negen jaar na het succes van crowded house hebben Tim en Neil Finn de tandem weer van stal gehaald. ‘Het grootste voordeel van ouder worden is zélf geen jonge mens meer zijn.’

EVERYONE IS HERE

NU UIT BIJ EMI

Namaakfruitsap en driehoeksbroodjes. We zitten in een Londense hotelkamer, waar Neil en Tim Finn zijn neergestreken om over hun jongste plaat te praten. Terwijl New Zealand’s finest de showcase van de avond voordien bespreken (Tim: ‘You think people liked it?’Neil: ‘Oh yeah, absolutely. I think they loved it’), overlopen wij nog snel even de hoogtepunten van hun knipperlichtrelatie. Eerste keer samengespeeld bij Split Enz in 1976, de wereld veroverd met Crowded House in 1991, een eerste duoplaat uitgebracht in 1995 en nu, negen jaar later, weer samen op weg als The Finn Brothers.

‘Everyone Is Here’ is opgedragen aan jullie moeder, die drie jaar geleden is overleden. Was haar dood de aanleiding om weer samen muziek te maken?

Tim Finn: Neen, maar het is wel een belangrijke trigger geweest. Na de begrafenis begonnen we jeugdherinneringen op te halen. We zagen onszelf weer op familiebijeenkomsten, waar we altijd samen zongen. Die herinneringen brachten ons weer dichter bij elkaar.

Neil Finn: We wisten ook dat we haar blij zouden maken door opnieuw samen te werken. Ze was fan van alles wat we deden, maar toch hield ze het meest van de platen die we samen maakten. Dan waren we echt ‘haar jongens’.

Tim: De hoes verwijst ook naar haar, een foto van de Waikato-rivier. Daar moesten we langs als we naar de kostschool vertrokken. Die rivier heeft altijd symbool gestaan voor afscheid.

Neil: We wilden geen typische platenhoes, dus deden we een beroep op een Nieuw-Zeelandse fotografe. Ze had nog nooit commerciële foto’s gemaakt, en weigerde er achteraf geld voor te vragen. We hebben haar echt moeten smeken om te mógen betalen. (lacht)

Op jullie vorige duoplaat heetten jullie kortweg ‘Finn’, nu ‘The Finn Brothers’. Een statement?

Neil: Statement klinkt wat zwaar, maar het heeft zeker zijn betekenis. Tijdens de opnamen hebben we lang gepraat over onze broederband: hoe die tot stand gekomen was, en wat hij precies betekende. Daarvóór hadden we daar nooit bij stilgestaan.

Tim: Een van de dingen die ons vooral intrigeerden, was: ‘Hoe komt het dat wij nog steeds samen muziek kunnen maken?’ Er zijn momenten genoeg geweest waarop we hadden kunnen besluiten: ‘Nooit meer.’

Waarom draaien zoveel muzikale broederschappen op slaande ruzie uit? The Kinks, The Black Crowes, Oasis, The Everly Brothers…

Tim: Geen idee. Ik weet ook niet of er meer geruzied wordt in groepen met bloedverwanten. Misschien valt het gewoon meer op als het gebeurt. Voor de media zijn zo’n verhalen natuurlijk formidabel: ‘Broedermoord!’ ‘Familievete!’ ‘Gezinsdrama!’

Neil: Ik ben in elk geval blij dat wij onze meningsverschillen altijd binnenskamers hebben kunnen houden. Niets zo zielig als volwassen mensen die elkaar publiekelijk met modder bekogelen. Zeker als het om familieleden gaat.

‘Disembodied Voices’ gaat over jullie band als kinderen, en hoe die verwaterde. ‘What became much harder was so easy then/Opening up and letting go.’ Wat kan jullie na zo’n bekentenis nog tegenhouden?

Neil: We zijn gewoon niet zulke vlotte praters, zeker niet als het over emoties gaat. Het is waarschijnlijk ook geen toeval dat we samen muziek zijn beginnen maken. In onze songs krijgen we het onzegbare op een of andere manier toch altijd gezegd.

Tim: Denk nu niet dat alle songs over ons gaan, hoor. Er staan heel uiteenlopende dingen op de plaat. Anything Can Happen is een liefdesliedje, en Luckiest Man Alive gaat domweg over gelukkig zijn.

Een thema dat opvalt door zijn afwezigheid is ouderdom. Verdringen jullie de grijze haren, of hebben jullie ze gewoon aanvaard?

Tim: Dat laatste. Een paar jaar geleden heb ik het er wel even moeilijk mee gehad, maar intussen zie ik er wel de charme van in. Mijn zoontje zei me onlangs nog: ‘Papa, als je zingt, wordt je haar groen’. Blijkbaar worden de spots weerkaatst door al dat grijs. (lacht)

Nick Cave zei ooit: ‘Het leukste aan ouder worden, is dat je je niet meer moet omringen met jonge mensen.’

