Al eeuwenlang inspireert de literatuur componisten en lokt ze muziek uit. Maar wat heeft, omgekeerd, de muziek ooit voor de literatuur gedaan? Op welke maat is de roman gecomponeerd? Deze week: ‘De Leeuwerik’ van Paul Claes.

[DE KLASSIEKE SCÈNE]

Sommige boeken lijken van muziek gemaakt. Omdat ze over muziek gaan, zoals Doctor Faustus van Thomas Mann of The Time of Our Singing van Richard Powers. Of omdat hun taal zelf haast muziek is, zoals Salammbô van Gustave Flaubert of Max Havelaar van Multatuli. In De Leeuwerik zet Paul Claes een symbiose van beide op. Hij vervlecht in deze twaalfde-eeuwse vertelling een stuk westerse middeleeuwse geschiedenis met de hoofse stijl en een poëtisch antropologische muziekgeschiedenis van die tijd, zonder daarbij hermetisch te worden. Bovendien loopt zijn tekst als een lied. Tussen pakweg Faust II van Goethe en dit benijdenswaardige boekje in zal je niet veel van zulke huzarenstukken vinden.

De Leeuwerik gaat over Raimon, een adellijke jongeling die vader en erfdeel verliest en van kloosterling tot pelgrim verwordt. In droom en daad dient hij zijn religieuze en artistieke imperatieven tegen elkaar in te brengen, en uiteindelijk moet hij kiezen tussen twee vrouwen, onder wie zijn moeder. Dit fragment is even leerrijk als leep:

‘Guido van Arezzo was de naam van de vernieuwer. Als monnik had hij tijdens de vespers op het feest van de Geboorte van Johannes de Doper een hymne gehoord waarvan elk halfvers telkens een toon hoger begon dan het vorige. Dat bracht hem op de gedachte telkens de eerste syllabe van elke regel te kiezen om de opeenvolgende noten een naam te geven: UT queant laxis REsonare fibris / MIra gestorum FAmuli tuorum / SOLve polluti LAbii reatum / Sancte Ioannes. In onze taal luidde dat lied als volgt: Om uw dienaren op trillende snaren / wondere dingen te laten bezingen / Zuiver van zonden hun onreine monden / Heilige Johannes. [… ] In mijn Romaanse taal, die een dochter was van het Latijn, hadden al die eenlettergrepige woorden een zin: DO was Geven, RE was Zaak, MI was Mij, FA was Maken, SOL was Zon, LA was Zij. Elke opeenvolging van noten vormde als vanzelf de tekst van een lied. Zo betekende LA SI DO RE MI FA SOL: “Als zij iets aan mij geeft schijnt de zon.”‘

[DE KLASSIEKE SCORE]

Aan dit fragment hoeft niets te worden toegevoegd: het zegt precies hoe het zit. De hymne voor Johannes de Doper was bij wijze van spreken de voorloper van ‘Do-re-mi, a female deer’ uit The Sound of Music. Ze inspireerde Guido van Arezzo (991-1033) inderdaad tot de naamgeving van de noten en een prototype van de muzieknotatie die we vandaag nog kennen. ‘Ut’ werd mettertijd door ‘do’ (van ‘Dominus’, heer) vervangen om vocale redenen, en pas in de zeventiende eeuw kwam iemand op het idee om Sancte Ioannes tot SI samen te trekken. De parallel met profane teksten die Claes hier trekt, is allicht apocrief, maar schetst wel mooi hoe taal altijd een spel is geweest. Dat ze dat nog lang mag blijven.

[DE OPNAMEKLASSIEKER]

La Fenice-Tubéry (Ambronay).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content