CHARLOTTE DE BRUYNE: ‘Theater moet een cadeau zijn’

© ATHOS BUREZ

Veertig minuten en één applaus: meer had Charlotte De Bruyne niet nodig om ons te overtuigen dat er een beloftevol actrice en theatermaakster in haar schuilt. U kent haar nog niet, maar daar komt snel verandering in. Dit najaar al, als ze een hoofdrol speelt in Patrice Toyes Little Black Spiders. ‘Ik wil véél.’

In 1985 deed ene William H. Frey II, een biochemicus aan de University of Minnesota, onderzoek naar waarom mensen wenen. Hij ontdekte dat er twee soorten tranen zijn. Er is de reflextraan, een reactie waarmee het oog zich probeert te ontdoen van irriterende stoffen. En er is de emotionele traan, gelinkt aan emoties als stress, angst, blijdschap of pijn. Die tweede categorie verschilt wezenlijk van de eerste: Frey II ontdekte dat emotionele tranen meer corticotropine bevatten, een hormoon gelinkt aan stress. Daarom lucht wenen op: het oog probeert een verstoorde hormoonspiegel weer te normaliseren door stresspartikels langs uw wang af te voeren.

De nieuwe tearjerker: XXXO, de eerste voorstelling die Charlotte De Bruyne samen met Nathalie Verbeke maakte onder de vleugels van Ontroerend Goed. Drie kwartier lang onderzoeken de twee meisjes van achter hun MacBooks wat hen nog kan doen wenen. Snotterscènes uit My Best Friend’s Wedding en Titanic, ajuinen, Vicks Vaporub, waterspray, een stevige mep in het gezicht, zielige YouTubefilmpjes, ingebeelde begrafenisspeeches: het hele arsenaal truken passeert de revue. Een knap geconstrueerde voorstelling over afstomping, narcisme en authenticiteit, netjes georkestreerd naar de grote finale: een reeks digitale huilfoto’s die de twee van zichzelf nemen met PhotoBooth en boven hun hoofden projecteren.

Maar het echte hoogtepunt zit zelfs na de finale: als de lichten weer aangaan, en de twee naar voren komen om het applaus in ontvangst te nemen. Dat is doorgaans het moment waarop de normaliteit in het theater zich herstelt, het punt waarop de fictie wegvalt en het personage een acteur wordt. Niet bij XXXO. Natte wangen, rode ogen, snot aan de lippen: de twee meisjes huilen nog altijd als het licht weer aangaat. Het is een fantastisch beeld, twee jankende meisjes voor een zaal van applaus, maar ook een moment waarop je het publiek ziet verschieten. Dit waren niet de ordinaire reflextranen die ze dachten te zien, maar echte emotionele tranen, die niet ophouden omdat de voorstelling gedaan is. Verbeke en De Bruyne hebben niet gepretendeerd, maar een performance lang hun eigen geest opgefokt.

‘Ik waarschuw je: het eerste halfuur kan ik niet veel aan. Als je nu commentaar geeft, begin ik onmiddellijk opnieuw te wenen.’ In de backstage van het Hasseltse KC Belgie spoelt De Bruyne haar ogen met Minhavez. Doorgaans een middeltje onder tieners om wietrode ogen weg te werken, voor De Bruyne de manier om de restanten van Vicks en ajuinen weg te werken. Haar hoofd heeft er langer voor nodig om te bekomen. ‘Dirk Roofthooft heeft naar het schijnt voor de voorstelling een uur alleen op het podium nodig. Ik heb een halfuur nodig ná de voorstelling. Dat, en een glas wijn.’