Tim: Het grootste voordeel vind ik toch vooral zélf geen jonge mens meer te zijn. Niet dat ik ergens spijt van heb, hoor. Ik merk alleen dat ik steeds minder last heb van allerlei jongerenkwaaltjes.

Zoals?

Tim: Onzekerheid, narcisme, geldingsdrang. Als ik vroeger een song schreef, dacht ik vaak aan het applaus. Nu denk ik alleen nog maar aan mezelf. Ik maak ook steeds meer dingen die ik aan niemand laat horen.

Neil: Dat merk ik ook: de zin om te schrijven blijft, maar al de rest verdwijnt. Het hoeft ook allemaal niet meer zo nodig: het mág gewoon.

Tim: Wat dat betreft zijn kinderen een zegen. Als je vader wordt, verandert je perspectief. Songs zijn plots ‘maar’ songs. Je hebt iets anders gecreëerd, dat onnoemelijk veel mooier is.

Neil, je zoon Liam heeft nu zelf een groepje, Betchadupa. Wat is de beste raad die je ooit hebt gegeven?

Neil: Om van niemand goede raad aan te nemen, en vooral niet van zijn vader. (lacht) Neen, serieus, af en toe help ik hem wel eens met een technische kwestie, maar voor het overige laat ik hem zoveel mogelijk zijn eigen gangetje gaan. Hij moet uit zijn eigen fouten leren, niet uit die van mij.

In ‘All God’s Children’ filosoferen jullie een heel eind weg over De Almachtige. Klopt het dat jullie allebei priester wilden worden?

Tim: Ja, maar wij zijn allebei babyboomers, en in de fifties en sixties was de kerk nu eenmaal veel belangrijker dan nu. Toen wij jong waren, werden de missen nog opgedragen in het Latijn. Er ging ongelooflijk veel romantiek van uit: het had iets heel mysterieus.

Neil: Het katholicisme werd ons thuis ook met de paplepel ingegeven. We hebben Ierse roots, en in die tijd was het in Ierse families de gewoonte dat minstens één zoon priester werd.

Tim: Ik ben nog een hele tijd misdienaar geweest. Heel inspirerend: bij de belangrijkste gebeurtenissen stond ik altijd op de eerste rij, tussen de kaarsen en de wierookvaten.

Sociologen beweren dat de showbizz de rol van de kerk heeft overgenomen. Popidolen zouden voor veel mensen de voorbeeldfunctie hebben die priesters vroeger hadden.

Neil: Als ik sommige verhalen mag geloven, zou ik toch voorzichtig zijn met die vergelijking. Dan gaapt er toch een flinke kloof tussen de showbizz en de kerk. (lacht)

Tim: Ik geloof wel dat goede concerten een soort religieuze ervaring kunnen teweegbrengen. Je voelt er nog die verbondenheid tussen mensen, die samen naar iets hogers streven. Dat is, helaas, verschrikkelijk zeldzaam geworden. Het is een verschrikkelijk cliché, maar tegenwoordig is het meer dan ooit: elk voor zich.

Stel: jullie krijgen de kans om één misverstand over jullie muziek voorgoed de wereld uit te helpen.

Neil: Dan zou ik het wel fijn vinden mochten mensen beseffen dat er ongelooflijk veel werk in kruipt. Nu krijgen we af en toe te horen: ‘De Finns hoeven hun mond maar open te doen, en de hits rollen eruit.’ Niet, dus.

Tim: Mensen vragen ook vaak wat ons ‘recept’ is. Maar er zijn helemaal geen recepten voor muziek. Het enige wat je als songwriter kan doen, is ongelooflijk veel van jezelf in je nummers stoppen, en hopen dat heel veel anderen er iets in herkennen.

Intussen staan jullie wel bekend als ‘de meesters van drie minuten pop’ en schrijven recensenten dat Paul McCartney zijn kinderen zou verkopen voor jullie songwritertalent. Doen zulke complimenten jullie iets?

Neil: Natuurlijk, maar ik voel me toch ook altijd een beetje beschaamd. (Denkt na) Het mooiste compliment dat ik ooit heb gekregen, was van een man die zei dat hij zich minder eenzaam voelde als hij naar mijn muziek luisterde. Dat gaf me het gevoel dat ik iets nuttigs had gedaan.

Tim: Mijn zoontje zei onlangs: ‘ My daddy is a rock-‘n-roll man.’Geen idee waarom, maar toen kon ik heel even de wereld aan.

Door Wouter Van Driessche

‘Mijn zoontje zei me: ‘Papa, als je zingt, wordt je haar groen’. Blijkbaar worden de spots weerkaatst door al dat grijs.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content