Een lang, scherp mes, een pollepel en wat fantasie will do the trick. In Big Brother mochten de opgesloten pompoenhoofden laatst al vijftienhonderd Halloweenlantaarns maken, maar na 31 oktober zal ook in de rest van Vlaanderen het afval oranje kleuren. Waar komt Halloween, de Amerikaanse feestavond waarop kinderen in horrorkostuum met de kreet ’trick or treat’ hun buurt op stelten zetten, eigenlijk vandaan?

Halloween is een samentrekking van All Hallows Eve, de nacht voor All Hallows of All Saints – Allerheiligen dus, een rooms-katholieke feestdag waarop de heiligen worden herdacht. Een dag later, op Allerzielen, komen dan de gewone stervelingen aan de beurt. Die viering gaat deels terug op een Romeins offerfeest voor doden: de heidense Feralia van 21 februari (het einde van het Romeins jaar), in de zevende eeuw door paus Bonifatius IV vervangen door Allerheiligen op 13 mei. Het was Gregorius III die uiteindelijk 1 november officieel maakte.

Maar naast die rooms-katholieke verbondenheid is vooral de heidense invloed bepalend geweest, met name het druïdisch vuurfestival Samhain – spreek uit: ‘saaw-in’ – dat in prechristelijk, Keltisch Ierland, Schotland en Wales werd gehouden. 31 oktober was de dag waarop de zomer eindigde, de oogst werd afgesloten en de winter begon. De Kelten geloofden dat de grens tussen levenden en doden werd opgeheven, schimmen bezit wilden nemen van mensen en plaaggeesten bijzonder actief waren. Om het gevaar af te wenden, ging men verkleed in schrikwekkende kostuums luidruchtig de buurt rond, een praktijk die later door de Romeinse overheersers en de christenen in eigen gebruiken werd geïntegreerd.

Het Amerikaanse ’trick or treat’-fenomeen, waarbij de wijkbewoners kinderen op snoep of wat geld moeten trakteren of een kunstje, grapje of kwajongensstreek te verwerken krijgen, is in heel wat rurale tradities geworteld. De Kelten zetten voedsel en melk voor hun deur om de plaaggeesten te spijzen. Negende-eeuwse Europese christenen hielden op 2 november bedeltochten, waarbij ze mensen om een soort ‘zielenkoek’ vroegen en in ruil daarvoor baden om voorspoed en om het zielenheil van nabestaanden. Het feest en het gebruik, dat vaak met geweld gepaard ging (lokaal stond het ook bekend als ’the night of mischief and con’), werd rond 1840 naar Amerika gebracht door Ierse en Schotse immigranten. In het urbaan, verpauperd landschap van 19e-eeuws New York, waar kinderen verkleed als raggamuffins om pennies bedelden, werkte Halloween echter zwaar vandalisme in de hand, zodat de overheid zich genoodzaakt zag de kinderen om te kopen en ‘veilige’ vieringen te organiseren. De uitdrukking ’trick or treat’ wordt voor het eerst opgetekend in 1939.

Bij de nachtelijke escapades hoorde ook de decoratieve traditie van de jack-o-lanterns of pumpkinheads. Wellicht is die ontstaan vanuit een legende over een notoire dronkaard en oplichter – de Jack uit het woord – die na een pact met de duivel op geen genade in de hemel kon rekenen en een gloeiende kool kreeg om zijn eeuwig verblijf in de duisternis te verlichten. Jack droeg de kool in een uitgeholde raap met zich mee, maar de Ieren – altijd goed voor een vondst – ontdekten dat pompoenen zich beter lieten uithollen.

Het gemeen karakter van de trick-or-treats bereikte zijn meest recente piek in de jaren tachtig, toen de horrorcinema voor een plotse boost zorgde. In 1978 kwam John Carpenter aanzetten met Halloween, een briljant angstfestijn over Michael Myers, een jongen die als zesjarige op Halloween zijn babysitster met een gigantisch mes uitholde en jaren later uit het gekkenhuis ontsnapt om zijn ’traditie’ verder te zetten. ‘This is not a man’, waarschuwt Donald Pleasance als de psychiater die Myers acht jaar lang trachtte te benaderen en dan nog eens zeven jaar lang bezig was hem opgesloten te houden. Als Jamie Lee Curtis hem op het einde vraagt: ‘Was that the bogeyman?’, antwoordt hij: ‘As a matter of fact… it was.’ Myers is het abstracte kwaad, een geest die op Halloween komt spoken.

Al snel volgden in de bloedige jaren tachtig vier sequels (telkens met Donald Pleasance), waarvan de eerste twee nog min of meer door Carpenter werden begeleid. Nadat in Halloween II (1981) echt met Myers komaf was gemaakt, vatte Carpenter het plan op elk jaar een ‘nieuwe’ Halloween-film te maken, met telkens een ander verhaal. Maar sinds Halloween III: The Season of the Witch (1982) flopte, blijft Myers herrijzen, terwijl de kwaliteit van de films steil de dieperik is ingegaan. Eerst op het einde van de jaren tachtig in Halloween 4 (1988) en Halloween 5 (1989). Daarna in de jaren negentig in Halloween 666 (1995, met Pleasances laatste bijdrage) en H20: Twenty Years Later (1998), waarin Jamie Lee Curtis nog even mocht opdraven. En voorwaar, dit jaar mag Myers het derde millennium komen onveilig maken in Halloween: Resurrection, dat bij ons met een feilloos gevoel voor timing op de dag voor Halloween wordt uitgebracht. Waar is uw slagersmes?

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content