‘Ik heb niets om een geloofwaardige zangeres te zijn’, grinnikt Axelle Red als we haar op de Databank leggen. Geen rampzalige jeugd, geen trauma’s, geen gruwelijke echtscheiding. ‘Alleen mezelf’. En dat is in haar geval misschien gewoon genoeg. Of niet? ‘Ik vraag me af welke pijn je voelt als iemand je arm afhakt’. Door Tine Hens

1971 Op ballet

Drie jaar was ik en veel te jong voor ballet. Mijn zus ging en dus ging ik mee. Ik had x-benen en ze dachten dat het er goed voor was. Een beetje elegantie aanleren. In het begin was het niet echt dansen. In de handen klappen. In een rondje draaien. Ik heb gedanst tot ik 21 was. Nu nog wil ik het blijven doen. Maar de regelmaat ontbreekt in mijn leven om me in een groep te engageren.

Mijn jeugd doet me denken aan vrijheid en onafhankelijkheid. Het zijn sleutelbegrippen die belangrijk zijn voor de rest van mijn leven en mijn carrière. Ik hou er niet van om afhankelijk te zijn. Ik was een blij en een gelukkig kind. Met een grote mond. Omdat ik een jaar te laat zat, was ik een soort natuurlijke chef. Ik was de grootste van de klas en ik was rijper dan alle andere kinderen. Dat weekt ontzag los. Niet dat ik er misbruik van maakte. Ik was gewoon een heel spontaan en onbevangen kind. Nu ik zelf twee dochters hebt, valt het me op hoe snel we van kinderen verlangen dat ze woorden inslikken, dat ze stil zijn, dat ze voor een stuk hun persoon opzijschuiven om de goede orde niet te veel te verstoren. Eigenlijk vragen we ze even hypocriet te worden als de rest van de wereld. Ik vond het ronduit schokkend toen ik ontdekte dat mensen niet altijd puur en eerlijk zijn. Op een feestje van mijn ouders zaten mijn zus en ik bovenaan de trap en we bekeken de mensen. In de spiegel in de gang zag ik hoe twee mensen stonden te flirten. Ik vond het gruwelijk, onthutsend, afschuwelijk. Mijn wereld stortte in. ‘Ik wil nooit worden zoals zij.’ Ik heb het geschreven in C’était, maar ik zei het al als kind. Nooit, nooit zou ik die fouten maken. Ik vind het nog steeds belangrijk om dat in mijn achterhoofd te houden. Zeker als je later merkt dat hypocrisie de gewoonste gang van zaken is. Mensen liegen en bedriegen en wij kijken er niet meer van op. We veroordelen het zelfs niet meer. It’s easy to get away with a lie these days.

1974 Waterloo! Abba!

Ik zag hen en wilde nog maar een ding: Abba zijn. Met mijn vriendin zong ik hen na. Alles zongen we. De teksten, de instrumenten, de melodieën. Abba vormt de grote uitzondering in mijn muzieksmaak. Ik ben beïnvloed door de platencollectie van mijn moeder. Zij hield van soulmuziek. Abba staat er haaks op. Er is nauwelijks iets blankers dan hun poppy songs. Maar Abba was mijn bewuste keuze. De soul van mijn moeder was er gewoon. De muziek van Otis Reading, Aretha Franklin, de Motown-artiesten vulden thuis mijn poriën zoals de lucht om me heen. Ik hoorde die stemmen en dat raakte me. Er trilde iets onnoemelijks in mijn onderbuik.

Ik wilde zangeres worden. Mijn moeder vond het schitterend. Zij komt uit een muzikale familie. Zij ademde muziek. Op een bepaald moment monteerde ze zelfs bandjes voor discotheken. Mijn vader dacht er het zijne van. Het is nog niet zo lang dat hij werkelijk in mijn gelooft. ‘Mijn dochter zingt zo’n beetje’, zei hij dan. Hij ging er altijd van uit dat het een bevlieging was, of in het ergste geval een ziekte, maar ik zou wel genezen. ‘Er zijn er zo veel die die dromen koesteren. Waarom zou het jou lukken?’, dacht hij. Terwijl ik dacht: ‘Waarom zou het me niet lukken?’ Het mooie is dat hij mij nooit zijn mening heeft opgedrongen.

