DE BRIL VAN MARTIN

Ze zijn dat niet meer gewend in Sijsele, zo veel volk op straat. Het dorp is lang geleden ingedut. De jeugd is vertrokken naar de buitengebieden van de grotere steden, enkel de vorige generatie is gebleven. En nu moeten ze meemaken dat al die bruingetinte jonge mannen op slippers, in trainingsbroek en met de smartphone in de hand langs hun gevels speuren naar een streepje gratis wifi. ‘Een nooit geziene vluchtelingenstroom trekt door Europa’, bauwt Heylen in de wagen op weg naar Sijsele de standaardbeschrijving van deze groep ontheemde mensen na. ‘Ze strijkt ook neer in ons land, tot in de kleinste dorpen.’ Heylen – zelf afkomstig uit zo’n klein dorp, benadrukt hij met een bezorgde blik in de camera – begrijpt dat dat onrust en bezorgdheid oproept. De komende weken plant hij regelmatige trips naar Sijsele, om de polsslag van deze door elkaar geklutste gemeenschap te voelen. Speciaal voor de gelegenheid heeft hij een bril gekocht. ‘De bril van Martin’ is zo’n gadget dat Q in de Bondfilms vijftig jaar geleden al heeft uitgevonden: Heylens montuur heeft een ingebouwde camera en een microfoon. De mens die je filmt, kijkt de kijker zo recht aan. Heylen is ervan overtuigd dat dat zijn gesprekken een ongeziene meerwaarde geeft, maar al snel zien we Heylen vaker in beeld dan mogelijk is als hij werkelijk met die bril op zijn neus aan het filmen zou zijn. Het gadget is vooral de verkooptruc om een programma met maatschappelijk gewicht ook commerciële schokdempers te geven.

Heylen neemt eerst de temperatuur bij de lokale middenstand. Martine van krantenwinkel ’t Schrijvertje houdt de lippen stijf op elkaar als hij haar vraagt naar haar eigen vervreemding van al dat vreemde. ‘Daar kan ik me niet over uitspreken.’ De klanten in broodjeszaak De Stuttedoze zijn daarentegen blij dat eindelijk eens iemand hun mening vraagt, een mening waar ze al zo lang op zitten te kauwen dat ze klinkt als alle voorverwarmde kost die je over vluchtelingen hoort. ‘Ze zijn niet gescreend’, klinkt het. ‘Misschien dragen ze wel vieze ziekten mee.’ En ook: ‘Wie weet zitten er teoristen tussen.’ ‘Terroristen’, verbetert Heylen met de precisie van een schoolmeester.

De angst en het onbehagen van het thuisvolk – er doet een verhaal de ronde over een asielzoeker die bij de coiffeuse binnenstapte en dacht dat het gratis was, dat gaat ver, hé, meneer – steekt schril af bij de glunderende vindingrijkheid van de asielzoekers die onderdak vinden in verlaten loodsen van het leger. Op de ontmoetingsdag tussen buurt en nieuwkomers deelt Ali uit Bagdad enthousiast visitekaartjes uit. ‘In Sijsele wonen veel oude mensen’, legt hij met de hand op het hart in het Engels uit. ‘Ik wil hen helpen. For free. Gratis.’ In een witte tent hangen foto’s van alles waar Ali goed in is. Hij maakt weelderige decoraties voor trouwfeesten, fuiven, alle soorten feest eigenlijk. ‘Dank u wel voor ons te accepteren’, hangt boven de foto’s. Even later toont een andere man de littekens van schotwonden in zijn buik. ‘Bagdad no safe.’

‘Deze mensen zijn vooral bang om niet geloofd te worden’, zegt Martin met zijn bril met camera in de andere camera. Een van de bezoekers haalt met onderdrukte boosheid de neus op. ‘Ik wil één ding: dat ze ’s nachts binnen zitten. Ik vertrouw ze niet. Echt niet, meneer.’ Hij kijkt de interviewer recht in de ogen. En dan doet de bril wel zijn werk. Al heeft Heylen die niet nodig om mensen te laten zeggen wat ze denken.

***, VIER, elke donderdag, 20.35

DOOR TINE HENS

HEYLEN HEEFT DE BRIL VAN MARTIN NIET NODIG OM MENSEN TE LATEN ZEGGEN WAT ZE DENKEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content