Amerika’s eenmansfabriek van bestsellers heeft begin augustus een nieuwe thriller met Jack Ryan in de rekken liggen. Intussen rakelt ook Hollywood met de ‘kernverse’ blockbuster The Sum of All Fears’ haar liaison met Tom Clancy op. Een portret van de grootste apologeet van de CIA.

Door Jo Smets

‘The Sum of All Fears’ vanaf 24 juli in de bioscoop.

Tom Clancy, ‘Golf van ontzetting’(Nederlandse vertaling van ‘The Sum of All Fears’), Bruna, 783 blz.

Thomas L. Clancy Jr. wordt geboren op 12 april 1947 in Baltimore als zoon van katholieke ouders. Hij geniet een jezuïetenopleiding, eerst aan de Loyola High School in Towson (1965), daarna aan het Loyola College in Baltimore (1969). Engelse literatuur is zijn major ( ‘I wasn’t smart enough to do physics’), en hij droomt van een roman. Het loopt even anders als hij verzekeringsmakelaar wordt, trouwt met Wanda Thomas en zij hem vier kinderen geeft. Clancy lijkt gesetteld en klaar voor een leven in de luwte.

Begin de jaren ’80 neemt hij echter de pen op en maakt hij de eerste versies van de later gepubliceerde Without Remorse en Patriot Games, waarin hij John Patrick ‘Jack’ Ryan creëert. Het is de start van een soort epische cyclus die later ‘Ryanverse’ zou worden genoemd: een verzameling van boeken – het zullen er in totaal twaalf zijn – die rechtstreeks of onrechtstreeks de figuur van Ryan uitspelen en hem doen evolueren van gewezen beursmakelaar en historicus, tot CIA-analist, veiligheidsadviseur en zelfs president!

In een brief uit 1983 noemt Clancy schrijven ‘murderously hard work’ en een ‘damned drug’. Uiteindelijk werkt hij het hardst aan wat zijn debuut zal worden, The Hunt for Red October: een schaakspel tussen de VS en de USSR over een duikboot met een revolutionair, sonarbestendig propulsiesysteem, geleid door een opstandige commandant die naar Ryans vermoeden wil overlopen. De schrijver kijkt ook al uit naar de afwerking van Patriot Games, waarin de nog maagdelijke geschiedenisprofessor Ryan een IRA-aanslag verijdelt en door de CIA wordt gerekruteerd.

In den beginne combineert Clancy het schrijverschap gewoon met zijn job in de verzekeringswereld en koestert hij weinig illusies over groot succes. ‘De kans dat ik niét de volgende Frederick Forsythe word, varieert uiteraard van louter exponentieel tot astronomisch onvoorstelbaar’, schrijft hij bedeesd. ‘Ik stel me wel tevreden met een boekenomslag waarop mijn naam staat.’

Ook dat loopt even anders. In oktober 1984 verschijnt The Hunt for Red October bij Naval Institute Press, de semi-officiële spreekbuis van de US Navy. Het wordt een ongeziene hit. Iedereen wil Clancy ontmoeten, de cover van Time lonkt snel en met bonzend hart wordt hij op het Witte Huis bij Ronald en Nancy Reagan ontvangen. Na zolang een ‘insurance hustler’ te zijn geweest, voelt het alsof hij plots genezen wordt van melaatsheid. Als hij op een dag het publiek CIA-kantoor belt voor een ‘inlichting’, vertelt de telefoniste hem dat ze erg van zijn boek hield en het van haar baas cadeau had gekregen. ‘Verbazend’, schrijft Clancy. ‘Ik ben wel nog dezelfde saaie persoon van tien jaar geleden, maar ik neem aan dat het schrijverschap je een bepaalde legitimiteit kan geven.’

Haast twintig jaar en een stapel fictie, non-fictie, militaire analyses, videogames, televisieseries, spin-offs, merchandising en kaskrakers later lijkt die vaststelling angstwekkend juist. Niet alleen is Clancy een verwaande miljardair geworden die in 1998 volgens de schatting van zijn scheidende vrouw netto 13,5 miljoen dollar waard was, hij lijkt verdraaid ook nog de woordvoerder van het militair-industrieel complex! Elf non-fictieboeken staan al op zijn naam: zeven verschenen in de reeks Guided Tour en dragen opwindende titels als Submarine, Airborne of Carrie; drie kwamen uit in de serie Study of Command en blikken met gepensioneerde generaals gezapig terug op de Golfoorlog ( Into the Storm, Every Man a Tiger).

