DE POSTERBOY VAN BELGICA

© ALEXANDER POPELIER

Een handvol scènes en één café-entree: meer had Boris Van Severen niet nodig om tot het opvallendste gezicht van Belgica uit te groeien. De zoon van ontwerper Maarten Van Severen en de kleinzoon van kunstenaar Dan Van Severen is goed op weg een nieuw hoofdstuk aan de familiegeschiedenis te breien. ‘Maar riskeer het niet om mij met Robert De Niro te vergelijken.’

‘Wow. Dat lijkt er inderdaad heel hard op. Zou Felix dat weten?’

‘Sowieso. Het is als knipoog bedoeld.’

‘Raar dan, dat hij dat niet tegen mij heeft gezegd op de set. Ik wist van niks.’

Boris Van Severen houdt zijn gsm schuin vast, YouTube staat open. Hij kijkt voor het eerst naar de iconische intro van Robert De Niro in Mean Streets (1973): Johnny Boy die met een vrouw onder elke arm, badend in rood licht, zijn entree maakt op Jumpin’ Jack Flash van The Rolling Stones. Zelfs op vijf bij drie centimeter en met een schraal geluid ziet De Niro er cool uit.

Er is een reden waarom Van Severen net die beelden bekijkt. In Belgica liet Felix van Groeningen hem die scène losjes overdoen in leren jasje, enkellaarzen, skinny jeans en met exact dezelfde cool. Iets waar hij dus net op geattendeerd is. Het is min of meer het grootste cadeau dat Van Groeningen aan zijn debutant kon geven: geen kijker die zich tijdens Van Severens entree niet afvraagt wie hij is. Door de grote poort binnenkomen, heet dat.

‘Maar riskeer het niet om mij met De Niro te vergelijken’, zegt hij.

‘Uiteraard niet.’

‘Ja maar echt, hé.’

‘Beloofd.’

BORIS VAN SEVEREN, 26, is de kleinzoon van abstract kunstenaar Dan Van Severen, zoon van meubelontwerper Maarten Van Severen en kleine broer van Hannes en David Van Severen, respectievelijk gerenommeerd meubelontwerper en architect. Het jongste jaar is hij goed op weg om een nieuw hoofdstuk in de familiestamboom te schrijven. In 2013 studeerde hij samen met Jonas Vermeulen af met The Great Downhill Journey of Little Tommy, een muzikale voorstelling die prompt geselecteerd werd voor Circuit X van het Theaterfestival en de publieksprijs op Theater aan Zee won. Sindsdien wordt hij zowat overal the next big thing genoemd. Hij heeft het talent en de looks, zowel in de muziek als het theater. Hij werd vast lid van het fijne gezelschap Het Kip en ging aan de slag als gitarist bij Nightman, het soloproject van Sir Yes Sirs Tijs Delbeke. En nu is er dus Belgica, waarin hij toont dat hij ook over iets anders beschikt. Davy Coppens, frontman van de fictieve The Shitz, is een klein personage in een film met heel veel kleine personages, maar achteraf is hij, louter op charisma, het gezicht dat eruit springt. Op beeld pakken: het blijft iets bijzonders in de cinema.

‘Weet je wie dat ook had?’

‘Wie?’ vraagt hij.

‘Robert De Niro.’

‘Fucker.’

HIJ LEGT ZIJN GSM WEG. We zitten in de keuken van zijn huis in Gent, niet ver van de Dampoort. Het is niet het klinische magazine-interieur dat je op basis van zijn achternaam zou verwachten, maar het ademt wel familiegeschiedenis uit. Aan de muur hangen twee schilderijen van zijn grootvader – tevens de man die hem zijn opvallende wenkbrauwen schonk. De stoelen zijn wat designliefhebbers ‘de klassieke punt nul drie’ noemen; de witte tafel is een prototype van het meubel waar zijn vader beroemd mee werd. Er zijn geen onderzetters. Uit veiligheidsoverwegingen hou ik de koffie op mijn schoot.

Je enige filmrol tot hiertoe was die van ‘klasgenoot’ in Ben X, goed voor vier seconden schermtijd. Hoe is Felix van Groeningen bij jou terechtgekomen?

BORIS VAN SEVEREN: Hij had me op Theater aan Zee zien spelen in The Great Downhill Journey of Little Tommy. Ik kende hem een beetje van vroeger: mijn oudste broers gingen met hem skaten en hij kwam wel eens bij ons thuis over de vloer. Na de voorstelling hebben we wat over en weer gemaild. Hij zei dat hij aan Belgica bezig was. En ineens vroeg hij om een cover van Lust for Life van Iggy Pop in te spelen. Voor de camera, zodat hij me aan het werk kon zien. Zonder veel nadenken heb ik dat opgenomen met de webcam. Ik had geen statief in huis, dus maakte ik een constructie van twee boekenkasten en een ladder, waar ik de microfoonkabel over gooide. Maar blijkbaar vond hij het goed: hij mailde terug dat ik op auditie mocht komen.