Ze heeft iets van Charlotte Vandermeersch, maar dan zeven jaar jonger – extra in de verf gezet door haar fluoroze high tops van Nike en de blinkend zilveren anorak. ‘Dat is het fijne aan jong zijn’, zegt ze lachend. ‘Dat je met dit soort schoenen wegkomt.’ Laat u evenwel niet misleiden door haar jeugdige voorkomen en de ‘1990’ bij geboortejaar. Samen met Ontroerend Goed heeft De Bruyne onder de radar een indrukwekkend parcours afgelegd. Ze heeft de wereld rondgereisd met Pubers bestaan niet. Ze heeft met Cate Blanchetts theatercompagnie gewerkt in het Australische Sydney. En in augustus staat ze met haar debuut XXXO een maand lang op het prestigieuze theaterfestival van Edinburgh. Het belooft een emotionele zomer te worden voor Charlotte De Bruyne. We hebben nu al medelijden.

Een stuk of zestig voorstellingen blètend op het podium staan: waarom doet iemand dat zichzelf aan?

CHARLOTTE DE BRUYNE: Omdat ik het een fascinerend gegeven vond. Ik heb ooit, schoorvoetend, aan Nathalie toegegeven dat ik foto’s van mezelf nam als ik weende. Ik had het nog nooit aan iemand verteld, maar Nathalie reageerde onmiddellijk: ‘Shit, ik doe dat ook.’ Allebei hadden we bestandsmappen op onze computer, gevuld met tranenfoto’s van onszelf, genomen met de PhotoBooth van onze MacBook. Zo’n bizarre gewoonte leek ons het ideale vertrekpunt voor een voorstelling.

Is mij een jongerentrend ontgaan?

DE BRUYNE: We hebben het er daarna met de cast van Pubers bestaan niet over gehad. Er waren nog vijf anderen die precies hetzelfde deden. Allemaal meisjes wel – ik vermoed dat het een wijvending is. (lacht) Maar wat ik misschien nog het meest fascinerend vond, was dat we onszelf allemaal déden wenen. Triestige muziek luisteren, zielige YouTube-filmpjes opzetten, je voorstellen wat je op de begrafenis van je vader zou zeggen. En dan afdrukken op het moment dat de tranen beginnen te lopen.

Het heeft iets extreem narcistisch, dat besef ik ook wel. Die traan die rolt, je wang juist positioneren zodat ze maximaal belicht wordt. Het is een bijzonder foute vorm van eigenliefde. Maar blijkbaar herkennen veel mensen dat – er bestaat zelfs een site met alleen dat soort foto’s: waterlanders.be.

Lukt het elke voorstelling om oprecht te wenen?

DE BRUYNE: Meestal wel. En ik heb ondertussen geleerd hoe ik het er kan laten uitzien alsof het wel gelukt is – dat is een kwestie van de juiste ademhaling. In Edinburgh moet ik de voorstelling een keer of dertig spelen in een maand tijd. Dan moeten er wel avonden tussen zitten dat je de truken uit de kast moet halen. Het publiek zal dat niet merken, maar zelf voelt het toch altijd een beetje als bedriegen. De barometer is of wij het voelen, niet zozeer of het publiek ons gelooft.

Theater moet waarachtig zijn?

DE BRUYNE: Volgens mij is dat het grote onderscheid tussen theater en film. Op de planken kun je echt iets in iemand zijn gezicht smijten. Speciaal voor het publiek van die avond all the way gaan. Een moment van hier en nu creëren. Ik zou graag voorstellingen maken die dat uitgangspunt hebben: dat je iets geeft aan het publiek. Ontroerend Goed begint altijd vanuit dat perspectief. Je moet je best niet doen voor ons, wij willen jou iets geven. Het moet een cadeau zijn. Dat is het theater dat ik vree interessant vind.

VREE. ZE SPREEKT HET UIT MET EEN GENTSE gehemelte-r, niet de licht geaffecteerde tongpunt-r die de meeste jonge actrices hanteren. Het zegt iets over haar parcours. De klassieke, schoolse weg van haar collega’s heeft De Bruyne niet afgelegd. Geen voordracht of dictie in het middelbaar. Geen Herman Teirlinck – ze heeft zelfs geen ingangsexamen gedaan. Op de afdeling Drama van het KASK, waar ze studeert, is ze al een jaar niet geweest. ‘Te druk. Maar ik hoop volgend jaar opnieuw naar school te gaan.’ De Bruyne is niet gevormd – ze heeft haar eigen weg gevonden .

