Een duidelijke bad guy is niet enkel handig in het geval van verkiezingen, maar ook voor de box office. Net als Washington kan Hollywood daarbij altijd terugvallen op een oude vijand: de Arabier.

‘Terroristische luieriken’, zo typeert acteur James Woods de moslimfundamentalisten die het naar zijn smaak hadden voorzien op de Amerikaanse way of life. In een tv-interview verklaarde hij: ‘Er is maar één manier om een terrorist te stoppen: zijn hoofd afhakken.’ Welkom in Hollywood, Stad van de Nuance! Hollywood gedijt bij overtrokken vijandbeelden. Nazi’s en Japanners voldeden prima als filmboef en Tinseltown liet zich in de jaren veertig enthousiast mobiliseren voor de oorlog – zelfs nog voor het publiek en de politiek er rijp voor waren. Toen dat klusje geklaard was, waren de communisten aan de beurt. Die campagne werd niet alleen via pellicule gestreden, maar raakte ook het hart van de industrie zelf: met schaamteloze hoorzittingen en zwarte lijsten werd Hollywood gezuiverd van rooie rakkers.

Het probleem van vijanden is alleen dat ze verdwijnen of vrienden worden. Duitsers en Japanners zijn tegenwoordig trouwe bondgenoten. De communisten waren hardnekkiger, maar verdwenen eind jaren ’80 van het wereldtoneel. De drugshandel – net als terrorisme een ongrijpbare vijand die als leidmotief dient voor het Amerikaanse beleid – is te abstract en niet angstaanjagend genoeg. En het Cuba van Castro, tja, daar wordt de gemiddelde Amerikaan ook niet nerveus van. Gelukkig maar dat Hollywood kan terugvallen op de enige vijand die ze sinds het begin van de filmgeschiedenis altijd in het vizier heeft gehad: de Arabier. Het past, aldus dr. Jack Shaheen, emeritus professor massacommunicatie aan de Southern Illinois University, in een cultureel diepgewortelde angst voor ‘de ander’: ‘Die angst heeft Hollywood altijd uitgebuit. De zwarte als paljas, de Aziaat als geniepig, de indiaan als wilde. Altijd zijn die mensen de vijand.’

Er is nooit veel aandacht geweest voor de wijze waarop Arabieren worden geportretteerd in Hollywood-films. De hardnekkigste vooroordelen zijn zo diep ingesleten in de cultuur dat je er nauwelijks nog bij stilstaat. Shaheen deed dat wél. De in Amerika geboren nazaat van Libanese voorouders was ooit Midden-Oosten-consultant bij CBS News en kwam zo in aanraking met het vertekenende beeld dat door actualiteitenprogramma’s wordt opgeroepen. Shaheen besloot zich te verdiepen in de rol die Hollywood speelt in de beeldvorming van de vreemdeling. Het resulteerde in een baanbrekend boek, Red Bad Arabs, waarin hij laat zien hoe de filmbizz systematisch xenofobie in de hand werkt.

Shaheen bestudeerde alle 900 films die sinds 1896 direct of zijdelings met Arabieren te maken hadden – zo’n 140 via artikelen en oude filmrecensies, de anderen door ze scène voor scène te ontleden. Een handvol films gaf wél een afgewogen beeld, zoals de anti-oorlogsfilm Three Kings (1999), die radicaal werd aangepast nadat Shaheen was aangetrokken als adviseur. In de meeste films zijn Arabieren echter terroristen, onbetrouwbare sjeiks of barbaarse handenafhakkers. Zelfs in een Disney-film als Aladdin (1992), dat opent met het vrolijke lied: ‘ Oh, I come from a land (…) where they cut off your ear, if they don’t like your face. It’s barbaric, but hey, it’s home.‘ Een tekst die uiteindelijk door Disney gedeeltelijk veranderd werd. Shaheens appendix met circa 200 in films gebezigde scheldwoorden voor Arabieren zou hilarisch zijn, als het niet zo triest was. Een kleine bloemlezing: brown devils, camel farts, desert rat, dirty filthy swines, fat anteater, fly-in-a-piece-of-shit, Gucci terrorist, towel head.

Juist door alle films waarin Arabieren een rol spelen te bespreken, en scène na scène met flagrante vooroordelen en raciale laster te beschrijven, verbijstert Reel Bad Arabs. Het is een fil- mografische opsomming van xenofobe vulgariteiten. Het deed voormalig Amerikaans diplomaat en Midden-Oosten-kenner James Atkins concluderen dat films, van Exodus (1960) tot Rules of Engagement (2000), systematisch Arabieren en moslims hebben zwartgemaakt ‘op een manier die naadloos zou passen in Der Stürmer en films uit nazi-Duitsland’.

