Ze zijn zeldzaam: platen die weinig voor de hand liggen en je toch vrijwel meteen raken. Björk is er met ‘Vespertine’ in geslaagd zo’n intelligent én emotioneel juweeltje af te leveren.

Door Peter Van Dyck

Net als Radiohead brengt Björk avant-garde en pop dichter tot elkaar, bovendien in een klimaat dat daar niet zo gunstig voor lijkt. In tijden dat marketeers de plak voeren in de muziekindustrie roeien zij succesvol tegen de stroom in.

De liefde voor de avant-garde zit Björk _ dochter van een vakbondsleider _ ingebakken. ‘Ik kom uit een arbeidersfamilie en een omgeving waar hiërarchie niet bestond’, legt Björk in Interview uit. ‘Artiesten en loodgieters stonden op hetzelfde niveau. Toen ik 14 was, barstte de punk los en maakte ik kennis met het idee van de anarchie. Ik raakte er nog méér van overtuigd dat iedereen gelijk was en dat je iedereen de kans moet geven zichzelf te zijn. Hoewel ik ben opgegroeid in een hoofdstad, is Reykjavik niet meer dan een groot dorp. Het zat vol excentriekelingen.’

Daar rekende ze zichzelf ook toe. Ze was extreem introvert als kind. Ze zong meer dan ze praatte. In New York, waar ze momenteel samenwoont met beeldhouwer en videokunstenaar Matthew Barney, ziet ze eveneens genoeg weirdo’s rond zich om zich thuis te voelen. Het is de nieuwsgierigheid die haar muziek voedt. Daarom was ze van kleins af gefascineerd door de natuurdocumentaires van David Attenborough, die haar met onbekende werelden in contact brachten. Volgens Björk wordt de doorsneemens onderschat. Hij is wel degelijk geïnteresseerd in nieuwe inzichten. Hij wil wel eens uit de band springen en luistert ook naar veel meer uiteenlopende muziekjes dan onderzoeken ons zouden willen doen geloven.

De zangeres wil zichzelf niet herhalen en heeft daarvoor een simpele truc: ze volgt de weg die haar intuïtie aangeeft. Was het vorige album Homogenic uit ’97 heel confronterend, Vespertine wil daarentegen heel zacht, stil en zalvend zijn. In die zin is het ook een reactie op de emotioneel hevige periode die ze met de film Dancer In The Dark beleefde. De cd-titel verwijst naar de vespers, de avondgebeden van monniken. De songs gaan over leven in een cocon en over het houden van een winterslaap. Bij het begin van haar optreden in het Koninklijk Circus in Brussel, in het kader van Les Nuits Botanique, viel niet toevallig nepsneeuw uit de lucht. Björk flirt uitdrukkelijk met wit. Vandaar ook haar obsessie voor zwanen, herinner je het kleed dat ze droeg op de oscaruitreiking. Dat was een van de flamboyante ontwerpen van As4, het New Yorkse designcollectief dat momenteel over haar styling waakt.

Björk stapte met Vespertine van het principe af dat popmuziek op maat van arena’s gesneden moet zijn. De popmuziek moet weer intiemer worden. ‘Ik vind dat we nu, met media als internet en dvd, in een ideale situatie zitten. We kunnen de muziek weer thuis brengen.’ Daarom wilde ze een nieuw soort kamermuziek maken.

Strijkers en harp bepalen grotendeels de kleurklank van de plaat. Nu worden wel vaker in de pop violen in de studio gehaald, maar zelden sturen zij ook écht de muziek. Dit jaar is een tendens voortgezet die al langer onderhuids leeft. Artiesten als Björk en A Silver Mt. Zion en bij ons Olla Vogala, Boenox en DAAU weigeren nog in hokjes van ‘klassiek’, ‘pop’ of ‘folk’ te denken. ‘Klassiek’ is niet langer muziek van een elite. Jonge, hippe muzikanten zijn niet te beroerd om ook uit dát ruifje naar hartenlust te eten. Het is bijna symbolisch dat net nú Patrick Riguelle met het Rubio Strijkkwartet The Juliet Letters van Elvis Costello en The Brodsky Quartet weer oprakelt, een van de eerste projecten die de muur tussen klassiek en rock neerhaalden.

Björk laat op Vespertine die klassieke elementen harmoniëren met experimentele elektronica. Daarvoor sprak ze Matmos aan, een duo bestaande uit Drew Daniel en Martin Schmidt. Toen ik eerder dit jaar hun cd A Chance To Cut Is A Chance To Cure hoorde, waarop ze abstracte collages maakten met geluiden, opgenomen tijdens chirurgische ingrepen, had ik serieus mijn bedenkingen. Dat rook me net iets te veel naar de doorgezaagde en op sterk water gezette koeien van Damien Hurst. Kunst om de kunst, zo dacht ik. Toen ik Matmos in het voorprogramma én als begeleiders van Björk bezig zag, vielen mij echter de schellen van de ogen. Het duo toonde zich enorm inventief en baseerde zich vooral op organische klanken. Het stapte in een met zand gevulde kattenbak of blies in het ritme ballonnen op: het had niet alleen een zekere spektakelwaarde, het resultaat klonk nog wonderlijk mooi ook. Ere wie ere toekomst: het was toch weer Björk die het talent onderkende en Matmos op Vespertine in functie van het grote geheel deed staan.

2001 was niet alleen het jaar van Björk, maar ook dat van nog andere strijdvaardige vrouwen: Aimee Mann en Jonatha Brooke. Singer-songwriters waar de majors geen brood meer in zagen. De twee namen van de weeromstuit het heft in eigen handen, brachten allebei in eigen beheer een knappe nieuwe plaat uit _ respectievelijk Bachelor No. 2 en Steady Pull _ en vonden er, onder meer dankzij internet, ook een publiek voor.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content