DE BRUYNE: Ik kom uit Lochristi, tussen Gent en Lokeren. Mijn vader was bloemist: in onze tuin stonden hectaren serres met azalea’s en dahlia’s. Een idyllische bloemenjeugd, kortom. Ik hoorde Marina Abramovic deze week op Cobra vertellen dat hoe ongelukkiger een kunstenaar is, hoe beter zijn werk. Als dat klopt, kan ik er beter mee stoppen. Mijn ouders zijn zelfs nog samen. (lacht)

Wel was er in Lochristi niet meteen veel te beleven. Mijn moeder had dat door, en ze heeft me op mijn dertiende ingeschreven bij de Kopergietery, het Gentse jeugdtheater. Van daar ben ik dan terechtgekomen in Pubers bestaan niet, een voorstelling van Ontroerend Goed met twaalf tieners.Misschien is dat wel waar ik als actrice het meest gevormd ben. Onderweg van festival naar festival met een eigen familietje. Alles kon, alles was vrij, alles was plezant. In Pubers bestaan niet zat een zin die me altijd gefascineerd heeft: ‘Alles is al gedaan, maar niet nu, en niet door mij.’ Dat vat het wel goed samen voor mij. Jong zijn, proberen en zo je eigen weg zoeken.

Je lijkt een beetje buiten de traditionele toneelwereld te staan. Je gaat zelfs nauwelijks naar theater.

DE BRUYNE: Ik weet ook niet waarom dat is. Ik denk dat ik te veel theater heb gezien dat me niet interesseerde. Hermetische, experimentele voorstellingen waarbij je uren de symboliek moet proberen te decoderen. Of nog maar eens een Tsjechov of Shakespeare, zonder dat er iets wezenlijks toegevoegd wordt. Ik verdraag dat niet. Ik vind dat er te veel dingen gemaakt worden die niet bezig zijn met wat relevant is om vandaag te doen. Dat moet daarom niet letterlijk maatschappelijk relevant theater zijn met een grote boodschap, maar er moet wel een grond in zitten die te maken heeft met de manier waarop wij leven.

Ik snap dat niet, die obsessie met repertoiretoneel. Er valt nog zo veel te doen met de vorm van theater. Ik snap dat je het als acteur een fijne oefening vindt om Oom Wanja neer te zetten, maar als maker heb je een grotere verantwoordelijkheid dan woorden van iemand anders te brengen. Ik wil dingen maken die mensen nog niet gezien hebben.

Grote woorden.

DE BRUYNE: Dat besef ik. Maar ik hoop dat ik het kan waarmaken. Ik hoop dat XXXO dat doet.

VOOR WIE NOOIT GOSSIP GIRL HEEFT GEZIEN DE ‘X’ staat voor ‘kus’, de ‘O’ voor ‘knuffel’. Respectievelijk driemaal twee neuzen tegen elkaar en vier verstrengelde armen vanuit vogelperspectief, vandaar. Het is de visuele linguïstische inventiviteit van de digital natives, de eerste generatie die geen herinneringen meer heeft vóór het internet. Maar vooral geen herinneringen die niet op een laptop staan, zo blijkt als we een rondleiding door De Bruynes MacBook krijgen. Er zijn de fotomappen, die netjes haar carrière documenteren, van de tournee met Pubers bestaan niet waar alles mee begon tot die keer dat haar grote held Gabriel Byrne onverwacht voor haar zat tijdens A Game of You in Salzburg. ‘En hij vond het nog goed ook.’ Er is haar iTunes – 23 gigabyte muziek, goed voor tien dagen non-stop muziek – die vertelt dat ze recentelijk veel naar The Smiths’ Bigmouth Strikes Again heeft geluisterd. Er is de map ‘Mooie dingskes’ op haar bureaublad. Een zetel van Ejnar Larsen. Een scène uit Songs from the Second Floor. Dennis Hoppers screentest voor Andy Warhol. Een TimeOut-artikel getiteld ’75 Abandoned Theatres from around USA’. Een pull van APC die ze deze zomer gaat kopen. Toon mij uw laptop en ik zeg u wie u bent.