1983 Little Girls

Roger Baeten kwam naar me toe in de coulissen van een populair bal waarop ik zong. Of ik geen zin had om een single op te nemen. Tuurlijk wilde ik dat. Het werd Little Girls. Zelf vind ik dat mijn stem er vreselijk op klinkt, maar ik sta nog altijd achter dat nummer. Het heeft geen potten gebroken. De 29e plaats in de Top30 was het hoogste wat we haalden. Plots kwam alles schijnbaar in een stroomversnelling. Er was interesse. Ik was amper vijftien en kon bij drie labels tekenen. Een van hen was Jean Kluger, de man die Marva en Will Tura had gemaakt. Hij zag in mij de nieuwe Vlaamse ster. ‘Nee’, dacht ik. ‘Nee, nee, Nederlands is helemaal fout voor mij.’ En dat zei ik tegen Kluger. Iets wat hij niet gewend was, maar al wist ik niet helemaal wat ik wel wilde, ik wist heel duidelijk wat ik niet wilde. En daarin bleef ik mezelf trouw. Ik heb nooit iets gedaan om snel succes te hebben.

1985 Eigen teksten

Als tiener schreef ik al. Gedichtjes en zo. Liefdesproblemen schreef ik in dichtvorm neer. Mijn eerste liedjestekst maakte ik op mijn zeventiende. Die was natuurlijk helemaal niet goed. Het is zo’n vak apart. Daar groei je in. Heel langzaam. Schrijven is een vorming. Zeker in het Frans. Ik heb de indruk dat als je in het Engels schrijft het makkelijker is om eerder voor de klank dan voor de inhoud te gaan. In het Frans kan dat niet. Je kunt niet om het even wat neerpennen, het moet juist zitten. Zowel qua vorm als qua inhoud.

Ieder liedje begint als een boek waaruit ik vijftien of twintig lijnen distilleer die de juiste beelden oproepen om mijn verhaal te illustreren. Een straffe tekst is een tekst die even persoonlijk als algemeen is. Het is een tekst waarin je over jezelf vertelt, maar waarbij je dat zo universeel en weinig specifiek verwoordt dat iedereen er zich in herkent. Ik schrap dan ook alle woorden die de fantasie van mensen in een bepaalde richting sturen. Blanche Neige gaat bijvoorbeeld over bedrog en over cocaïne. Eerst zong ik ook het woord coca. Ik heb het weggelaten. Dat was me te duidelijk, te welomlijnd. Ik heb liever dat mensen dromen bij het horen van de woorden.

Het grappige is dat ik tijdens de paar maanden dat ik journalistiek studeerde aan de ULB opeens merkte dat ik helemaal niet zo graag schrijf. Toch geen artikels of uitgesponnen teksten, en plots ontdek je dat er verschillende manieren van schrijven bestaan. En dat er nog eens zo veel vormen bestaan die je nog niet geprobeerd hebt. Maar als je er niet bewust mee bezig bent, schaats je er gewoon overheen. Ik heb vaak gevloekt op mijn wachttijd tussen vijftien en vijfentwintig, maar nu weet ik hoe belangrijk dat leerproces is geweest. Het heeft me gevormd tot wie ik ben. Ik was twintig en leerde piano spelen. Sinds mijn zestiende maakte ik mezelf wijs dat ik te oud was, dat je piano leert als je zes bent, of zo. Dankzij mijn piano zijn mijn composities er gekomen, dankzij mijn piano kan ik mezelf begeleiden. Ik speel en werk dolgraag samen met mensen, maar ik vind het even fijn te weten dat het niet hoeft. Dat ik het ook alleen zou kunnen.

