COMPLETE LIBRARY OF CONGRESS RECORDINGS

Pas in de dood vindt de mens onsterfelijkheid. Deze zomer: zeven postume albums waarvoor de makers zich hoegenaamd niet in hun graf moeten omkeren. – De opnames die pianist Jelly Roll Morton, de zelfverklaarde vader van de jazz, voor Alan Lomax in de Library of Congress in Washington maakte, leverden zonder twijfel een van de boeiendste stukjes jazzgeschiedenis op. Het verhaal van een gokker, poolbiljartspeler, pooier, sjoemelaar, bokspromotor én muzikaal genie.

In augustus 1938 verscheen op de cover van jazztijdschrift Down Beat deze titel: WC Handy is a Liar! Says Jelly Roll. Aanleiding was een radio-uitzending waarin Handy werd aangekondigd als de ‘originator of jazz, stomps and blues’. Jelly Roll Morton ging in de tegenaanval. Iemand moest het doen. Geen hond die zich nog de vele mijlpalen herinnerde die hij had genomen. Ferdinand Joseph Lamothe, geboren in 1885, was in 1903 zowat de eerste muzikant geweest die uit New Orleans wegtrok, met de jazz in zijn achterzak. In 1915 werd zijn Jelly Roll Blues de allereerste gepubliceerde jazzcompositie. Hij was de eerste kleurling die met een blanke band, de New Orleans Rhythm Kings, opnames van zijn eigen stukken maakte. Bovenal was Morton de eerste geweest die over het nieuwe muziekfenomeen uit zijn geboortestad had nagedacht, het kon analyseren en in uiterst verfijnde composities vertalen en verspreiden. Zijn credo: ‘Jazz can be applied to any type music’. Jazz is niet wat je doet, maar hoe je dat doet. Het was dus deze man die in 1908 WC Handy had geleerd hoe je blues voor een jazzband kon schrijven.

Maar tegen 1938 viel geen eer meer te rapen met eerdere successen. Weg waren de chique kostuums en dure auto’s, foetsie de platencontracten. Vanaf de zijlijn zag Morton toe hoe zijn King Porter Stomp, een juweeltje vol aanstekelijke riffs en hooks dat hij had neergepend in 1905, opnieuw op ieders repertoire verscheen. Het werd door een dertigtal bands opgenomen en was een immense hit voor Benny Goodman, de nieuwe superster.

King Porter Stomp werd het prototype en het lijflied van de swing. De auteur zelf was verwikkeld in een eenmansgevecht voor het recupereren van auteursrechten en het heroveren van zijn plaats in de jazzgeschiedenis.

Het Down Beat-incident bevestigde eens te meer de kwalijke reputatie van Morton. Handy reageerde bitsig: ‘Die oude gek is niet alleen jaloers, hij is een fantast die lijdt aan grootheidswaanzin!’ Zelfs de doorgaans beschaafde Duke Ellington voelde zich danig geïntimideerd door zijn nemesis uit The Big Easy: ‘Morton played piano like one of those high school teachers in Washington. As a matter of fact, high school teachers played better jazz’.

Toegegeven, Morton was evenmin mals geweest voor de concurrentie. Telkens hij een nieuwe stad aandeed, volgde hij hetzelfde ritueel. Hij ging eerst kaarten, gokken en poolbiljarten in de bars waar de beste muzikanten uit de buurt speelden – om ze daarna in ‘battles of music’ vrolijk af te maken. Dan drapeerde hij zijn peperdure overjas, de opzichtige satijnen voering naar buiten gekeerd, over de vleugel, stofte met een weids gebaar de pianostoel af, lachte breed de diamanten in zijn gebit bloot en sloeg zijn favoriete akkoord aan. Wat volgde, was van een onweerstaanbare flair, elegantie en virtuositeit. Lil Hardin, zelf pianiste en later voor een paar jaren de echtgenote van Louis Armstrong, was overrompeld toen ze hem voor het eerst hoorde: ‘The piano rocked, the floor shivered (…) Oh, I was thrilled and amazed!’

Wanneer de beruchte artikels in Down Beat verschenen, had Morton een reeks opnames voor de Library of Congress in Washington achter de rug, op uitnodiging van een piepjonge Alan Lomax. Het was voor beiden het ideale moment: Morton speelde nog enkel voor een handvol verdwaalde bezoekers in The Jungle Inn, zijn bar in Washington. De 23-jarige Lomax stond aan het begin van een indrukwekkende carrière. Als eerste wapenfeit kon hij zich geen beter onderwerp dromen. Wat een eenmalige opname moest zijn, werd uiteindelijk een acht uur durende monoloog op een soundtrack van jazz, blues, ragtime, spirituals, volksliedjes, habanera en opera. In de prachtige akoestiek van het statige Coolidge Auditorium, gezeten aan een majestueuze Steinway, speelde Morton geduldig zijn stukken: The Pearls, Creepy Feeling, New Orleans Blues. Maar Lomax was meer geïnteresseerd in de verhalen uit de groezelige achterwijken van New Orleans. Hoe meer de whisky vloeide, des te sappiger Morton vertelde: over Sheep Eye, de gokker, over Game Kid, de bluesspeler, de Pensecola Kid, Chicken Dick, en over Aaron Harris, het schoelje dat zijn eigen broer en schoonzus vermoordde voor een kop koffie. Zonder het te beseffen, bezoedelde Morton zijn reputatie voor het nageslacht. In de populaire docureeks Jazz van Ken Burns uit 2001 wordt hij nog steeds geportretteerd als gokker, pool shark en bovenal die fantast die het lef had zichzelf uitvinder van de jazz te noemen.

Na de opnames bleef het noodlot Morton achtervolgen. In de herfst van 1938 ging een dronken klant van The Jungle Inn hem met een mes te lijf. Toen hij het ziekenhuis verliet, was zijn bar failliet. Op de dag van een auditie voor John Hammond (de beroemde manager die later nog Bob Dylan ‘ontdekte’) leed hij een hartinfarct. Hij stuurde bigband-arrangementen naar Benny Goodman, maar kreeg als antwoord: ‘Val ons in de toekomst niet meer lastig met zulke trivialiteiten’. Hij stak zijn resterende geld in de uitgave van een nieuwe compositie, We Are the Elks, waarvan er geen enkele kopij verkocht raakte. De ultieme kaakslag kwam van ASCAP, de Amerikaanse auteursrechtenvereniging: hun cheque voor achterstallige royalty’s bedroeg een ronduit beledigende $86,94! Morton gebruikte het geld om zijn beste smoking terug uit het pandjeshuis te halen. Het laatste wat we van ‘Mr. Jelly Lord’ horen, zijn een handvol briljante solo-opnames voor het kleine General-label.

Wanneer in 1941 Mortons stiefmoeder, de voodooheks Eulalie Pecher sterft, steekt hij zijn hele hebben en houden in een Lincoln en een Cadillac, bindt de twee auto’s aan elkaar en vertrekt hij op een lange reis van New York naar L.A. Hij belandt in sneeuwstormen, raakt van de baan, en beleeft een tocht die zo mooi en zo triest is als die uit The Straight Story van David Lynch… Kort na aankomst sterft Jelly Roll. De ‘King of Ivories’ is niet meer.

De luxueuze uitgave van de integrale Congress-opnames, waarvoor Jelly Roll van Lomax trouwens geen cent heeft ontvangen, is ondertussen ook alweer uitgeput.

VOLGENDE WEEK: ELLIOTT SMITH

DOOR FREDERIK GOOSSENS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content