DE BRUYNE: Fascinerend toch, hoeveel je van iemand te weten kunt komen als je zijn laptop en paswoord hebt. Het is een wereldje op zich geworden. Ergens heeft het ook wel iets beangstigend. Als mijn grootmoeder morgen sterft, laat ze dagboeken, dozen vol brieven en foto’s en een platencollectie achter. Als ik morgen sterf, is mijn hele leven samengevat in een externe harde schijf. Als mijn computer zou crashen, is dat alsof mijn huis afbrandt: al mijn herinneringen van de voorbije vijf jaar zijn weg. Daarom ook dat die laptops zo prominent aanwezig zijn op de scène tijdens XXXO. Het is een gegeven waar ik nog graag iets mee zou doen.

Maak jij theater voor een nieuwe generatie – jouw generatie?

DE BRUYNE: Misschien wel, ja. XXXO is een voorstelling over hoe de wereld op ons afkomt. Over narcisme. Over afstomping. Over engagement. De dingen waar ik en mijn vrienden mee bezig zijn. Zonder dat ik daarom de antwoorden weet over waar dat vandaan komt of hoe we ermee om moeten gaan. Ik bedoel: ik weet nog altijd niet waarom ik foto’s van mezelf neem als ik ween.

Los daarvan: ik weet niet of ik in generaties geloof. Veel van de mensen met wie ik omga, zijn twintig jaar ouder en zitten helemaal op dezelfde golflengte. Ik geloof niet dat wij zo anders zijn: mensen hebben de neiging nogal hard op elkaar te lijken. Is huilen voor een PhotoBooth zo anders dan huilen voor de spiegel? Is een punkster minder narcistisch dan een hipster? Zijn wij minder geëngageerd omdat wij politiek niet geëngageerd zijn? Ik weet dat allemaal niet zo goed.

Soms denk ik dat wat ik maak meer met de tijdsgeest te maken heeft. Neem nu iets als die drang naar authenticiteit in XXXO: dat is in de hele maatschappij van vandaag superbelangrijk geworden. Slagers en bakkers zijn weer in, omdat ze authentieke producten leveren. Koekjes worden verpakt in simpele papieren omhulsels omdat dat authentieker lijkt. Zelfs wereldsterren als Lady Gaga hebben hun carrière aan hun authenticiteit te danken. Ken je dat ene filmpje, waarin ze in een candid cameraprogramma figureerde, toen ze 20 was en zwart haar had? Haar rise to fame was authentiek, en dat is wat haar succes mee gemaakt heeft. De hele maatschappij is doordrongen van die zoektocht naar authenticiteit. Ik denk dat zoiets de generaties overstijgt.

ZE ZUCHT. BEGINT OPNIEUW, MAAR STOKT.’Ja, ik weet het niet.’ ‘Maar misschien is het dat…’ ‘Nee, ik weet het niet.’ De ketting met huissleutel die ze al het hele gesprek rond haar pols zwiert, windt ze strak om haar vinger. Haar eerste interview is een zoektocht in bewoordingen. Het gebrek aan pasklare antwoorden frustreert haar.

‘Ongeduldig’ is het eerste woord dat Alexander Devriendt, artistiek directeur van Ontroerend Goed en tevens je lief, op je plakte.