Het beste vehikel voor zijn populistische propaganda is echter Hollywood, dat de winnende formule braafjes inzet met de verfilming van The Hunt for Red October. De andere drie Ryan-films – Patriot Games, Clear and Present Danger en The Sum of All Fears – volgen daarna even gerieflijk de publicatie-orde van de romans. Hollywood wijkt echter wel af van de narratieve tijdsorde in Clancy’s romancyclus en laat Jack Ryan af en toe van gezicht wisselen.

The Hunt for Red October was opgezet als een one-time-deal en kon rekenen op een stevige vertolking van Alec Baldwin. Toen de verfilming van Patriot Games van stapel ging, vonden de producers wellicht dat een wijziging van de tijdslijn nodig was, aangezien het boek in Clancy’s universum aan Red October voorafgaat. Bovendien moest Baldwin de hoofdrol weigeren voor een stuk op Broadway en oogde de nieuwe Ryan – Harrison Ford – een stuk ouder dan Baldwin in Red October. Het ontstellend zwakke Games was de eerste productie in een three-movie-deal, voortgezet met Clear and Present Danger, een véél sterkere film, dankzij een gespierd script van John Milius en Phillip Noyce’s strakke regie.

Hollywoods passie voor Clancy luwde daarna even, maar de man wierp zich snel op als executive producer voor de filmversie van Without Remorse. Het project vertoefde enige tijd bij Savoy Pictures, maar kwam door het failliet van die maatschappij in 1996 in de lade terecht. Na slecht televisiewerk als Tom Clancy’s Co-Op Center en Netforce (met literaire spin-offs) kwam ten slotte The Sum of AllFears uit de startblokken, met Clancy als executive producer. Tijdens een rondetafelgesprek in New York bedankte Harrison Ford voor een derde rondje Ryan, omdat hij het script maar niks vond. Het lijkt een heroïsche uitweg voor een gevoelig verouderde acteur, die vervangen wordt door boy wonder Ben Affleck. Diens melkmuil noodzaakte echter opnieuw een aanpassing van de tijdsorde.

Voor Clancy had de laatste film, waarin een atoombom een hap uit Baltimore neemt, wellicht ook The Summer of All Fears mogen heten. Want toen de prent na lang uitstel eind mei uitkwam en boekenhandels zijn nieuwste roman The Red Rabbit aankondigden, zat de angst voor een ‘golf van ontzetting’ op The Fourth of July er in de VS goed in. Op de koop toe – en misschien tot grote schrik van de pennende miljardair – kregen de FBI en de CIA onlangs rake klappen van de nabestaanden van elf september.

De twee hoofdspelers in wat Clancy liefdevol ’the intelligence community’ pleegt te noemen (samen met het National Security Agency en het Defense Intelligence Agency, beide onderdeel van het Defense Department) waren uiteraard al een tijdje aan het bibberen. De Man in het Witte Huis zelf had daarvoor gezorgd. In februari startte George Bush met een gênante doorlichting van het inlichtingennetwerk. In juni kondigde ‘Dubya’ dan zijn ambitieuze integratie van maar liefst negen federale veiligheidsdepartementen aan. Het pièce de résistance: een Department of Homeland Security, dat ‘in coördinatie’ met de andere inlichtingendiensten moet werken, maar vooral een eigen, centraal supercoördinatiecentrum voor de analyse van geheime informatie zal bezitten. Met 169.000 werknemers en een budget van 37 miljoen dollar, wordt de enige echte Big Brother in omvang alleen overtroffen door het Defense Department, het grootste militair instrument uit de menselijke geschiedenis. Het is de meest ingrijpende hervorming sinds in 1947 de National Security Act het triumviraat van Defense Department, National Security Council en CIA creëerde.