Davy Coppens, je personage, deelt de klinkers van zijn naam met Danny Mommens, ex-gitarist van dEUS en de helft van Vive la Fête. Ik gok dat dat geen toeval is.

VAN SEVEREN: Nee. In de prille begindagen was de Charlatan een bompacafé. Het verhaal gaat dat daar dankzij Danny Mommens verandering in is gekomen. Tijdens zijn dEUS-jaren was hij de hippe vogel die in de Charlatan rondhing. De gast die zijn platen bij had om te draaien en de schone vrouwen meepakte. Dat is in een notendop ook de rol van mijn personage: Davy Coppens is de man die de oude zakken buitenveegt en het schoon volk binnenbrengt.

Je doet het wel zonder Limburgse tongval.

VAN SEVEREN: Daar heb ik me niet aan gewaagd, nee. (lacht) Ik denk ook niet dat dat nodig was voor de rol. Ik moest vooral cool doen – dat was letterlijk de regieaanwijzing van Felix. Nu, om me voor te bereiden heb ik wel naar wat filmpjes van Danny Mommens en Tim Vanhamel gekeken, de dEUS-docu Time Is the State of My Jeans en zo. Gewoon om een idee te krijgen van hoe ze bewegen. Die lichtjes arrogante tred. Die wat verwaande blik. Een soort snelcursus ‘Hoe fucking cool zijn’.

Het gaat je wel af.

VAN SEVEREN: Dankjewel. (lacht) Evident was het niet. De eerste dagen was ik vooral onder de indruk van wat er om me heen gebeurde. Alles leek behoorlijk onwerkelijk. ‘Wat sta ik hier eigenlijk te doen tussen al die gasten?’, dat gevoel. De eerste scène die ik moest draaien, was die bewuste café-intro van Davy. Ik weet nog dat ik buiten aan café Afsnis (waar de film werd gedraaid, nvdr.) in de kou stond te wachten tot er actie geroepen werd. Ik had hartkloppingen en er zat een trilling in mijn handen. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Shit, ik moet hier zo meteen wel cool zijn.’ Het is een klein mirakel dat ik er in die scène als een verwaande rocker uitzie.

Ik denk dat Felix daar voor veel tussenzit. Ik heb een paar gastrollen in tv-series gespeeld: dat is echt een geroutineerde machine waar je ’s morgens in stapt en ’s avonds weer buiten gaat. Felix slaagt erin een soort familiesfeer te creëren op de set. Hij geeft je het gevoel dat hij trots is dat je erbij bent. En vooral: er was tijd. Davy Coppens is maar een klein personage in de film, maar ik had twintig draaidagen. Belgica was een hectische trip, maar op de set heerste een soort comfortabele rust. Als je als jonge acteur net komt kijken, helpt dat enorm.

Wat was de coke eigenlijk?

VAN SEVEREN: De wat?

De cocaïne.

VAN SEVEREN: Ah, waar due van gemaakt was? Babylaxeermiddel, versneden met vitamine C. Ik heb me laten vertellen dat dat de traditionele filmcocaïne is. Poedersuiker plakt te veel, witte bloem klontert en echte cocaïne is gewoon geen goed idee. Al was dat laxeermiddel achteraf bekeken ook niet ideaal. Tom Vermeir en ik zaten alle twee met serieuze sinusitis tegen het einde van de opnames. (lacht)

Tijdens de muzikale scènes zou je als kijker zweren dat er niet alleen vitamine C rondging: zelden zulke energieke en opgefokte figuranten gezien.

VAN SEVEREN: Opnieuw, dat is vooral Felix’ verdienste. Hoe hij een set, puur op enthousiasme, weet op te zwepen is ongelooflijk. Soms ging dat ook vanzelf. Ik herinner me de dag nog waarop we de livescène van How Long van The Shitz opnamen. Stephen en David Dewaele hadden het nummer geschreven en het ons aangeleerd. Voor de opnames moesten we het voor de eerste keer live spelen voor een vol café. Bij de eerste take bleef het publiek muisstil. ‘Wat is dit hier?’ dachten we. En dan speelden we het een tweede keer en het hele café begon uit volle borst de tekst mee te brullen. Nog nooit gezien. We hebben de scène moeten overdoen omdat iedereen té enthousiast was. Je hoorde mij zelfs niet meer zingen in het refrein.

Grappig wel: ik hoor dat het dezer dagen aanvragen regent om met The Shitz ook echt live te spelen. Min of meer het ultieme compliment voor een fictieve band.

