En de winnaar is… de Japanse anime. Nu ‘Spirited Away’ van Hayao Miyazaki de oscar voor beste animatiefilm heeft gekregen, lijkt de weg vrij voor de internationale doorbraak van de Japanse animatiefilm. Want het genre heeft veel meer te bieden dan geweld en softporno.

Spirited Away Vanaf 30 april in de bioscoop Extra op www.focusknack.be De Japanse cinema doorgelicht.

Sinds eind jaren tachtig zijn Japanse animatiefilms – of anime zoals de Japanners ze zelf noemen – geregeld in het Westen te zien, maar nooit in meer dan een handvol cinema’s en filmhuizen. Omdat de anime die ons bereikte voornamelijk een combinatie van geweld, sciencefiction, fantasy en softporno was ( Akira, Legend of the Overfiend, Ghost in the Shell), denken nog steeds veel mensen dat dit het genre is waarbinnen de anime zich beweegt. Maar anime is geen genre, anime is simpelweg de verzamelnaam voor alles wat er in Japan aan animatie wordt geproduceerd. En dat varieert van bewerkingen van Het dagboek van Anne Frank en geanimeerde verslagen van de atoombommen op Hiroshima tot romantische wegwerpverhaaltjes en de monstertjes in Pokémon. Dat alleen de films met geweld en porno het Westen hebben bereikt, zegt dan ook meer over de voorkeuren van de overwegend mannelijke cultfans in het Westen, dan over het vermeend gefrustreerde karakter van de Japanner.

Dat werkelijk alles als onderwerp kan dienen in anime is maar een van de opvallende verschillen tussen de Japanse tekenfilms en de door de grote Amerikaanse studio’s – Disney in het bijzonder – gedomineerde westerse animatie-industrie. Animatie uit Hollywood is vrijwel uitsluitend op de jeugd gericht. Goed vecht tegen Kwaad en wint… altijd. Er is romantiek, humor en een zekere spanning, maar nooit te veel en nooit tegendraads, want de morele boodschap – sowieso een belangrijk onderdeel van alles wat er uit Amerika komt – moet duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Anders begrijpen kinderen het niet meer. De Japanse tekenfilm is er voor jong en oud en daarmee veel complexer. De helden zijn feilbaar, vertonen soms zelfs gemene trekjes, en de tegenstander is niet het gepersonifieerde kwaad, maar veeleer iemand die tegengestelde belangen heeft. Dat maakt identificatie met de personages moeilijk. Wat toch al niet eenvoudig is, omdat bij veel personages de identiteit kan verschuiven. Zo zijn de meeste helden in anime androgyn: vrouwen gedragen zich als mannen, mannen zien eruit als vrouwen. In Ranma 1/2 verandert de hoofdfiguur na aanraking met koud water in een meisje – compleet met heupen en borstjes – en na warm water weer in een jongen. De lijst verschillen is nog veel langer – geweld wordt realistisch in beeld gebracht, bloot is niet taboe, en de gedachtewereld van iemand als Mamura Oshii ( Ghost in the Shell, Avalon) is zo complex dat zelfs zijn naaste medewerkers hem niet altijd kunnen volgen – maar het is zo ook wel duidelijk: goede anime daagt uit en stelt vragen, terwijl Hollywood, ook in de beste animatiefilms, vermaakt en ontroert.

Ironisch genoeg is anime veel dank verschuldigd aan de Hollywoodfilm, zij het de live action- variant. Osamu Tezuka (1928-1989), de ‘vader van de moderne manga’, liet zich net na WO2 vooral inspireren door de films van de Amerikaanse bezetter. In zijn vuistdikke stripboeken (oftewel: manga’s) probeerde hij de dynamiek van de drie dimensies in de speelfilms te benaderen. Hij imiteerde beweging en speelde met perspectief en kadrering. Ook in de anime-versies die hij van zijn manga’s maakte en in het werk van zijn vele erfgenamen bleven deze elementen een grote rol spelen. De cirkel is inmiddels rond, want veel makers van Hollywoodfilms – en dan vooral de actiefilms – halen nu hun inspiratie in de dynamische beeldtaal van de anime. The Matrix, Blade of Daredevil zouden er zonder de anime-invloeden beslist anders hebben uitgezien. De disproportioneel grote ogen (‘hertenogen’) in manga en anime komen ook van Tezuka, en die had ze op zijn beurt afgekeken van Walt Disney. Met grote ogen kan je immers veel verschillende emoties laten zien. Door die ogen zien de helden van de anime er meestal opvallend niet-Japans uit. Makers zijn er onderling niet uit of dat te maken heeft met Japanse zelfhaat of met het internationale karakter van hun films. Dat de meeste figuren nog steeds van die enorme kijkers hebben, en vaak kleine neusjes en mondjes, komt ook doordat deze combinatie er nogal babyachtig en dus schattig uitziet. En schattig – de Japanners spreken van kawaii – is buitengewoon belangrijk in Japan. In anime zijn personages met grote ogen altijd sympathiek en betrouwbaar; hoe kleiner de ogen, hoe minder te vertrouwen.

Hayao Miyazaki is de belangrijkste Japanse animatiefilmer van de laatste jaren. Zijn Spirited Away haalde halfweg 2002 Titanic in als best bezochte film van Japan. Meer dan twintig miljoen Japanners gingen kijken naar de avonturen van het tienjarige meisje Chihiro, dat verstrikt raakt in de wereld van geesten en demonen. In een omgeving die doet denken aan Alice in Wonderland en The Wizard of Oz, maar die tegelijkertijd toch een heel eigen karakter heeft, leert Chihiro haar angsten en aanvankelijke arrogantie overwinnen. De magische mengeling van humanisme, animisme, en milieuactivisme van Miyazaki verveelt nooit, verrast (omdat hij weigert de geesten en demonen als alleen maar goed of slecht af te schilderen), en is bovendien prachtig getekend. In tegenstelling tot de meeste Amerikaanse animatiefilms werden voor Spirited Away alle personages en sets eerst met de hand geschilderd, waarna ze werden gescand en gedigitaliseerd. Dat verklaart de sprekende kleuren en prachtig gedetailleerde achtergronden.

In de VS kreeg Spirited Away de oscar voor beste animatiefilm en werd hij, net als Miyazaki’s vorige prent Princesse Mononoké, in een Engels gedubde versie uitgebracht door Miramax (een onderdeel van Disney!). Met een opbrengst van bijna zes miljoen dollar werd Spirited Away met afstand de best bezochte anime in de VS, maar dat cijfer steekt toch schril af tegen bijvoorbeeld de 267 miljoen dollar van Shrek. Wellicht dat met een gekuiste, aangepaste versie meer te verdienen was geweest, maar met compromissen moet je bij Miyazaki niet aankomen. Toen Miramax te kennen gaf Princesse Mononoké op de Amerikaanse markt te willen uitbrengen, zond Miyazaki Miramax-baas Harvey Weinstein een samoeraizwaard met op het ijskoude staal een briefje met slechts twee woorden: No cuts! © VPRO-gids

Door Gerhard Busch

De Japanse tekenfilm is veel complexer dan de Amerikaanse. Goede anime daagt uit en stelt vragen, terwijl Hollywood, ook in de beste animatiefilms, vermaakt en ontroert.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content