Jeroen Olyslaegers schreef een boek. En hij deed dat goed. Winst is een toekomstroman die iets zegt over vandaag. Over bezetenheid in de ontspoorde samenleving. Over de 99 plús 1 procent. ‘Wat hebben een bankier en een milieu-activist gemeen?’

Het is met schuimkoppen tussen de oren dat ik de schrijver tegemoet treed op een Antwerps terras, waar hij zich, schijnbaar ongevoelig voor het monstrueuze sissen en brommen van vertrekkende stadsbussen, in een roséwijn vermeit. Ik heb Winst nog geen vierentwintig uur uit, en niet alles is mij duidelijk. Dat het een vervolg betreft op Olyslaegers’ uit 2009 stammende roman Wij, ja, dat wel. En dat Winst er een overtreffende trap van vormt: allegorischer, complexer, diabolischer. Donald is kunsthandelaar met een naam die niet meer rendeert en een zoon die hem ontglipt. Dan krijgt hij de kans om in Berlijn een tentoonstelling te organiseren. Het kader: de euro is teloorgegaan, de crisis stevent op een spiritueel kookpunt af. Maar: ‘Ook al is de opdracht binnen, het verkopen houdt nooit op.’

Willens nillens is Jeroen Olyslaegers (45) een spreekbuis geworden voor de Vlaamse Occupy-beweging. ‘Wij zijn de 99 procent’, schreeuwt die, waarmee ze net zoals zustergroepen over de hele wereld het geklungel van de heersende 1 procent superrijken vastpint. Dat een verontwaardigde Olyslaegers ook in Winst de vuile onderbroek van het kapitalisme als een protestvlag laat wapperen, staat buiten kijf. Maar het boek behelst meer, veel meer. Ik steek mijn hand uit in de stille hoop op een klare lijn. Ook al lijkt de Antwerpenaar – een levensgrote magneet voor lang haar, kralensnoeren en vikingringen – daar op het eerste gezicht niet meteen een aanhanger van.

JEROEN OLYSLAEGERS: Ik denk niet dat Winst hermetisch is. Ik denk dat de herkenbaarheid in Wij voor een stuk nog resoneert in Winst. Mensen kunnen zich wel voorstellen wat het is om uit hun huis gezet te worden, alles te verliezen, te vervreemden van hun zoon. Maar ik ga niet aan de computer zitten met als doel een helder en toegankelijk verhaal te schrijven, neen. Dat zou nu echt afbreuk doen aan de tijd waarin we leven. De materie dringt haar eigen ritme op. Hoe jij nu tegenover Winst staat, dat is wat ik wil bereiken bij de lezer. Het moest een mindfuck zijn. Ik hóóp dat mensen verward zijn door dit boek. Ik wilde schrijven met de remmen los. In feite is het een psychedelische roman.

De economische crisis die hele landen failliet doet gaan. De euro als eenheidsmunt op de tocht. Het besef dat de volgende generatie het, tegen een historisch patroon in, niet beter zal hebben. Dat voel je vandaag: angst om wat komt. In Winst is de euro al afgeschaft en dreigt de Europese Unie te imploderen. Maar toch is dat volgens jou nog niet waar we ons de grootste zorgen om moeten maken.

OLYSLAEGERS: Neen. Er was iets dat mij plaagde. Neem een bankier – of nog ruiger: een beleggingsadviseur – en een heel geëngageerde milieuactivist. Die hebben iets gemeenschappelijks, en ik heb lang zitten nadenken over wat. Dát weten was weten waar het boek naartoe moest gaan. Vorig jaar was er die beleggingsadviseur die op BBC World verkondigde dat het financiële systeem gaat crashen. Wat hij fantastisch vond, want: ‘Dan liggen alle kansen weer open.’ Dit zal nu onbedoeld cynisch klinken, maar een milieuactivist is óók gebaat met een ramp als die van Fukushima. Omdat hij op die manier de waanzin en hoogmoed aan de kaak kan stellen. Die onbewuste drang naar een apocalyps brengt het hele menselijke spectrum bij elkaar. Toen ik dat inzag, ontsteeg het boek de analyse van de wereld zoals die er nu aan toe is. Mensen zijn bang, en dat legt grote krachten bloot.

Met ‘mensen’ bedoel je: de 99 plús dat ene procent.