1986 En toen gingen ze uit elkaar

De scheiding van mijn ouders heeft me meer getekend dan ik op het moment zelf besefte. Ik heb mijn ouders nooit als ideaal koppel gezien. Ze hadden dezelfde humor en als gezin vormden we een geheel, maar zij waren losse delen van dat geheel, ze waren geen paar. Als kind zag ik dat al. Op zich is dat wel raar en het is logisch dat het je beeld over relaties vormt. Ik was heel romantisch en wilde erg graag geloven in het eeuwige verhaal van de prins en de prinses, maar onbewust voelde ik aan dat het rammelde langs alle kanten. Toch heeft de scheiding me niet cynisch gemaakt tegenover relaties. Integendeel. Ik ben extreem beginnen geloven in liefde voor altijd en in een langdurig samenzijn. In A 82 ans bezing ik zo’n oud koppel dat je op de bank ziet zitten. Ze zeggen niet veel tegen elkaar. Alles is al gezegd. En het is niet meer nodig om ruzie te maken of om gelijk te halen. ‘ Et plus besoin de savoir qui de nous a raison’. Ik vind dat prachtig en ik geloof er ook in. Zonder naïef te zijn. Als je wil dat je huwelijk of relatie slaagt, moet je ervoor vechten.

Veel jongens of mannen heb ik niet gehad in mijn leven. Drie om precies te zijn. Van mijn twaalfde tot mijn veertiende, van mijn vijftiende tot mijn negentiende en van mijn twintigste tot nu. Ik heb er geen spijt van, het past bij wie ik ben. Toch vraag ik me af of het te maken heeft met de problemen van mijn ouders. Je ziet dat wel vaker dat als ouders veel ruziemaken en niet echt een koppel vormen, kinderen investeren in eigen lange relaties. Nu zou ik mijn dochter aanraden geen vast lief te hebben voor ze twintig is. Ik heb het er altijd moeilijk mee gehad om voor een avond met iemand te kussen. Nu vind ik dat onnozel. Waarom zou je het niet doen? Of een one night stand. Dat moet toch kunnen? Al is het ondenkbaar dat ik het zou doen of gedaan hebben. Ik beeld me altijd in hoe het ’s ochtends is en hoe je je best moet doen om als eerste te zeggen: ‘Ik ben weg.’ Misschien is het ook mijn feministische trekje. Het voelt aan alsof bij een one night stand het altijd de vrouw is die het deksel op haar neus krijgt. Vrouwen beweren wel dat ze seks kunnen hebben zonder liefde. Ik geloof er niet in.

1988 De grote liefde

Eigenlijk ben ik altijd bang geweest een gefrustreerde artiest te worden, die zo’n beetje van alles probeert, maar uiteindelijk in de foute tv-programma’s belandt waar ze de foute dingen moet doen om toch bekend te blijven. Na een jaar aan de film- en theaterschool, ben ik overgestapt naar de universiteit. Eerst drie maanden journalistiek, dan rechten. Mijn motivatie was niet echt positief te noemen. Het leek me een richting waarbij je weinig naar de les moest en waarbij ik dus tijd zou hebben voor mijn muziek. Die studie gaf me vijf jaar respijt.

Filip (Vanes, haar echtgenoot, nvdr) zat zo’n beetje met dezelfde drijfveren in de Faculteit Rechten. Ook hij droomde ervan artistiek bezig te zijn, maar dan eerder als organisator. Heeft dat ons samengebracht? Voor een stuk. Hij kende me niet. Hij wist niet dat ik al een paar jaar tussen hoop en ontgoocheling schipperde. Het mooie en bijzondere is dat we samen in een verhaal zijn gestapt en dat we er samen in gegroeid zijn. Na onze studies zijn we er allebei voor gegaan. Filip zette de job die hij had aan de kant en we gaven onszelf een jaar om ergens te geraken. Het was een moeilijk jaar. We hadden niets. Geen geld, geen naam, geen ervaring. Alleen veel drive en energie en idealisme en we wisten wat we wilden: kwaliteit.

