‘Een zacht eitje zou ik me lang nog niet noemen.’ Zelfs op haar 57e is Patti Smith een intense madam. Een eeuwige rebel en een bezorgde huismoeder in één. Door Peter Van Dyck

TRAMPIN’

uit op 26/4 (columbia) In concert: 9/7 cactus festival, Brugge

Ze was zoals zoveel 16-jarige meisjes in New Jersey: katholiek en working class. Gedoemd om in de fabriek te gaan werken. Wat ze ook een tijdje deed (het leverde de stof voor haar eerste single Piss Factory – was het toch érgens goed voor geweest). Patti Smith had echter één afwijking: ze adoreerde de obscure dichter Arthur Rimbaud. Zijn verzen deden de woordkunstenaar in haar ontwaken.

Doordat ze op haar platen geregeld koketteert met de decadente romantiek van de Franse poëten Rimbaud en Baudelaire, krijgt ze van rockcritici wel eens het label ‘pretentieus’ opgekleefd. Ze kleedt zich ook graag als haar helden. De hoesfoto die haar boezemvriend Robert Mapplethorpe in 1975 van haar maakte voor het debuutalbum Horses had een enorme impact . In een wit hemd, met een zwartleren das achteloos om haar nek en een zwart vestje al even nonchalant over haar schouders, werd ze een androgyn icoon. Enkele jaren later liet ze op de cover van Easter zelfs haar okselhaar zien, een beeld waar damesbladen van huiverden. ‘Ze beantwoordde niet aan het beeld dat de Amerikanen toen van vrouwen hadden’, getuigt R.E.M. frontman Michael Stipe, fan van het eerste uur.

Haar bohémienimago werd overgenomen door de Britse punks. Patti Smith bracht samen met Television – de Strokes van de jaren ’70 – ook om nog andere redenen de punkbeweging op gang. ‘We wilden rock meer inhoud geven en mengen met poëzie’, vertelde de zangeres toen ze onlangs in Brussel was voor een Arthur Rimbaud-hommageconcert. ‘Rock-‘n-roll moest van zijn glamour ontdaan worden. We wilden weg van de limousines en tonnen cocaïne, en terug naar de essentie. Ons doel was die muziek weer uit de handen van de big business te rukken. De Britse punkstroming vond ik te gestileerd. In Engeland kwam eerder negatieve energie los. De hype werd belangrijker dan de inhoud. Want laat dat duidelijk zijn: het draaide niét om de veiligheidsspelden.’

Met haar scheldproza was ze overigens niet enkel voor de piekharenbrigade, maar ook voor felle meiden als Courtney Love, Kim Gordon (Sonic Youth) en PJ Harvey een rolmodel. Volgens haar trouwe gitarist Lenny Kaye zette Smith weer hongerig als een jonge wolf haar tanden in het nieuwe album Trampin’. Op haar 57e blijft de sjamaan van de rock-‘n-roll over het podium sluipen met de gratie van een panter. Op haar verontwaardiging komt geen sleet.

‘Een zacht eitje zou ik mezelf lang nog niet noemen,’ lacht ze, ‘maar ik stel me nu minder aan. Als een journalist mij vroeger op de zenuwen werkte, zou ik fysiek geweld gebruikt hebben. Nu zeg ik gewoon: Ga weg. Ik ben wat toleranter geworden en heb een groter vermogen tot empathie gekregen. Ik wil niet provoceren. Als moeder moet ik ook een goed voorbeeld zijn voor mijn kinderen.’

Voor die kinderen schoof ze in de jaren ’80 haar artistieke ambities opzij. Een opmerkelijke, radicale stap voor iemand die zich graag spiegelt aan de werk-ethiek van Rimbaud en Mapplethorpe. Met haar echtgenoot Fred ‘Sonic’ Smith, gitarist van het legendarische MC5, trok ze zich terug uit het rockcircus. Levend van hun royalty’s voedden ze zoon Jackson en dochter Jesse met eenvoudige waarden op. Patti geeft nu toe dat een gezin stichten niet de enige reden was om in 1979 de gitaren een tijdje het zwijgen op te leggen.

