Het bestaat en zal vermoedelijk altijd wel blijven bestaan: recensenten die voorwenden het boek te hebben gelezen dat zij beoordelen. Dat die praktijk zich voordoet bij een kwaliteitsmagazine als Knack wekt verbazing. Roderik Six besprak mijn tweeluik Americana en werkelijk álles wat hij aan feiten opsomt over het boek is aantoonbaar onjuist.

Meteen in het begin maakt Six een kapitale uitglijder. Hij noemt de boeken van Alexis de Tocqueville en Bernard-Henri Lévy mijn ‘voorbeelden’. Huh? Nergens in Americana schrijf ik dat deze twee schrijvers mijn ‘voorbeelden’ waren of zijn. Integendeel zelfs. Ik wijd weliswaar een essay aan de reis van Lévy, en beide auteurs schreven over de sociaal-maatschappelijke mores van de VS, maar al in het voorwoord van Americana benadruk ik dat dit boek het tégendeel van dit soort boeken is. De Tocqueville en Lévy schreven over de burgerbevolking en de Amerikaanse democratie; ik over de kunstenaars, muzikanten, fotografen, cineasten en schrijvers uit dat land. Groter verschil kan er niet zijn.

De heer Six weet meer over mij dan ikzelf. Dat leidt tot kolderieke conclusies: ‘Zwagerman is nooit uitgebreid op reis geweest door Amerika.’ Fijn dat een ander mij dit weet te vertellen. In 1987, ik was drieëntwintig, verbleef ik vijf maanden in de VS. Later bezocht ik het land nog talloze keren, voor tentoonstellingen, ontmoetingen met kunstenaar en schrijvers, voor pelgrimages naar schrijvershuizen of kunsttempels, allemaal ten dienste van Americana, dat vijfentwintig jaar schrijven over Amerikaanse cultuur samenbrengt.

Roderik Six beweert dat ik in New York nooit naar club CBGB, het Chelsea Hotel en in de wijk Greenwich Village ben geweest. Alwéér nieuwe informatie over mezelf die ik voor het eerst mag vernemen. Nota bene in de inleiding schrijf ik over het verlangen om terug in de tijd te reizen en in het verleden van de VS te belanden, zoals in de speelfilm Midnight in Paris de hoofdfiguur, gespeeld door Owen Wilson, in het Parijs van nu door een wonderbaarlijke ingreep in staat blijkt om terug te reizen naar het Parijs van de jaren twintig. Helaas, ik kan niet terug naar de hoogtijjaren van club CBGB, begin jaren zeventig. Over die – onmogelijke – wens heb ik het in Americana.

Vaak was ik in CBGB, en twee keer logeerde ik in het Chelsea Hotel, maar niet in de magische jaren zestig – want toen was ik een peuter. Ontelbaar vaak was ik in New York in Greenwich Village, hetgeen ook blijkt uit allerlei stukken in Americana. Maar terug naar het Washington Square van de jaren dertig, toen Edward Hopper er een appartement had – nee, dat gaat niet. Op Washington Square kon ik gelukkig de precieze plek lokaliseren waar Willem de Kooning en Mark Rothko elkaar voor het eerst ontmoetten – ik beschrijf het in Americana. Niet alleen die plek wil ik Six graag aanwijzen, maar ook alle plaatsen in Americana waar de wijk Greenwich Village het vertrekpunt vormt voor de portretten van, onder veel anderen, Peggy Guggenheim, Leo Castelli en Willem de Kooning.

Een belangrijk deel van Americana kan nooit zijn geschreven zonder de tentoonstellingen, ateliers en woonhuizen te hebben bezocht van kunstenaars en schrijvers die in Americana aan bod komen. Een kleine greep. De verhalen over Gertrude Stein, Cindy Sherman, Diane Arbus en vier verhalen over Warhol schreef ik naar aanleiding van – geweldige – tentoonstellingen in de VS. Roderik Six heeft er langs en overheen gelezen, een prestatie van formaat.

Roderik Six mag dan fingeren dat hij een boek heeft gelezen; ik deed en doe niet alsof ik die tentoonstellingen in de VS bezocht – ik wás er, getuige de verhalen over Stein, Sherman, Warhol en tal van andere sleutelfiguren uit de Amerikaanse kunst en literatuur.

De heer Six roept uit: ‘Plots besef je: “Dit weet ik allemaal.”‘ Dat lijkt me stug, want hoe kun je iets weten wat je niet hebt gelezen? Ook slaakt hij de verzuchting: ‘Dit staat allemaal zoveel overzichtelijker op Wikipedia.’

Een bepaalde vorm van schaamteloos uitgevente domheid durf je iemand eigenlijk niet meer aan te rekenen. Laat ik één voorbeeld uit Americana noemen. Het lemma op Wikipedia over de Amerikaanse fotograaf Arnold Newman telt twee zinnen. Mijn portret in Americana van Newmans leven en werk telt circa tweeduizend woorden. Ik geef toe: twee zinnen over Arnold Newman bieden niet-lezers als Six inderdaad meer ‘overzicht’.

