Het verre oosten in een dozijn. Azië is al jaren het boeiendste filmcontinent ter wereld. Drie boxen vertellen u waarom.

HET VERRE OOSTEN IN EEN DOZIJN

Cinema Asia 1, 2, 3

FILMS: **** EXTRA’S: * (A-FILM)

De drie Cinema Asia-verzamelboxen van A-Film (met telkens vier films per box) bieden een uitstekende, zij het ook wat chaotische en arbitraire introductie tot wat er in China, Japan, Korea, Taiwan en Hongkong voor moois wordt geproduceerd. De meeste films dateren van het nieuwe millennium; het enige echte oudje in de reeks is Rashomon (1950) , de überklassieker van Akira Kurosawa die voor de doorbraak zorgde van de Japanse (en bij uitbreiding Aziatische) cinema in het westen.

Het Chinese vasteland is present met werk van drie grote namen: het flamboyante plattelandsmelodrama Het Rode Korenveld (1987) van Zhang Yimou; The Blue Kite (1993), de terugblik van Tian Zhuangzhuang op een van de somberste periodes uit de recente Chinese geschiedenis (de jaren 1953-1967, van de Grote Sprong Voorwaarts tot Mao’s Culturele Revolutie); en Together (2002), het sprookjesachtig naïef portret van Chen Kaige van een vioolspelend wonderkind uit de provincie.

Supertalent uit Hongkong Wong Kar-wai laat in In the Mood for Love (2000) en 2046 (2004) de toeschouwer verdwalen in een labyrintisch spinnenweb van melancholie, chinoiserie en langoureuze hartstocht. Van de Japanse cultregisseur Takeshi Kitano zijn niet zijn typerende yakuza-films opgenomen, wel twee buitenbeentjes. In Dolls (2002) doet hij de Japanse tradities van Bunrakuspelers, kersenbloesems en zen-ingetogenheid herleven (maar dan wel in kleurrijke kostuums van Yohji Yamamoto); in Zatoichi (2003) steekt hij via de legende van de gelijknamige blinde masseur en gokker het samoeraigenre in een nieuw kleedje, compleet met bloedfonteinen, slapstick en muzikale intermezzi.

De meest spraakmakende regisseur uit Korea, Kim Ki-duk, kon moeilijk in deze verzameling ontbreken, maar ook zijn bijdrage is atypisch: het wonderschone Spring, Summer, Fall, Winter… and Spring (2005) staat niet in het teken van de provocatie, maar van de meditatie.

Naast al deze voor de kenner vertrouwde titels, bevat deze verzameling ook enkele minder bekende, zelfs obscure films voor de avontuurlijk aangelegde kijker. Fleeing by Night (2000) , een coproductie tussen de Chinese Volksrepubliek en Taiwan, is een melancholische kroniek over onbeantwoorde en gedwarsboomde liefde, gesitueerd in het wereldje van de Chinese opera aan de vooravond van de oorlog met Japan. De homo-erotische componenten van het verhaal zijn verrassend voor een officiële Chinese productie. De driehoeksverhouding tussen twee kuise geliefden en de mannelijke operaster die een wig tussen hen drijft, is vrij genuanceerd uit de doeken gedaan. Toch lijdt deze film van Li-Kong Hsu en Chi Yin onder te veel raakpunten met het superieure Farewell my Concubine van Ken Chaige.

Uit Korea zijn er twee genrefilms die creatief omspringen met de verplichte conventies. Kang Je-Gyu liet zich voor Brotherhood (2005) duidelijk inspireren door Spielbergs Saving Private Ryan (de overdonderende score van John Williams incluis) en Band of Brothers. Hij brengt een genadeloos hyperrealistische herschepping van de Koreaanse oorlog – een slachtpartij die één miljoen levens eiste – met als rode draad de liefde en opoffering van twee broers uit Seoul die in de bloedige burgeroorlog worden meegesleurd.

Tegen de chaotische achtergrond van politieke intriges in 17de-eeuws Korea en in een vrij ingewikkelde flashbackstructuur toont Sword in the Moon (2003) de epische strijd van twee wapenbroeders die door het lot dodelijke vijanden worden. Met briljante zwaardgevechten, veel visueel vernuft en een geraffineerde esthetiek steekt regisseur Kim Ui-seok meermaals de beste martial arts-films uit Hongkong en China naar de kroon. Patrick Duynslaegher

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content