De film-Arabier kent ruwweg twee gedaanten. Er is de sjeik die zich verlustigt aan blonde vrouwen, er een harem op na houdt en ‘dom geld’ vertegenwoordigt. Hij heeft een zonnebril die even donker is als zijn baard, en laat zich met een dikke limousine vervoeren door een landschap van tenten en kamelen. Soms handelt hij in wapens en streeft hij naar wereldheerschappij. De andere film-Arabier, die sinds de jaren ’70 in opkomst is, is de terrorist. Iedereen kent hem: het zweterige gezicht, de Palestijnensjaal, het machinegeweer, de religieuze waanzin in de ogen. Deze Arabier kaapt vliegtuigen, helpt onschuldige burgers om zeep en wordt (meestal door een Chuck Norris-type) getrakteerd op een explosieve portie gerechtigheid. Vooral Cannon Films, de productiemaatschappij van het duo Menachem Golan en Yoram Globus, maakte het bont. Globus was niet alleen filmproducent, maar werd in 1982 ook benoemd tot directeur van Israels departement voor de filmindustrie. Volgens Shaheens telling maakte Cannon liefst 26 films die hij typeert als ‘ hate-and-terminate-the-Arab-movies‘. Het gaat dan om films als The Delta Force (1986), waarin een Amerikaanse eenheid onder leiding van Lee Marvin en Chuck Norris een club terroristen opruimt, Killing Streets (1991, geproduceerd door Golans Israfilms), waarin hetzelfde gebeurt, en Heli Squad (1985), waarin showdanseressen uit Las Vegas de honneurs waarnemen.

Cannon nam het vaak niet zo nauw met de feiten. The Delta Force is losjes gebaseerd op de kaping van een TWA-toestel in 1985. De gevangenen werden indertijd echter niet bevrijd door een schietgrage club militairen, maar door tussenkomst van onderhandelaars. Net als veel Cannon-producties werd de film in Israël gedraaid en werden Israëlische acteurs gebruikt om Palestijnse terroristen te spelen. De Israëlische regering stimuleert dergelijke films. Bijvoorbeeld door de makers van Iron Eagle (1985), een Trimarkproductie waarin een fictief Arabisch land wordt platgebombardeerd, voor een prikje diverse jachtvliegtuigen ter beschikking te stellen.

De VS hebben zich verbonden met de Israëlische zaak, aldus Shaheen, en filmmakers worden door het publieke discours beïnvloed. Israëliërs zijn derhalve helden, Arabieren schurken. ‘Als Amerika geen pro-Israëlische politiek zou volgen’, zegt hij, ‘en als Arabieren en Israëliërs in vrede zouden leven, werden er minder stuitende Arabische moslimstereotypen gebruikt. We zouden Arabieren zien als gewone, vredelievende mensen. In deze tijd is het eenvoudig voor pro-Israëlische filmmakers om Arabieren zwart te maken: het is in. Maar het is correct noch eerlijk alleen naar joodse filmers te wijzen. Cineasten van elk geloof, elke etnische achtergrond, elke politieke overtuiging hebben zich er schuldig aan gemaakt. Zwarten, Latino’s, Russen, Italianen, you name it. ‘

Een dieptepunt van die stigmatisering was Rules of Engagement (2000), geproduceerd door Paramount. De film van William Friedkin (zie ook The French Connection) laat zien hoe marinier Samuel L. Jackson bevel geeft om het vuur te openen op een heetgebakerde groep Jemenieten die protesteren bij de Amerikaanse ambassade. De ambassade ligt onder vuur van sluipschutters, maar de demonstranten zijn – nemen we aan – ongewapend. (Kapitein: ‘ Are you ordering me to fire into the crowd?‘ Jackson: ‘ Yes. Waste the motherfuck-ers!‘) Meer dan tachtig demonstranten laten het leven. De film gaat over de daaropvolgende rechtszaak tegen Jackson. Een bandopname suggereert Jacksons onschuld: we zien dat de demonstranten wel degelijk gewapend waren, zelfs een klein meisje schiet op de mariniers. De boodschap: alle slachtoffers waren Amerika-haters en terroristen, dus leg ze maar om. Rules of Engagement is waarschijnlijk de enige Amerikaanse film waarin de good guys bewust op kinderen schieten. En zeker de enige die daarvoor tijdens de screening een staande ovatie kreeg. De makers van de film bedankten in de aftiteling het Amerikaanse ministerie van Defensie en het marinierskorps voor hun hulp. Daarmee is het volgens Shaheen een van de veertien films waarin met hulp van de Amerikaanse defensiemacht fictieve Arabieren worden afgeslacht. Daar horen ook blockbusters als het Schwarzenegger-vehikel True Lies (1994) en Executive Decision (1996) bij: films die kennelijk een politiek wenselijke boodschap propageren. Want het Pentagon ondersteunt nooit films zonder eerst hun fiat te geven voor het scenario.

