‘The Da Vinci Code’ is natuurlijk niet de eerste film die de katholieke gemeenschap in de gordijnen jaagt. We selecteerden tien titels waar ook in het verleden geen crucifix, wijwater of in exorcisme doorgestudeerde priester tegen opgewassen bleek. Moge de Heer het ons vergeven.

Viridiana (Luis Buñuel, 1961)

Mochten er ooit medailles worden uitgereikt aan de kampioenen van het antiklerikalisme, dan stond Luis Buñuel zeker op het podium. Al in 1930 schoffeerde de Spaanse peetvader van het gefilmde surrealisme de katholieke Kerk met zijn groteske avant-gardeklassieker L’Age d’Or en ook zijn andere films werden in christelijke kringen maar matig geapprecieerd. Het hoogtepunt is de scène uit het cynische drama Viridiana waarin Buñuel, op de triomfantelijke tonen van Händels Hallejulah, Het Laatste Avondmaal van Leonardo Da Vinci kopieert met een blinde bedelaar op de plaats van Jezus en een schaamteloze vrouw die het tafereel met een obsceen gebaar ‘fotografeert’. Hoewel Viridiana werd bekroond met de Gouden Palm in het ketterse Cannes, werd de film door het Vaticaan stante pede veroordeeld. De regering Franco liet de filmcommissie die Viridiana als Spaanse inzending had geselecteerd zelfs integraal ontslaan omdat El Caudillo het ‘schandalig vond dat zijn land op zo’n manier werd vertegenwoordigd’, daarbij heel even abstractie makend van zijn eigen fascistische dictatuur.

La Ricotta (Pier Paolo Pasolini, 1963)

Hoewel zijn confronterend sobere en sociaal bewogen evangelie-verfilming Il Vangelo secondo Matteo door het Vaticaan de hemel werd ingeprezen, had dichter, regisseur, marxist, gay-propagandist en allround-rebel Pier Paolo Pasolini het de rest van zijn carrière onophoudelijk aan de stok met de katholieke Kerk. Vooral La Ricotta, een episode uit de omnibusfilm RoGoPaG, deed de gemoederen zo hoog oplaaien dat de film door de Italiaanse regering uit roulatie werd genomen op grond van ‘belediging van de staatsgodsdienst’. Daarin ontmantelt PPP op een satirische manier de rol van de Kerk en haar iconen door een gekruisigde figurant uit een fictieve Jezusfilm (met Orson Welles als regisseur) aan een indigestie te laten sterven na het vreten van te veel ricotta. La Grande Bouffe met een religieus bavetje om.

The Devils (Ken Russell, 1971)

Ken Russells visuele hysterie bereikte een orgiastisch hoogtepunt in deze verguisde vertelling over demonische bezetenheid binnen een 17e-eeuws Frans klooster, al was dat natuurlijk niet de reden waarom de film indertijd zoveel opzien baarde. Zonder de minste inhibitie trakteert Russell ( Women in Love, Tommy, Crimes of Passion) je op een stoet van exorcismerituelen, lavementen, seksuele uitspattingen en martelingen, met als controversiële climax: de scène waarin enkele nonnen zich met een crucifix tot een zalig hoogtepunt masturberen. Anno 2006 oogt het allemaal tamelijk zedig en zelfs een tikkeltje gedateerd, maar bij zijn release in Italië kreeg dit Bosch-achtige visioen meteen een banbliksem over zich heen, waarna hoofdrolspelers Vanessa Redgrave en Oliver Reed zelfs drie jaar lang het land niet in mochten. Voor de geïnteresseerden: méér nunsploitation-vertier uit de taboedoorbrekende jaren 70 vind je in Inferno di Un Convento van Walerian Borowczyk, Sinful Nuns of Saint-Valentine van Sergio Grieco, Sex Demons van Jess Franco en tal van andere titels die we hier niet eens mogen vermelden.

Fellini’s Roma (Federico Fellini, 1972)

Bekeerlingen zijn altijd het fanatiekst. Dat geldt duidelijk ook voor de uit Rimini afkomstige Fellini, die tijdens de oorlog in de eeuwige stad het uitverkoren theater van zijn dromen, obsessies en demonen ontdekte. In dit zeer persoonlijke eerbetoon aan Rome – een woeste mix van reportagebeelden en barokke fantasieën – is het visuele hoogtepunt de ziekelijk morbide, naar Francis Bacons portretten van ontbindende pausen gemodelleerde modeshow voor clerici. Daarin zie je – tot ontzetting van het Vaticaan indertijd – priesters en kardinalen heupwiegend paraderen met hun meest blitse mijters en kazuivels. Wie zegt dat geestelijken niet trendy kunnen zijn?

Monty Python’s Life of Brian (Terry Jones, 1979)

‘Ik hoef niet in een varkensstal binnen te gaan om te weten dat het er stinkt’, is de legendarische quote van een verontwaardigde clericus uit Devon die zijn kudde had verboden om deze hilarische satire te bekijken. Al blijft de waarschuwing van Monty Python zelf – ‘See the film that’s controversial, sacrilegious and blasphemous and if that one’s not playing: see The Life of Brian’ – nog net iets leuker. Hoewel de film een storm van protest veroorzaakte en in Noorwegen en Ierland aanvankelijk zelfs werd verbannen wegens blasfemie, drijven de heren van het komische gezelschap Monty Python niet zozeer de spot met Jezus zelf, maar met de hypocrisie van politieke en religieuze instanties. Centraal staat de simpele volksjongen Brian, die op dezelfde dag geboren wordt als Christus in de nabijheid van de kerststal, abusievelijk voor de Messias wordt aangezien en er vervolgens alles aan doet om aan zijn opportunistische volgelingen en zijn lot te ontsnappen. Zonder succes. Ook Brian wordt door de Romeinen aan het kruis genageld, al doen zijn lotgenoten op Golgotha nog zo hun best om hem op te beuren met de meezinger Always look on the Bright Side of Life.