Veel dingen hebben we bewust geweigerd. Ik had mijn eerste hit Sensualité, en ze boden me aan negen keer in een weekend te zingen. De prijs die ik ervoor kreeg, was die van de auto die we zo hard nodig hadden. Ik deed het niet. Ik lipte niet. Ik was een zangeres en dus wilde ik zingen. Mijn vader trok zich de haren uit het hoofd. Het was natuurlijk bij hem dat ik later aanklopte om geld te lenen voor die auto. Hij begreep het niet. ‘Eventjes je trots opzijzetten.’ Nee, het was mijn eer. Mijn artistieke integriteit. Die wierp ik niet in de weegschaal.

1993 Sans plus attendre

Eindelijk was het zover. Die eerste plaat. Het is niet voor niets dat ze Sans plus attendre heet. Ik wachtte er al zo lang op. In mijn ogen althans. Mensen begrepen het niet als ik het vertelde. Ik was 25, mensen dachten dat ik 18 was. ‘Ach, je bent nog zo jong’, zeiden ze. Tuurlijk, maar ze wisten niet dat ik al tien jaar bezig was. Er is niemand die je op je vijftiende vertelt dat het gaat komen als je 25 bent. Soms leek het alsof het nooit zou komen.

Toch heb ik nooit spijt gehad van de beslissingen die ik in die tussentijd genomen heb en van de keuzes die ik gemaakt heb. Ik heb altijd heel diep nagedacht over wat wel en wat niet. Het is vreemd, omdat je al heel jong met zaken te maken krijgt waarvan je geen weet hebt. Beloftes die niet in orde komen, desillusies, wantrouwen, afgunst. Het voordeel is dat ik een redelijk normale jeugd heb gehad. Ik ben niet gekatapulteerd als kindster. Ik ben altijd mezelf in vraag blijven stellen, ik ben blijven zoeken en zo stilaan op het spoor gekomen van mijn eigen stijl, mijn eigen invloeden, mijn eigen ideeën over muziek. Daarom dat die embryonale fase zoals ik ze noem, zo belangrijk is. Daarom ook dat ik zo mijn twijfels heb bij een parcours als dat van Idool of Star Academy. Ik geloof niet dat het zo werkt. Zeker niet als je iets langdurigs verlangt.

Mensen zagen me wel als het nieuwe hitwonder van het moment. Ze geloofden nooit dat het zou blijven duren. In hun oordeel was ik een van die vele sterretjes die even oplichten en snel weer uitdoven. Ik leek een zangeres die men ergens had opgepikt en ergens had ingewrongen. Ik vond het vreselijk dat ze dat dachten. Mensen hoorden de pop-kant van mijn muziek, en vermoedden geen andere diepgang. Ik wil ook geen zwaarwichtige zangeres zijn, maar het ergste is om onderschat te worden. Met Sans plus attendre was dat voorbij. Ik merkte voor het eerst dat ik verwachtingen creëerde. En dat is een mooi gevoel.

1999 Une mère qui exagère

De geboorte van Janelle, mijn eerste dochter, was een dubbele ervaring. Ik dacht dat het me zou inspireren, maar het tegendeel gebeurde: ik werd enorm geremd. Mijn derde album Toujours moi had ik gemaakt met de onstuitbare energie die ik tijdens de zwangerschap voelde. Eenmaal het kind er was, wilde ik maar een ding: dag en nacht ernaar kijken. Een jaar lang kon ik niet meer schrijven. Ik wilde er niet meer mee bezig zijn. Ik was geobsedeerd door mijn kind. ‘ Une mère qui exagère‘, zing ik. Dat ben ik.