OLYSLAEGERS: Dat is exact wat ik wilde doen: schrijven over de hónderd procent. Voor mij is er geen onderscheid. Imelda Marcos heeft haar schoenen kunnen houden toen haar man, de president, werd verjaagd. Ze zal ongetwijfeld nog wel gelukkig zijn, maar gaat het over dat geluk? Uiteindelijk gaat het over mensen. Wat ik me als schrijver afvraag: zijn we in zekere zin niet allemaal fucked up?

We zouden stilaan moeten beseffen dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Die verbondenheid moet het nieuwe paradigma worden, in plaats van winst en hebzucht. ‘ Change we can believe in‘, zegt Obama. ‘De kracht van verandering’, zegt De Wever. Allemaal goed en wel, maar zolang die verandering niet geruggensteund wordt door een radicaal andere manier van denken, blijven we in kringetjes lopen. Dan zal de apocalyps voor niets zijn geweest. In het boek is het Amanda die die verbeelding ontdekt. Bij haar is er een kiem.

De tentoonstelling in je roman moet de collectief borrelende onrust bij elk van ons vatten. Toch zijn het net de aanstokers ervan, de bankiers, die het gebeuren financieren.

OLYSLAEGERS: Toen ik de titel had bedacht, was de reactie in mijn omgeving: ‘Natuurlijk een boek over de crisis na 2008.’ Dat wás ook mijn idee, eerst. Alleen heeft het kapitalisme volgens mij een andere vorm aangenomen: reputatie. Winst is wat er overblijft van je náám, als het hele spel is uitgewoed.

Donald is de inmiddels volwassen geworden zoon van Georges, om wie het in Wij draaide. Een generatie verder, een duidelijk vervolg. Waarom?

OLYSLAEGERS: In Wij moest de waanzin van Georges besmettelijk zijn en iedereen aantasten, maar dat is me niet gelukt. Bij Winst wel: op het einde wordt iedereen in bezit genomen door een demon die het denken van elk personage op zijn kop zet.

Het is geen demon met een destructieve kracht – je kunt hem evengoed de held van het verhaal noemen.

OLYSLAEGERS: Goed gezien. Het is een demon beyond good and evil, voorbij elke vorm van moraal. Hij vraagt een soort engagement en lacht je vervolgens uit als een sater.

Uitlachen is een goeie manier om iemands wil te testen.

OLYSLAEGERS:Voilà, zo gaat mijn volgende boek ook heten: Wil.

Kijk, heel dat apocalyptische denken is deel van het probleem – we lijken allemaal in de wachtkamer van een grote ramp te zitten. Daar schieten we niks mee op. Iedereen heeft inmiddels wel door dat het politieke en economische systeem een leugen is. Hoe leg je dat uit aan je kinderen? Ik heb een zoon van zeventien, die ook zijn eigen denkwerk doet. Het ironische is dat ik mezelf dan standpunten hoor verdedigen waaraan ik zelf het schijt heb. Over een beetje structuur hier en een beetje structuur daar. Daarom wil ik in de nabije toekomst de tijd voor mezelf herwinnen. Persoonlijk engagement is niet je terugtrekken uit de wereld, maar ze comfortabeler inrichten.

Waar hebben we het dan concreet over?

OLYSLAEGERS: Met enkele vrienden gaan we in 2014 een wandeltocht naar Santiago de Compostela organiseren. Drie maanden stappen. Ik moet mijn geest verder openbreken. Ik denk radicaal anders over de zaken dan vijf jaar geleden. Toen zou ik stemrecht als fantastisch hebben bestempeld, demo-cratie, politici. Daar heb ik nu gigantische twijfels over.

We zijn vergeten dat een revolutie tijd nodig heeft. Vrouwenrechten: hoeveel generaties van strijd, onderdrukking en theorie zijn daar niet overheen gegaan?

In het boek werkt de Berlijnse commune van anarchisten, kunstenaars en andersdenkenden wél al zo: ellenlange vergaderingen, maar er wordt wel degelijk iets beslist. Al steek je er dan een beetje de draak mee: deelnemers aan de vergadering brengen alvast twee maaltijden mee, ‘waarbij men uiteindelijk traag kauwend en bij het krieken van de dag tot een gezamenlijk standpunt komt’.

OLYSLAEGERS:(grijnst) Dat is de Occupy-gedachte: iedereen is vrij om te spreken. Ik ben gewoon wat verder in de tijd gegaan om te zien waartoe dat leidt in een grote groep: de tijd komt niet langer onder druk te staan. Dat hebben die communards alvast veroverd. De politiek zoals wij die kennen, heeft daarin geen schijn van kans. ‘Het monopolie van Electrabel moet nú eindigen’, roepen politici. Maar zo werkt het niet. Hoewel ik er een satire van maak in mijn roman, vind ik langetermijndenken heel belangrijk. Geduld kan heel bevrijdend zijn.