Das Liebeskonzil (Werner Schroeter, 1982)

Dat Oskar Panizza behoorlijk stout uit de hoek kwam toen hij in 1894 het antiklerikale schandaalstuk Das Liebeskonzil schreef, is een understatement dat kan tellen. Hierin wordt Maria neergezet als een nymfomane, God als een impotente bejaarde en Jezus als een psychotische tuberculoselijder. Geen wonder dat het stuk meteen werd verboden (Panizza vloog zelfs een jaar achter de tralies) en pas in 1969 voor het eerst kon worden opgevoerd, al begonnen de problemen opnieuw toen Neue Deutsche Welle-avant-gardist Werner Schroeter er in 1982 een film van maakte. Drie dagen voor de première werd de film in Oostenrijk in beslag genomen na klachten van een boze bisschop, een daad die in 1994 ook nog werd gelegitimeerd door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Dat was van oordeel dat ‘respect voor de godsdienst in dit geval boven de vrijheid van kunstexpressie gaat’, aangezien de filmversie een nieuw publiek kon bereiken dat aanstoot zou kunnen nemen aan Panizza’s vlammende reli-bashing.

The Last Temptation of Christ (Martin Scorsese, 1988)

Deze meditatie over de menselijke natuur van de zoon van God is ondanks zijn religieuze thematiek zeker niet Scorseses meest geïnspireerde, al blijft het met voorsprong zijn meest controversiële. Vooral de suggestie dat Jezus aan het kruis een ultieme beproeving ondergaat – zoals beschreven in het boek van Nikos Kazantzakis waarop de film is gebaseerd – schoot tal van christelijke groeperingen in het verkeerde keelgat. Zo stelt de duivel Jezus (een rol voor Willem Dafoe) aan het kruis voor om met Maria Magdalena te trouwen en een gezin te stichten, wat de fel betwiste droomsequens oplevert, een 35 minuten durende film-in-de-film. Het resultaat was een oudtestamentische zondvloed aan banvloeken en protestbrieven, een door Amerikaanse Jezusfreaks in de fik gestoken bioscoop en een halfslachtig reli-drama waarin de inherente wreedheid van het passieverhaal door de diepgelovige Scorsese in al zijn barbaarse glorie wordt gereconstrueerd.

Visions of Ecstacy (Nigel Wingrove, 1989)

In de Engelse videotheken zul je Visions of Ecstasy alvast niet vinden. Dit softerotische kortfilmpje, waarin de fantasmes van Theresa van Avila worden geëvoceerd, geniet nog steeds de dubieuze eer de enige film te zijn die ooit door de Britse keuringscommissie in de ban werd geslagen wegens blasfemie. Veel pikants valt er nochtans niet in te zien. Of het zou die droomsequens moeten zijn waarin de heilig verklaarde mystica het lichaam van de gekruisigde Heiland streelt. Het geheel heeft meer weg van een lauwe videoclip in de stijl van Madonna’s Like a Prayer dan van een duivelse aanval op de christelijke iconografie, al vond het Europese Hof voor de Rechten van de Mens het kennelijk niet nodig om de banvloek, na klachten van regisseur Nigel Wingrove en diens distributeur, op te heffen.

Dogma (Kevin Smith, 1999)

De eerste film over religieuze figuren die géén controverse uitlokt, moet nog worden gemaakt, maar soms is de heisa gewoon te onnozel voor woorden. Zo stond de Amerikaanse Bible Belt zelfs op haar achterpoten toen dit ordinaire flutkomedietje van Kevin Smith in de zalen werd gebracht, omdat er wat ongein in voorkomt over – let nu even goed op – gevallen engelen, strontduivels uit Golgotha, een afstammelinge van Jezus die in een abortuskliniek werkt en een dertiende apostel die naar eigen zeggen uit de Bijbel werd geweerd vanwege zijn zwarte huidskleur. Puberale flauwekul om kort te gaan, al blijft het casten van zingende zeur Alanis Morissette in de rol van God natuurlijk wél je reinste blasfemie, waarbij we de ongelovige thomassen graag veroordelen tot het tien keer na elkaar beluisteren van haar laatste plaat.

Amen (Costa-Gavras, 2002)

Onrecht en hypocrisie aan het kruis nagelen is altijd al Costa- Gavras’ ( Z, l’Aveu, Missing) heilige roeping geweest, maar nooit eerder richtte hij zijn camera zo frontaal op de katholieke Kerk als in Amen. In deze verfilming van het toneelstuk van Rolf Hoghhuth brengt de Grieks-Franse filmguerrillero via het verhaal van een idealistische priester en een berouwvolle SS-officier de dubieuze houding van paus Pius XII in herinnering die het tijdens de Tweede Wereldoorlog kennelijk zo druk had met het waarschuwen voor het Rode Gevaar dat hij het naziregime en de Jodenver-volging vergat te veroordelen. Een tip voor wie een spraakmakende poster in zijn ongewijde huis wil halen: de affiche van Amen werd ontworpen door Benetton-propagandist Oliviero Toscani en laat, tot woede van de christelijke wereld indertijd, het kruisbeeld samensmelten met een swastika.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content