VAN SEVEREN: Er is veel interesse, ja, maar we weten nog niet wat we ermee gaan doen. Op zich zouden we wel een set van een dik half uur kunnen vullen. Ik schrijf zelf ook muziek, die songs zouden wel voor nummers van The Shitz kunnen doorgaan. Maar we zitten met een paar andere vragen. De helft van de band is Boris en Sarah Yu Zeebroek van Hong Kong Dong: is het voor hen een goed idee om met een fictieve band te gaan spelen? Is het überhaupt een goed idee om met een fictieve band te gaan spelen? Melken we het dan niet uit? De antwoorden daarop hebben we voorlopig nog niet.

Ben jij eigenlijk een acteur of een muzikant?

VAN SEVEREN: Beide, denk ik. Ik heb nooit tussen die twee kunnen kiezen.

Wat ben je van opleiding?

VAN SEVEREN: Ik heb kleinkunst gestudeerd aan het Conservatorium van Antwerpen, de vroegere Studio Herman Teirlinck. Precies om die reden: ik wilde niet alleen gitaar of alleen acteren studeren. ‘Kleinkunst’ klinkt een beetje oubollig, maar het is een richting waar je zowel spel- als muzieklessen krijgt. Je bent bezig met teksten, zowel voor theater als voor muziek. Dat was waar ik naar op zoek was.

Mijn eerste liefde was muziek. Mijn vader en mijn broer drumden. Er stonden bij ons thuis altijd platen op. Captain Beefheart, Nick Cave, Guns N’ Roses, L7, Suzanne Vega. Alles door elkaar. Ik denk dat ik vijf was toen ik mijn eerste Fisher-Price-gitaar kreeg. En later ben ik les gaan volgen bij Geoffrey Burton, de gitarist van onder meer Daan en Arno. Maar in mijn tienerjaren ben ik bij de Kopergietery jeugdtheater beginnen spelen. Een heel fijne tijd – we kwamen in half Europa – en dat lag me even goed. Ik wilde niet kiezen tussen de twee – en eigenlijk wil ik dat nog altijd niet.

Het is niet de makkelijkste combinatie. Er is doorgaans iets ongeloofwaardigs aan acteurs op een rockpodium, alsof ook dat een rol is die ze spelen.

VAN SEVEREN: Heel eerlijk: dat vind ik niet relevant. Ik wil daar zelfs niet over nadenken. Ik ga niet stoppen met muziek om geloofwaardig te zijn als acteur. Of omgekeerd. Jonas Vermeulen, met wie ik afgestudeerd ben, heeft dat ook. Hij is gitarist bij Psycho 44, maar evengoed speelt hij in Den elfde van den elfde. Als je het goed doet, zijn theater en muziek prima te combineren.

‘NOG KOFFIE?’

‘Graag. Alleen…’

‘Alleen wat?’

‘Heb je een onderzetter of zo? Ik houd mijn kop al de hele tijd vast uit schrik om koffiekringen te maken op een Van Severen.’

Ik wijs naar het witte tafelblad.

‘Zet er maar gewoon op’, antwoordt hij. ‘Mijn vader zei altijd dat materiaal moet leven. De tafel bij ons thuis stond ook altijd vol wijnvlekken, koffiekringen en alcoholstift. Dat vond hij net tof. De vergankelijkheid van het materiaal. We hadden een onbehandelde leren zetel staan: ook vol vlekken. Hij wilde dat je aan zijn meubels kon zien wat voor een persoon ze bezat. Ik vind dat wel een schone gedachtegang.’

‘In dat geval: mag ik ook een lepeltje?’

Zonder context is het een kutvraag, maar wat zegt de tafel over jou?

VAN SEVEREN: Geen idee. Dat mijn kinderen niet al te netjes eten of zo.

Je wat?

VAN SEVEREN: Mijn kinderen. Ik heb er twee. Eentje van drieënhalf en eentje van anderhalf.

Was jij niet nog maar 26?

VAN SEVEREN: Ja. Maar mijn vriendin is vijf jaar ouder. En ik wilde altijd al jong vader worden. Wat op mijn tweeëntwintigste dus ook gebeurd is.

Had ik niet zien aankomen.

VAN SEVEREN: Dat krijg ik wel vaker te horen. (lacht) Het zal ook wel wat met mijn familiegeschiedenis te maken hebben. Mijn vader is in 2005 gestorven. Ik was toen vijftien. In de jaren daarna heb ik het heel moeilijk met mezelf gehad. Laat ons zeggen dat tot mijn negentiende mijn destructiever kantje net iets harder opgespeeld heeft. En dan leerde ik mijn vriendin kennen en heb ik een totale ommezwaai gemaakt. Misschien daarom dat ik zo jong vader ben kunnen worden: ik had het wilde leven gehad.