Op naar de volgende flater. Volgens de heer Six spreek ik mijzelf in Americana tegen. Want: ‘Heeft Kerouac On the Road nu in drie maanden geschreven of niet?’ Six verwijt mij dat ik mijzelf hierover tegenspreek. Maar mijn verhaal over Jack Kerouac draait nu juist om het aantal Kerouac-biografen dat sinds de publicatie in begin 2013 van The Voice Is All van Joyce Johnson polemiseert over de vraag hoe lang Kerouac nu precies aan zijn meesterwerk werkte! Hun verschil van mening is fascinerend – en Six snapt er geen hoedje van.

Sommige onjuistheden zijn op basaal niveau zo apert dat je je ogen niet gelooft. De recensent beweert ferm: Zwagerman zet ‘zijn held’ Lou Reed ‘voor schut’ door de vragen in het gesprek met Reed weg te laten, zodat er slechts, aldus Six, ‘ijdel gezwets over het belang van een goeie zonnebril’ overblijft. Volledig uit de lucht gegrepen onzin. Lou Reed opende een Warholtentoonstelling, maar gaf in mijn gesprek met hem aan níét over Andy Warhol en de Velvet Underground te willen spreken en wél over de fotokunst die hij in die tijd exposeerde én over de speciale leesbril die hij had ontworpen en waar hij patent op had aangevraagd. Met geen woord repte Reed in mijn gesprek over ‘goeie zonnebrillen’ – die brillen komen uit de hoge hoed van Six.

Op grond van het vermeende ‘ijdele gezwets’ van Lou Reed betoon ik mij volgens Six ‘geen nobel journalist’. En dat uit de mond van een met een blinddoek lezende fantast.

Volgende stommiteit. Six beweert dat ik over de kunstenaar Mark Rothko schrijf zonder ooit in de VS te zijn geweest. Hij las over een compleet reisverhaal heen van vele pagina’s over het bezoek aan restaurant The Four Seasons op Manhattan, waar die doeken oorspronkelijk voor bestemd waren. In dit verhaal vertelt de – nu stokoude – manager van het wereldberoemde restaurant mij over de achtergronden van het conflict tussen een ambitieuze directie van een restaurant voor the rich and famous en een koppige kunstenaar die zijn werk te goed vond voor een locatie waar alleen, volgens Rothko, ‘rijke schoften’ komen. Gewoon na te lezen in Americana.

Moet ik nog verdergaan? Roderik Six beweert over mijn essay over de zelfmoord van Kurt Cobain: ‘Verder dan een lachwekkend freudiaanse analyse komt hij niet.’ Ik gun Six een lachbui – maar de naam Freud komt in dit artikel één keer in het voorbijgaan voor; ik toon juist aan dat een freudiaanse verklaring voor Cobains zelfmoord tekortschiet.

In werkelijkheid baseer ik mijn analyse van Cobains zelfmoord op het gedachtegoed van de Amerikaanse psychiater – en nadrukkelijk géén freudiaan – Karl Menninger en op de studie The Fantasy of Begin Rescued by Suicide van de Amerikaanse psychiaters – evenmin freudianen – Viggo Jensen en Thomas Petty, bij naam en toenaam bij herhaling genoemd in het essay. Niet opgemerkt door blindeman Six.

Eerst is er Six’ bluf, dan zijn blunders, en tenslotte zijn conclusie: ‘Americana laat je met een wrang gevoel achter.’

Het zal. Roderik Six slijt aan een respectabel tijdschrift een ‘recensie’ van een boek waarvan hij héél misschien de inhoudsopgave compleet heeft gelezen en verder wat willekeurige fragmenten. Geen wonder dat je daar een ‘wrang gevoel’ aan overhoudt. Moeten we dat ‘wrange gevoel’ voor Six zelf even preciseren? Het is voor hem te hopen dat het een verkapt schuldgevoel is.

Opmerkelijk genoeg probeert Six onderaan in zijn stukje de reputatieschade te verkleinen die hij over zichzelf heeft afgeroepen. Onverwacht eerlijk meldt hij hoeveel procent hij van het circa 1200 bladzijden tellend boek heeft gelezen. Hij gebruikt hiervoor het sterrensysteem, en schijnbaar oprecht bekent Six: éen ster van de vijf. Dat zou dan zo’n driehonderd bladzijden zijn. Maar ook hier marchandeert hij. Op basis van de opeenstapeling van fouten en verzinsels die hij in kort bestek over Americana debiteert, kan het hoogstens een halve ster zijn. En zelfs dat niet eens. Een kwart ster. Vijfenzeventig bladzijden – en dan zitten we nog aan de ruime kant.

Laten we de ‘recensent’ zélf beoordelen met dat sterrensysteem. Ik ben de beroerdste niet: drie sterren voor zijn lef (je moet het maar durven), vier voor zijn luiheid, en vijf voor zijn onnozelheid vanwege de kennelijke veronderstelling dat je ermee wegkomt.

Goed. Americana liet Roderik Six ‘met een wrang gevoel’ achter. Waar laten wij op onze beurt de heer Six achter? Dat wordt nog een probleem. In wiens achtertuin moet je deze fantast en brokkenpiloot in vredesnaam parkeren? Niet in de nabijheid van een zichzelf respecterend kwaliteitstijdschrift, zoveel is zeker. Eerder op een instuif voor luchtfietsers, goochelaars en wichelroedelopers. Maar misschien heeft de Vlaamse gewiekste querulant en meesteroplichter Piet Van Haut nog een plaatsje vrij in zijn kampeertent.

De redactie betreurt dit incident, maar staat pal achter haar recensent.

JOOST ZWAGERMAN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content