijn geboortedorp, in het noordoosten van Thailand, om herinneringen op te halen en om na te gaan wat er zoal veranderd is sinds ik er vertrokken ben. Dat weerzien met de plek waar ik vijftien jaar van mijn leven heb doorgebracht, was behoorlijk emotioneel. Er is zoveel veranderd. Al heb ik er vreemd genoeg uiteindelijk voor gekozen op locaties te filmen die relatief onaangetast gebleven waren.’

De film raakt het verglijden van de tijd aan en het verdriet dat gepaard gaat met het ouder worden. Ik ben ouder geworden, mijn actrice Jenjira Pongpas (die al meer te zien was in Weerasethakuls films, onder meer in Uncle Boonmee, nvdr.) is ouder geworden. Vandaar ook al die grappen over verjongingszalfjes.’

Inspiratie vond Weerasethakul in zijn eigen dromen. ‘Ik probeer uit te drukken wat ik voel en zie wanneer ik droom. Of mediteer. Niet op een religieuze maar op een wetenschappelijke manier. Nachtmerries zijn voor mij niks anders dan een mechanisme in de hersenen dat ons op het ergste probeert voor te bereiden. In Hollywoodfilms lijken dromen vaak wel schilderijen van Salvador Dalí: met veel rare vervormingen en special effects. Maar die van mij zijn – net als bij de meeste mensen, denk ik – net heel gewoontjes en narratief. Alleen is er altijd wel iets dat niet helemaal klopt en kan het verhaal onverwacht omslaan. Die shifts en stemmingswisselingen probeer ik te vatten. De film werkt eerder op een emotioneel dan op een intellectueel niveau. Het gaat over verdriet, verdrukking, niet weten of je nu slaapt of wakker bent, en hoe verstikkend dat gevoel kan zijn.’

Net als in Uncle Boonmee duikt Weerasethakul weer gretig in de wereld van mediums, geesten, goden en reïncarnatie. ‘Het is sterker dan mezelf. Ik ben opgegroeid in een cultuur van mythes. Zeker in het noordoosten leeft het animistische geloof van de Khmer zeer sterk. Mensen kijken er voorbij de werkelijkheid en zien overal de hand van een godheid. Onlangs nog was het zo heet dat het beton ergens aan het smelten ging. Waarop er onmiddellijk dorpelingen toestroomden om te bidden, alsof er magie in het spel was. Maar dat verhaal haalde niet eens de voorpagina’s: zoiets vindt men er heel gewoon. Niet dat ik zelf denk dat daar iets aan de hand was, maar het weerspiegelt wel hoe doordrongen we zijn van ons geloof. En dat beïnvloedt ook de manier hoe we tegen leven en politiek aankijken. We leggen ons bij ons karma neer: we zijn verondersteld ons te onderwerpen, maar dat houdt ons tegen om voor onze vrijheid te vechten.’

Cemetery of Splendour gaat niet toevallig over soldaten die niet wakker worden. In mei vorig jaar maakte Thailand zijn twaalfde militaire staatsgreep sinds 1932 mee. Generaal Prayuth Chan-o-cha greep naar eigen zeggen de macht om een einde te maken aan het escalerende geweld tussen geel- en roodhemden. Maar de beloofde nieuwe verkiezingen zijn nog altijd niet uitgeschreven en ondertussen worden demonstranten hard aangepakt. ‘In Thailand is het leger oppermachtig, generaals hebben meer te zeggen dan de premier. Soldaten voer ik sinds Tropical Malady (2004) op als een symbool van macht, een symbool dat ik tegelijk afstotelijk en aantrekkelijk vind. Ik voel me seksueel aangetrokken tot het uniform en de autoriteit die ‘de soldaat’ uitstraalt, maar ik haat dat het leger zich met de politiek bemoeit.’

Weerasethakul worstelt met de vraag of hij als kunstenaar in Thailand nog eerlijk voor zijn mening kan uitkomen. ‘De situatie wordt stilaan onhoudbaar. Er zijn het voorbije jaar veel mensen in de cel of in heropvoedingskampen beland. Ze moeten een document ondertekenen waarin ze beloven niet actief aan politiek te doen. Doen ze dat niet, dan worden ze vervolgd en hun rekeningen bevroren. Gevolg, de meeste Thai tekenen gewoon. Onder hen ook verschillende geëngageerde vrienden van me die zich hadden geroerd op de sociale media.

Cemetery of Splendour is de film die ik wilde maken, maar mogelijk is dit wel mijn laatste Thaise film. Want soms moest ik mijn toevlucht nemen tot symbolen omdat ik de dingen niet bij naam mag noemen. Het wordt steeds lastiger om jezelf niet te verraden. Zeer frustrerend. Dat verstikt me.’

CEMETERY OF SPLENDOUR

Vanaf 2/9 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

Apichatpong Weerasethakul ‘IN HOLLYWOODFILMS LIJKEN DROMEN VAAK WEL SCHILDERIJEN VAN SALVADOR DALÍ. DIE VAN MIJ ZIJN NET HEEL GEWOONTJES. ALLEEN IS ER ALTIJD WEL IETS DAT NIET HELEMAAL KLOPT. DAT WIL IK TONEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content