Kendell Geers is de komende tijd omnipresent, onder andere met vechtersinstallaties en kunst over macht en politiek.

TE ZIEN OP KENDELL GEERS 1988-2012, HAUS DER KUNST, MÜNCHEN, 1/2-12/5

Ooit stuurde hij kunstpaus Jan Hoet naar een dominatrix, een andere keer toonde hij in een pikdonkere zaal niet meer dan een lucifer, onder de titel The Terrorist’s Apprentice. Meet Kendell Geers: telg uit een Zuid-Afrikaans Boerengeslacht maar – ‘voor de regen, de humor en de regelmatige afwezigheid van een regering’ – gevestigd in Brussel. Zijn video’s, sculpturen en installaties zijn aan de ruige kant en soms braken ze pijn die niet weg te wassen valt – such is life. Een zelfportret als een kapotgeslagen flesje Heineken zegt al het een en ander, de hoofden van Berlusconi en Bush als voetbal wellicht nog meer. Deze week opent in het statige Haus der Kunst in München een retrospectieve van zijn werk. Daarnaast is dat ook uitbundig te zien in Brussel (zie linkerpagina). De man en zijn kunst zijn één, zoveel is zeker.

Je sculpturen zijn overdekt met glasscherven en nagels, je toont installaties met lijkzakken en maakt kruisen met gouden matrakken. Zijn pijn en angst goeie inspiratiebronnen?

KENDELL GEERS:Fear is a mind killer, maar angst kan ook bevrijdend zijn. Ik geloof stellig dat je de strijd moet aangaan, je kunt er heel wat van opsteken. Mensen die vluchten voor hun angsten raken opgesloten in een tuttig leventje waar ze het contact met zichzelf verliezen. Zonde, want door te achterhalen waar je angst vandaan komt, kun je verder met je leven. Angst is ook een krachtige drijfveer. Neem de reclame-industrie: die is er van a tot z op gebaseerd. Ze dwingt ons onze lichamen lelijk te vinden. We ruiken raar, we zijn niet leuk gekleed en onze auto deugt ook al voor geen meter. Angst alom, en het enige wat we kunnen doen, is consumeren. Om aan de opgelegde onzekerheid te ontkomen moeten we snel een betere auto, toffere kleren, hippere gadgets en een nieuwe computer kopen. Het is haast een vorm van hypnose: verdoezel je eigen geurtjes en rimpels met de generische geur van het conformisme.

Je groeide op in een Zuid-Afrikaans gezin van Jehova’s getuigen. Heeft die opvoeding sporen nagelaten?

GEERS: Dat heb ik mezelf al dikwijls afgevraagd. Ik heb er nog steeds geen sluitend antwoord op. In de koninkrijkszaal, de gebedsruimte van getuigen, vind je nooit schilderijen of beelden. Opschriften op de muur gelden als enige versiering. Zulke opschriften maak ik nu ook, als kunst. Dat kan geen toeval zijn. Opgroeien in zulke conservatieve, religieuze omstandigheden heeft me in elk geval doen beseffen dat retoriek en extremisme hoe dan ook gevaarlijk zijn.

Op je vijftiende liep je weg van huis en sloot je je aan bij de anti-apartheidsbeweging. Hoe was het om jong te zijn in tijden van apartheid?

GEERS: Ik kom uit een arbeidersfamilie, groeide op in een arbeiderswijk. Overdag waren de volwassenen naar hun werk en speelden de kinderen buiten. De enige volwassenen waren zwarte huishoudsters – pervers genoeg hielden zelfs arme blanke gezinnen er indertijd zwart personeel op na. Op gezette tijden werden die vrouwen door de politie opgejaagd, geslagen en op vrachtwagens geladen. Daarna hoorde je nooit meer iets van hen. Als kind vond ik dat al onmenselijk en onbegrijpelijk. Maar als ik mijn vader of mijn ooms – politiemannen – vroeg wat er gaande was, kreeg ik zelf ook van de sambok. Je kunt wel stellen dat mijn politieke bewustzijn er al op jonge leeftijd in geramd is. Die complexe geschiedenis komt terug in wat ik maak. Mijn hoop is dat de mensen die mijn werk zien hun eigen politieke en ethische overtuigingen tegen het licht houden.

(E.F.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content