Natuurlijk heeft Hollywood hel stigmatiseren van Arabieren niet uitgevonden, maar geërfd van Europa. De Oude Wereld koloniseerde het Midden-Oosten, legde er de basis voor veel van de huidige problemen en hielp aan het thuisfront verhalen de wereld in over slavenhalers, onbetrouwbare handelaren en luie, bebaarde heidenen. Lange tijd waren de sprookjes van duizend-en-één-nacht niet direct een toonbeeld van correcte representatie, maar wel het bestverkochte boek, na de bijbel. Uit die stereotypen put Hollywood al sinds 1896, in films van The Sheik (met Rudolph Valentino) tot Lawrence of Arabia.

Maar is het sindsdien erger geworden? Het antwoord dat Reel Bad Arabs suggereert is: ja. Niet alleen zijn er na 1970 méér anti-Arabische uitingen in Hollywood-films geslopen, de aard is ook veranderd. Oorspronkelijk was het stereotype dat van de sjeik in een land van oasen, paleizen en kamelen. Na 1970 is de Arabier vaak een fanaticus die het direct op je gemunt heeft, desnoods in je eigen beschaafde voortuin. Sinds 11 september heeft dat beeld nog aan overtuigingskracht gewonnen. Een aantal remakes van oude klassiekers is veelzeggend. Terwijl in King Salomon’s Mines (1950) helemaal geen Arabieren voorkomen, proberen Arabieren in Cannons remake Allan Quatermain and the Lost City of Gold (1987) Sharon Stone te verkrachten. In The Mummy (1932) is de enige boef de ingepakte levende dode uit de titel. De remake uit 1999 wordt plots bevolkt door horden Egyptische schurken. Zoals New Yorker-criticus Anthony Lane schreef: ‘Het Arabische volk heeft van Hollywood altijd de grofste, van onbegrip getuigende behandeling gekregen, maar met de dood van de Koude Oorlog is die stereotypering nog prominenter geworden. Bij The Mummy wist ik niet wat ik zag.’

Er is uiteraard een direct verband tussen politieke gebeurtenissen en de intensiteit van stigmatisering. Vanaf de stichting van de staat Israël, de diverse oorlogen die daarop volgden, de kapingen en gijzelingen van de jaren ’70 en ’80, de opkomst van Kadhafi in Libië en het sjiitische Iran van Khomeini, de gijzeling van de Amerikaanse ambassade in Teheran, de eerste Golfoorlog, diverse aanslagen van Al Qaeda, 11 september en Irak. Shaheen: ‘Maar de Amerikaanse populaire cultuur belastert Arabieren al ruim honderd jaar. En let wel, alle films die ik in mijn boek bespreek, zijn geproduceerd vóór 11 september 2001.’ Met name het Arabisch-Israëlische conflict heeft escalerend gewerkt, zegt Shaheen. ‘Sinds het midden van de jaren ’50 hebben media de nadruk gelegd op een minderheid van een minderheid, de krankzinnige randfiguur. Kijkers zijn daardoor Arabische moslims gaan zien als klonen van Kadhafi, Osama en Saddam. Goed, Arabische terroristen bestaan. Maak maar films over ze. Maar er zijn nóg driehonderd miljoen Arabieren. Waarom is Hollywood er al meer dan een eeuw niet toe gekomen de humaniteit van de Arabier te tonen?’ Een culturele component speelt ook een rol. De Verenigde Staten zijn doordesemd van een blank, christelijk kapitalistisch ideaal. Het land is qua normen en waarden veel homogener dan de Oude Wereld. Het nadeel daarvan is dat inleven in een andere visie moeilijk wordt. Waarom hebben volgens veel Amerikanen die Arabieren zo’n hekel aan de VS? Nou, omdat ze jaloers zijn en omdat ze de verkeerde God hebben. De politieke elite heeft een rol in het tegengaan van schadelijke stereotypen, maar bevordert ze om politieke redenen. Die redenen kennen veel gezichten: het handhaven van invloed op de regio en de olie, de veiligheid van Israël, het daadwerkelijke geloof de eigen levensvisie op te kunnen leggen aan de dwalende barbaren. De film-Arabier is een wenselijk verschijnsel omdat hij helpt een beleidslijn te verkopen.