DE BRUYNE: Zei hij dat? (lacht) Ik snap wel wat hij bedoelt. Ik wil vree graag er al zijn, als je begrijpt wat ik bedoel. Alexander zit in een fase in zijn leven waarin hij na tien jaar werken een systeem voor zichzelf heeft gevonden om goed werk te maken. Ik ben daar nog lang niet en het steekt mijn ogen uit dat hij dat wel kan. Dan zit hij superproductief achter zijn laptop in het bureau, en hoor ik mezelf een kamer ernaast zuchten en vloeken achter de mijne. Misschien daarom dat ik zo ongeduldig ben. Ik moet soms leren genieten van het onderweg zijn.

Wacht, ik heb een quote die daar perfect bij past. (zoekt op haar computer en declameert, in het Engels) ‘Niemand vertelt dit aan beginners, ik zou willen dat iemand het me gezegd had. Wij allemaal die creatief werk doen, we beginnen eraan omdat we goede smaak hebben. Maar er is een kloof. De eerste jaren maak je dingen die gewoon niet zo goed zijn. Het is goed proberen te zijn, het heeft potentieel, maar het is niet goed. Maar je smaak, dat ding dat je in het spel trok, is still killer. En door je smaak stelt je werk je teleur.’ Een quote van Ira Glass – een Amerikaans radiomaker blijkbaar, ik had ook nooit van hem gehoord. Toen ik dat las, voelde ik een geruststelling over me heen dalen. Het is een troost voor beginners als ik, gefrustreerd omdat ze het nog niet allemaal weten. Wat ik maak, voldoet nog niet aan mijn eigen eisen, maar dat is logisch.

Misschien ben ik ook zo ongeduldig omdat ik veel wil maken. Ik wil duizend voorstellingen maken. De kunstenaars die ik het meest bewonder, blinken uit in veelheid. Op mijn kamer ligt een boek van Sophie Calle, Take Care of Yourself, waarin ze de e-mail waarmee haar lief het uitmaakte aan 107 vrouwen gaf om haar te helpen begrijpen. Een clown maakte er een komische act van; een professor analyseerde de mail taalkundig. Op zich is dat een simpel idee, maar door de veelheid werkte het. Ik denk dat ik dat soort theatermaakster wil worden.

Je schuwt de statements niet. Ben je niet bang dat je op je 35e terugkijkt en denkt: wat was ik toen vooral jong?

DE BRUYNE: Ik ben niet bang om ouder te worden. Tuurlijk, jong zijn is een belangrijk aspect van wat ik doe. Maar de overgave, ik denk niet dat dat met jong zijn te maken heeft. Ik zag pas beelden van Marina Abramovic die naar haar vroege werk aan het kijken was. Brute kracht, bruut geweld, in zichzelf snijden en roepen tot haar stem kapot was. Dat was de kracht van jong zijn. Maar wat ze vorig jaar in het MoMA heeft gedaan mag dan veel rustiger zijn, de overgave is hetzelfde gebleven.

‘Wat was ik toen jong’? Wellicht zal ik dat vinden. Hopelijk zal ik dat vinden. Het zou raar zijn als ik terugkijk en denk: dat is de periode waarin ik het allemaal wist. Want ik weet het op dit moment ook niet. Ik ben alleen bang om het niet te vinden. Ik hoop dat ik iemand word die iets kan zeggen. Dat ik niet moet ontdekken dat ik uiteindelijk toch niet zo’n goede actrice of regisseur kan zijn.

VOLGENDE KEER

RINUS VAN DE VELDE

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO’S ATHOS BUREZ

‘IK MAAK FOTO’S VAN MEZELF ALS IK WEEN: TRIESTIGE MUZIEK LUISTEREN, JE DE BEGRAFENIS VAN JE VADER VOORSTELLEN, EN AFDRUKKEN ALS DE TRANEN BEGINNEN TE LOPEN.’

‘NOG MAAR EENS TSJECHOV OF SHAKESPEARE, ZONDER DAT JE IETS WEZENLIJKS TOEVOEGT: IK VERDRAAG DAT NIET.’

‘IK GELOOF NIET DAT DEZE GENERATIE ZO ANDERS IS. IS EEN PUNKSTER MINDER NARCISTISCH DAN EEN HIPSTER?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content