Vanaf de eerste dag voelde ik dat ze me mijn kind zouden afnemen. Dat album was klaar, het moest gepromoot worden, mensen hadden me nodig. Vanaf de eerste dag zag ik er tegenop. Ik gruwde van de gedachte dat iemand anders mijn kind zou vasthouden tijdens mijn interviews. Ik wilde haar niet uit handen geven. Het spijtige is dat die angst het genot van dat eerste kind vertroebeld heeft. Nu ben ik veel cooler. Met twee kinderen kun je niet anders, maar de geboorte van mijn tweede dochter Gloria heeft me wel geïnspireerd. Ik ben en blijf een moederkloekje, maar ik heb leren genieten van het feit dat ik mijn kinderen al bij al meer zie dan moeders die ze elke dag naar de onthaalmoeder moeten brengen. Ik neem ze gewoon overal mee naartoe.

2001 Een jaar eruit

De kinderen waren niet echt gepland. Ofwel zouden we nog vijf jaar wachten tot het wat rustiger werd, of we zouden het gewoon tussendoor doen en blijven doorgaan. We kozen voor het tweede, maar onderschatten de impact van zo’n kind. Nu besef ik dat ik na Janelle meer tijd voor mezelf had moeten nemen. Het ging allemaal zo snel. Maar ik ben doorgegaan. Zonder nadenken. Het was gewoon niet het moment om te stoppen. Niet dat ik zo superambitieus ben, maar als je iets opbouwt en je knijpt ertussenuit op het verkeerde moment, dan is alles verloren.

En toen was ik op. Mentaal en fysiek was ik aan een rustjaar toe. Ik had tien jaar aan een stuk keihard gewerkt, me voortdurend met alles beziggehouden. Tot in het absurde toe. Ik kan niet loslaten. Op een keer ben ik zelfs naar de fabriek gereden om de kleuren van de cd-hoezen te controleren. Om toch maar zeker te zijn dat het het juiste groen was. Als je dan later de cd in de winkel ziet liggen met een kaki-hoes in plaats van het groen dat jij wilde, weet je dat je overdreven bezig bent.

De eerste twee maanden van dat jaar hadden we allebei een kater. Het leek alsof we niet wilden stoppen met werken. Ik heb in het begin alleen maar opgeruimd. Het was een soort veruitwendiging van de grote kuis die ik nodig had in mijn hoofd. De voorbije jaren was ik overdreven ordelijk geworden om toch maar een structuur in mijn leven te vinden. Ik kon zelfs jaloers kijken naar mensen die van negen tot vijf werkten. Ik kon niet meer tegen de chaos, tegen het heen- en weerreizen tussen twee steden, tegen het leven in een valies. Toen zijn we op reis vertrokken en hebben we voor een stuk de wereldreis gemaakt die we eigenlijk na onze studies wilden maken. Het was ideaal om ons weer op te laden. Om te schrijven moet je het leven voelen, je moet tijd nemen en indrukken opdoen. Even was ik dat vergeten.

2004 Ellektra

Een jaar had ik acteerlessen gevolgd. Op mijn achttiende. Tijdens mijn sabbatjaar vond ik dat ik het eindelijk eens moest afmaken. Ik heb opnieuw lessen genomen. Niet met het idee: ik wil in een film spelen. Ik zou wel zien waar het me bracht. Viel ik op een rol, dan zou ik het doen. Viel ik er niet op, dan gebeurde het misschien nooit.

Ellektra moest ik doen. Het was een rol waarin ik veel kon leggen. Ik vond het ook zalig om voor een keer alles uit handen te geven. Een of twee shots heb ik gezien. Verder nog niets. Natuurlijk vraag ik me soms bang af of Rudolf (Mestdagh, de regisseur, nvdr) wel de juiste scènes heeft gekozen, maar dat vertrouwen moet je als actrice kunnen en durven geven. Ik heb gemerkt dat ik graag speel en ik zou zelfs durven dromen van een filmcarrière. Al denk ik dat ik dan binnen een paar jaar een film sta te regisseren. Dat ligt gewoon in mijn karakter.

Tine Hens

Een one night stand. Dat moet toch kunnen? Al is het ondenkbaar dat ik het zou doen of gedaan hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content