Wervend klinkt dat niet.

OLYSLAEGERS: Dat is ook niet de bedoeling. Ik offreer gewoon ideeën, via een boek. Je eigent jezelf de arrogantie toe dat je een paar keien in de rivier van plaats hebt veranderd. Het is zoals Bill Hicks zei, die fantastische Amerikaanse stand-upcomedian: I’m just planting seeds, man. Het is niet meer dan dat. Komt er iets uit die zaadjes? Geen idee. Maar ik voel een verantwoordelijkheid tegenover mijn zoon en toekomstige generaties: ik ga toch de dingen zeggen die ik wil zeggen, hoe complex ze ook zijn.

Mocht je vandaag twintig zijn, zou je dan nog schrijver willen worden?

OLYSLAEGERS:(denkt na) Ja. Maar ik zie de bui ook wel hangen. Die gigantische ontlezing. Maar dan denk ik: life gives you lemons, make lemonade. Or get some tequila and salt. (grijnst)

Toen ik begon te schrijven, wist ik dat ik voor een leven van onzekerheid koos. Twintig jaar geleden ging ik er al van uit dat er voor mij geen pensioen zou zijn weggelegd. Ik heb váák wakker gelegen. Maar dat heeft geen zin. Die angst over geld heb ik moeten loslaten. Eigenlijk telt alleen vandaag – nu, nu, nu. Morgen is bullshit voor mij, maar voor de meeste mensen is het gewoon woensdag, de dag vóór donderdag. Ik kijk daar niet op neer. Ik vind het alleen erg dat mensen zo veel kunnen uitstellen. Terwijl het al zo ongelofelijk is dat we bestáán. Dat valt toch alleen maar te vieren?

En toch: wie de volgende generatie hoop wil geven, moet al diep in de ton graaien. Hoe doe jij dat, met jouw nageslacht?

OLYSLAEGERS: Het is heel dubbelzinnig. Als puber stelt mijn zoon de gevestigde structuren in vraag, zoals een puber moet doen. Ik reageer daar in eerste instantie op als bezorgde vader, maar hij doet me wel nadenken, de inconsequenties van mijn eigen gedachten inzien. Nu, consequent gedrag is natuurlijk voor losers. Je mag elke dag van mening veranderen, vind ik. Dat is heel gezond. Maar voor mij is het wel confronterend, want hij is mijn vlees en bloed. Dus fuck, hoe ga ik daarmee om? We zullen het met minder moeten doen, dat klopt. Dat is hard, maar misschien komen er andere waarden naar boven. Ontwikkelt er zich een generatie die spirituele ontwikkeling belangrijker vindt dan een huis, een tuin, kinderen.

Het grave daarvan is dat je gedwongen bent om de dingen te herdenken. Dát is fantastisch. De vorige generatie geloofde heilig in het negen-tot-vijfwerk, een heel leven lang. Op het einde is er dat pensioen. En dan, wat? Genieten van het leven? Je hebt die citytrips wel al gedaan, je kinderen naar de universiteit gestuurd, er zijn kleinkinderen nu. Jij hebt je de hele tijd aan deadlines gehouden, je leven hing er haast van af. Veertig jaar lang heb je uitgekeken naar dat weekend, altijd weer dat fucking weekend, en die drie weken vakantie. Maar dat is nu voorbij. En daar ligt dan die tijd op je te wachten, te zonnen als een tijger. Je kent toch genoeg verhalen van mensen die meteen na hun pensioen helemaal zot zijn geworden?

Een boek blijft een raar ding. Twee jaar werken, acht weken in de winkel. Tenzij het een prijs wint of ergens voor wordt genomineerd. Dat vind ik niet erg. Hilarisch zelfs. Ik ken er die daar bitter om worden, maar dan misken je je eigen talent: please love me. Neen, ik ben een positieve mens: dit zijn de citroenen die ik krijg.

WINST

Uit bij De Bezige Bij Antwerpen.

DOOR KURT BLONDEEL – FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

JEROEN OLYSLAEGERS: ‘VIJF JAAR GELEDEN ZOU IK STEMRECHT, DEMOCRATIE ALS FANTASTISCH HEBBEN BESTEMPELD. DAAR HEB IK NU GIGANTISCHE TWIJFELS OVER.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content