Het merkwaardige aan de Arab bashing is dat Hollywood de afgelopen decennia juist in de greep van politieke correctheid is geweest. Zo stond de industrie op de achterste benen toen een ere-oscar werd toegekend aan regisseur Elia Kazan. Die had weliswaar klassiekers als On the Waterfront en East of Eden achter zijn naam staan, maar ook menig collega verlinkt ten tijde van de communistenjacht van senator Joseph McCarthy. De Directors Guild of America ontdeed haar jaarlijkse prijs van naamgever D.W. Griffith, omdat die een schandelijk ‘raciaal vooroordeel’ had versterkt in een van zijn films. En films over onrecht tegen voormalige boemannen als de neger, de indiaan en de homoseksueel ( Amistad, Dances with Wolves en Philadelphia) moesten laten zien dat de industrie toch echt het hart op de juiste plek had. Waar Hollywood had meegewerkt aan de mythevorming van wetsregelen die niet op een dode roodhuid meer of minder keken, werd ‘historisch realisme’ de maat. Alleen de Arabier kan op aandacht noch compassie rekenen. Vreemd is die apathie niet. Zolang een meerderheid van het publiek haar kennis haalt uit ongebalanceerde nieuwsberichten, propagandistische politieke statements en de karikaturale portrettering door film- en tv-makers, zal er nauwelijks ophef over stereotypen ontstaan. De stereotype is dan de realiteit. Een vicieuze cirkel, die alleen door de informatievoorzieners zelf doorbroken kan worden. Maar welk belang hebben Hollywood en Washington daarbij? Daarbij, ook politici en filmmakers groeien op in een cultuur van xenofobie en stigmatisering. Het is een perpetuum mobile: het haalt energie uit zichzelf. Zoals het Arabische spreekwoord luidt: zelfs een ezel leert door herhaling. Andere redenen waarom de stigmatisering voortduurt, zijn de box office, de afwezigheid van Arab-Americans in de top van de bizz, de angst om pro-Arabisch gevonden te worden en peer pressure. Net zoals vrouwen en indianen in het verleden, hebben Arabieren in Hollywood een duidelijk afgebakende rol. Ze spelen sjeiks en moslimfundamentalisten. Wie aan typecasting ontkomen wil, kan beter doen of hij geen Arabier is. Zo staat de F. in de naam van oscarwinnaar F. Murray Abrahams voor Farid. Maar Abrahams achtte het beter als de industrie daar niet achter zou komen. Had hij dan nog de rol van Salieri in Amadeus gekregen?

Zou een van de ongedachte bijkomstigheden van de bezetting van Irak kunnen zijn dat Amerikanen eindelijk wat meer te zien krijgen van het gewone Arabische leven? Zodat blijkt dat Irakezen overwegend mensen zijn die ook gewoon graag willen werken voor een schotelantenne op het dak en een mooie auto voor de deur? Shaheen betwijfelt het. ‘De oorlog in Irak en het Palestijns-Israëlische conflict, zoals door de Amerikaanse tv gerapporteerd, maken radicale stereotypen juist geloofwaardig. Onze televisie is bezaaid met beelden van dood en verderf – niet van Iraaks of Palestijns lijden. We kunnen geen empathie voelen met verminkte of gedode Irakezen of Palestijnen, maar alleen met Israëliërs en Amerikanen. Ook een nieuw gevaar heeft de kop opgestoken. Populaire Amerikaanse tv-shows, zoals 24, The Practice en West Wing, laten Amerikanen met Arabische achtergrond nu zien als onpatriottische terroristen die samenwerken met ‘BVBA Osama’. Nee, een kentering zie ik niet.’ l

Door Auke Hulst

De film-Arabier kent twee gedaanten: de sjeik die zich verlustigt aan blonde vrouwen, en de zweterige terrorist.

Net zoals vrouwen en indianen in het verleden, hebben Arabieren in Hollywood een duidelijk afgebakende rol.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content