‘Ik was aan bezinning toe. Ik moest even stilstaan bij de invloed die ik had op jonge mensen. Ik was bang dat ik hen in verwarring zou brengen. Als oudste van vier kinderen heb ik altijd een groot verantwoordelijkheidsgevoel gehad. Ik ben ervan overtuigd dat we als artiest onze responsabiliteit moeten nemen. Ik vind heel wat hedendaagse muziek op een negatieve manier agressief. Het geeft me niet bepaald een goed gevoel om een rapper gemeen te horen tieren: I’m gonna fuck your sister. Dat getuigt van weinig respect. Ik roep niemand op om platen in de ban te slaan, maar een beetje meer zelfcensuur zou sommige artiesten geen kwaad doen.’

De Smiths vulden hun dagen met koken, wassen, strijken, luiers verschonen, lezen en reizen langs goedkope motels. ‘Mijn kinderen wisten niet eens dat ik professionele zangeres was tot Fred stierf en ik opnieuw aan het werk moest om brood op tafel te krijgen.’ In 1996 kwam Patti Smith weer boven water met Gone Again, een plaat waarvoor ze met Fred het embryo had ontwikkeld.

Nu ze weer actief is in het rockmilieu, laat ze haar kinderen proeven van de studioarbeid. Op het vorige album Gung Ho speelde Jack (21) gitaar op Persuasion, een song die zijn vader had geschreven. Op het titelnummer van het nieuwe Trampin’ begeleidt Jesse (16) haar moeder op de piano. Al wijst Jack zijn ma vaak op het weirde en controversiële karakter van haar werk, Trampin’ draagt zijn goedkeuring weg. Patti is zich er nochtans van bewust dat het album riskeert om in de VS doodgezwegen te worden, omwille van haar onverholen kritiek op de regering- Bush in een song als Radio Baghdad.

Het aangrijpendste nummer is Peace-able Kingdom, geïnspireerd op de tragedie van Rachel Corrie, een 23-jarige Amerikaanse studente die op 16 maart vorig jaar in Rafah, op de Gazastrook, een schakel van een menselijke ketting vormde die het huis van een Palestijnse dokter wou beschermen. Bulldozers stonden klaar om een aantal gebouwen in die buurt met de grond gelijk te maken. Een van die machines wilde van geen wijken weten en verpletterde de vredesmanifestante. ‘Het voorval stemde me heel droevig’, zegt Patti. ‘Ze was een leeftijdgenote van mijn zoon. Ik probeerde me voor te stellen hoe een moeder zich voelt als haar kind zoiets overkomt. Ze stierf een zinloze dood, terwijl ze een mooie daad stelde en van een betere wereld droomde. Die nacht zaten we in onze repetitieruimte. Door het raam zag ik de sneeuw naar beneden dwarrelen. Onze bassist Tony Shanahan begon een melodie te spelen, de andere muzikanten vielen in en de woorden kwamen vanzelf.’

Voor iemand die als een feministe wordt afgeschilderd, voelt Patti Smith zich opvallend comfortabel in het samenwerken met mannen. Ze heeft veel te danken gehad aan de mannen in haar leven. Velen daarvan ontvielen haar de voorbije jaren. Eerst stierf Robert Mapplethorpe aan aids in 1989. Fred Smith bezweek in 1996 aan een hartkwaal, een maand later gevolgd door Patti’s broer Todd. Ook de dood van haar mentors Allen Ginsberg en William Burroughs, en van Kurt Cobain greep haar aan. Het brein van Nirvana had ze wel niet persoonlijk gekend, maar omdat ze zich herkende in zijn drive, beschouwde ze Cobain toch als ‘haar jongen’. Ze schreef dan ook About A Boy voor hem. Recent verloor ze haar moeder. Met Mother Rose – het meest tedere moment op Trampin’ – wuift ze haar uit. In harde tijden klampt Smith zich aan de muziek vast. Ondanks de rouw bruist haar werk meer dan ooit van optimisme. Zoals ze in My Blakean Year zingt: ‘ Embrace all that you fear / for joy will conquer all despair.’

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content