Van Severen is een achternaam met enige geschiedenis. Hoe was het om tegen die erfenis te moeten opboksen?

VAN SEVEREN: Eigenlijk heb ik daar weinig last van gehad. Ik zit in een heel andere branche dan mijn vader. Ik denk dat het voor mijn oudste broers veel moeilijker was. David is architect, Hannes meubelontwerper: zij hebben veel harder moeten opboksen tegen de connotatie ‘zoon van’. Ik ben ook een ‘zoon van’ – én een ‘kleine broer van’ – maar ik doe iets helemaal anders. De job van mijn vader heeft niks te maken met wat ik doe.

Niettemin: ‘excelleren’ lijkt een basisvereiste in je familie.

VAN SEVEREN: Dat valt wel mee. Misschien dat ik daarom al iets jonger met muziek bezig was dan andere kinderen. Dat wel. Mijn vader en mijn oudere broers wisten zo veel van muziek: om daarbij te horen, moest ik wel tonen dat ik ook iets van muziek wist. Meepraten om op te vallen. Maar ik denk dat iedereen met oudere broers dat wel heeft.

Wat wel is: doordat iedereen in mijn familie met creatieve dingen bezig was, heb ik zelf nooit overwogen om iets anders te doen. Die lijn kun je wel in onze familie trekken. Ik heb er nooit aan gedacht om boekhouder of dokter te worden. Ik heb altijd geweten dat ik op een podium wilde staan.

Wat trok je zo aan in dat podium?

VAN SEVEREN: De macht die je hebt.

Dat is eerlijk.

VAN SEVEREN: Dat klinkt heel fout, ik weet het. Maar het was wel zo: ik was me al heel jong bewust van de kracht die je hebt om mensen naar je te laten kijken. Dat kind dat voor de familie op Michael Jackson danste op tafel: dat was ik. Het ging zelfs verder. In mijn familie wordt regelmatig het verhaal verteld van hoe ik als zevenjarige een soort playbackshow gaf op een familiefeest en ineens een gitaar kapot begon te slaan. Echt Kurt Cobain-stijl, met de hals in de handen. Als een soort act.

Oké.

VAN SEVEREN:(lacht) Ik weet ook niet hoe ik daarop kwam. Ik was toen helemaal in de ban van Guns N’ Roses: ik vermoed dat het daar ergens vandaan komt.

Een hang naar drama?

VAN SEVEREN: Ik noem het liever een hang naar romantiek. Maar ja, misschien heeft het ook wel te maken met wat je daarnet zei: om in mijn familie op te vallen moest je net iets extremere dingen doen. Voor de duidelijkheid: nu ik wat ouder ben, is dat wel getemperd. Alles heeft zijn plaats gekregen. Ik hou nog wel van de schone dingen in het leven, maar ik verlies me er niet meer in. Als ik nu ergens ga spelen, blijf ik achteraf zelden plakken, want ik weet dat de kinderen er zijn. Ik heb mijn rust gevonden.

Ergens is dat ook waar Belgica over gaat: de spanning tussen het passionele en het stabiele leven.

VAN SEVEREN: Ik heb de keerzijde van dat passionele leven zelf van dichtbij genoeg gezien om te weten dat het niet iets is dat je voor je hele leven wil. Maar als je mij vraagt waar Belgica over gaat, is het voor mij toch in de eerste plaats een familieverhaal. Zo zie ik het toch. Een film over de onvoorwaardelijke liefde in een familie. Volgens zowat elke synopsis draait Belgica om de breuk tussen Jo en Frank. Maar volgens mij is dat niet het punt. Het punt is dat, zelfs met alles wat er tussen die twee gebeurt ze toch broers blijven. Op een bepaalde manier zijn alle wonden te helen. En geef het tijd en zelfs littekens vervagen.

Iets zegt me dat je dat ook uit persoonlijke ervaring weet.

VAN SEVEREN: Ik ben met drie broers opgegroeid. Tuurlijk weet ik dat uit persoonlijke ervaring. (lacht)

BELGICA

Nog steeds in de bioscoop.

DOOR GEERT ZAGERS-FOTO’S ALEXANDER POPELIER

‘DANNY MOMMENS WAS IN DE CHARLATAN DE GAST DIE ZIJN PLATEN BIJ HAD OM TE DRAAIEN EN DE SCHONE VROUWEN MEEPAKTE. DAT IS DE ROL VAN MIJN PERSONAGE IN BELGICA.’

‘IK WAS ME AL HEEL JONG BEWUST VAN DE MACHT DIE JE OP EEN PODIUM HEBT. IK HEB OP MIJN ZEVENDE ZELFS AL EEN GITAAR KAPOTGESLAGEN OP EEN FAMILIEFEEST. ECHT KURT COBAIN-STIJL.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content