Zo’n revolutie in de inlichtingendiensten lijkt enerzijds koren op de molen van Tom Clancy, maar anderzijds zit de lieveling van de CIA ongetwijfeld ietwat ongemakkelijk in zijn schrijversstoel. Want hij is niet zomaar de schepper van Jack Ryan, de man die via tientallen miljoenen paperbacks het blazoen van het Agentschap in de jaren ’80 en ’90 glimmend hield, terwijl met name de FBI zwaar ‘onder vuur’ lag, onder meer dankzij de infernale bezetting in Waco. Neen, één week na 11 september nam hij voorwaar ook nog de verdediging op van de veiligheidsdienst. The Wall Street Journal publiceerde een opiniestuk van zijn hand met de glasheldere titel: ‘How We Got There: First We Crippled the CIA. Then We Blamed It.’

Clancy mocht daarin naar hartenlust zijn havikgemoed luchten. Het moest maar eens gedaan zijn met van de CIA kop van Jut te maken. Het geplaagde Agentschap is namelijk maar zo doeltreffend of onbeholpen als de bewindmakers het laten zijn. De inlichtingendienst telt slechts 18.000 werknemers, onder wie amper 800 echte ‘veldwerkers’. ‘Ik zeg al jaren dat dit aantal veel te klein is’, pochte Clancy. Zijn stuk kreunde verder van blind vertrouwen: ‘Als we ze hun werk laten doen, en ze de nodige steun geven, zal de taak worden volbracht op een manier die even betrouwbaar is als de zwaartekracht.’ Het moest ook maar eens uit zijn met dat linkse gedoe. Van Sixty Minutes bijvoorbeeld, dat een week voor de aanslagen nog een programma had gevuld met een ‘hoary old chestnut’ (‘afgezaagde, oude mop/ verhaal’) over hoe de CIA dertig jaar geleden de linkse regering in Chili had helpen omverwerpen.

Onvoorstelbaar. Waarom zouden Amerikanen Clancy’s CIA-vriendelijke boeken verslinden als ze de CIA haten? En zijn het niet de ‘hoary old chestnuts’ over drugshandel, illegale destabilisering van politieke regimes, training in foltertechnieken, hulp aan doodseskaders en aan anticommunistische ‘vrijheidsstrijders’ (zoals de moedjahedin) zélf die het wantrouwen voeden? En gebeurden die zaken niet uitgerekend in de ambtsperioden van Clancy’s persoonlijke kennis, Ronnie Reagan, die de gewezen directeur van de CIA, George Bush sr., tot vice-president kroonde?

Nu, echt wakker van de recente hervorming zal Clancy niet liggen. Hij is ten slotte de man die in de bestseller Debt Of Honour uit 1994 al profetisch de roos trof: een 747 crasht er in de gebouwen op Capitol Hill en helpt er de president en een groot deel van zijn kabinet om zeep (waardoor niemand minder dan Jack Ryan – Clancy’s gedroomde persona? – het hoogste zitje krijgt). Alleen, sneu toch dat de piloot geen moslim was, maar verdraaid een Japanner die de zelfgekozen dood van zijn familie na de Amerikaanse invasie in de Tweede Wereldoorlog wou wreken!

Wel ja, Pearl Harbor zit Clancy nog steeds hoog. De superpatriot vindt kamikazepiloten maar niks. In dezelfde week als The Wall Street Journal kreeg ook The Sunday Mail een stuk van Clancy in de bus. Zelfmoordenaars zijn ontzagwekkende tegenstanders, maar ‘zie je, we hebben wel vaker met zulke mensen afgerekend’. En: ‘Ze sterven net als iedereen.’ Helemaal gek wordt het wanneer de schrijver, geroemd om zijn realistisch precieze observaties, zonder verpinken meedeelt dat het Amerikaans patriottisme, net als dat van de Britse vrienden, wellicht niet ‘bombastisch’ genoeg is voor de vijand. ‘Wij paraderen niet in het rond terwijl we ons op de borst kloppen en uitroepen hoe stoer we wel zijn. Andere volkeren houden wel van zo’n vertoon, maar ze lijken niet te begrijpen dat zij dit doen omdat ze dat moeten doen. Zij moeten klaarblijkelijk aan zichzelf tonen hoe indrukwekkend ze wel zijn.’ Amerikaanse soldaten daarentegen kennen stil en ongedwongen hun job – het nemen van leven, Gods gift aan de mens. Heel wat van hen vind je ’s zondags in de kerk. Hun grotere doel: ’to preserve, protect, and defend their nations and the citizens who live there’. Aartsgevaarlijke man, die Clancy.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content