‘ALSOF MIJN BREIN DOOR MIJN SCHEDEL SCHROEIDE’

© PIET GOETHALS

Leftfield electro? Cold wave? Minimalisme à la Suicide? Wie na Learning en Put Your Back N 2 It van Perfume Genius méér broze pianoballads had verwacht, zal bij een eerste beluistering van Too Bright wel even opkijken. ‘Ik durf nu meer’, zegt de zanger uit Seattle. ‘Voor mij is dit de plaat van de bevrijding.’

‘Vanaf nu kan het voor mij echt alle kanten uit.’ Mike Hadreas (32), beter bekend als Perfume Genius, heeft nog nooit zo zelfverzekerd geklonken. Niet alleen zag hij zijn songs onlangs opgenomen door The National en Soap + Skin, hij is bevrijd van drank en drugs, in het reine met zijn homoseksualiteit en komt op zijn nieuwe cd zelfs een tikje provocerend voor de dag. Een grote stap voor een artiest wiens liedjes tot dusver werden bevolkt door beschadigde mensen die de sporen van misbruik, verslavingen, geweld en een niet te stuiten drang naar zelfvernietiging dragen.

‘De manier waarop ik vroeger schreef, had zijn tijd gehad’, verklaart hij zijn stilistische koerswijziging. ‘De vonk was weg, mijn muziek had een upgrade nodig. Vroeger diende ze vooral om mijn teksten te ondersteunen, vandaag is ze meer dan ooit de drager van wat ik wil vertellen. Ik heb ook minder schroom om in de studio te experimenteren. Dus heb ik mijn piano opzijgeschoven, mijn toevlucht gezocht tot synths en raakte ik geboeid door stemvervormers. De muziek werd een speelveld waarop ik me volledig heb laten gaan. Dat was best heftig: alsof mijn brein door mijn schedel schroeide.’

Too Bright is een ironische titel: het is wellicht je donkerste plaat tot nu toe.

MIKE HADREAS: Die paradox bevalt me wel. De titelsong sproot voort uit het besef dat ik de kwaliteit van mijn leven kon verbeteren als ik een andere levensstijl zou kiezen. Maar ik bleef me liever in pijn en ellende wentelen, voelde me comfortabeler bij wat me vertrouwd was dan bij wat ik nog niet kende.

Op je vorige cd’s leek je het type dat stil in een hoekje zijn wonden zit te likken. Deze keer zit er opvallend veel woede en razernij in de songs.

HADREAS: Vroeger voelde ik mij het kneusje dat zich voortdurend liet vernederen. Ik had weinig zelfrespect: vrienden en familie moesten me er altijd van overtuigen dat ik oké was. Stilletjes hoopte ik wel dat mensen mij zouden respecteren, maar vandaag stá ik erop. Met deze plaat eis ik ruimte op voor mezelf. Ik heb meer zelfvertrouwen, ja. Waar enkele goede kritieken en geslaagde tournees al niet goed voor zijn. Toch blijft het allemaal relatief. Want ook al hebben velen me, letterlijk en figuurlijk, in de armen gesloten, mentaal ben ik nog steeds dezelfde als enkele jaren geleden. In veel situaties blijf ik bedeesd en toegeeflijk. Frustrerend.

Je uitdagende single Queen gaat over een ziekelijke angst voor homo’s.

HADREAS: Wanneer ik aan het snuisteren ben in de damesafdeling van een warenhuis, gebeurt het wel eens dat een moeder zich met haar kinderen ostentatief uit de voeten maakt. Daarmee geeft ze het signaal dat ik een viezerik ben, voor wie haar kroost beschermd moet worden. Vroeger zou ik die reactie gepikt hebben. Erger nog, lange tijd was ik ervan overtuigd dat er iets ernstig mis was met mij. Vandaag denk ik: wil je je per se door mij bedreigd voelen, dan ga ik me daar niet voor verontschuldigen. Ik laat mijn gedrag zeker niet bepalen door jouw vooroordelen. Dit is wie ik ben, take it or leave it. Queen is een ernstige song, maar er zit ook een speels, ridiculiserend kantje aan. Had ik, als verwarde small-town kid van dertien, ooit maar zo’n nummer te horen gekregen.

Je krijgt veel brieven van fans, die in jou een woordvoerder van de homogemeenschap zien. Voel je je daar niet ongemakkelijk bij?

HADREAS: Neen. Ik hóéf het niet over die thema’s te hebben, hé. Maar ik zie het als mijn plicht. Ik zing over mezelf en hoe persoonlijker mijn songs, hoe meer mensen zich erdoor aangesproken voelen. Op mijn twaalfde had ik al het gevoel anders te zijn dan de anderen. Niet omdat ik gay was, wel vanwege mijn rare hersenkronkels. Ik kon geen grip krijgen op wie ik was en vond mijn plek niet in de wereld. Ik zag mezelf als buitenbeentje. Dat gevoel is pas weggeëbd na mijn twintigste, zodra ik begon te drinken.

In No Good situeer je jezelf ‘on the outside looking in’. Voel je je meer op je gemak als observator dan als deelnemer?

HADREAS: Zeker. Soms denk ik dat ik iets weet wat anderen níét weten. Maar ik vind het wel fijn brieven en lovende recensies te krijgen. Zo besef ik dat ik niet alleen ben.

Nu, iedereen heeft wel iets van een outsider in zich, en tegelijk hebben mensen doorgaans meer met elkaar gemeen dan ze denken. Toen ik in het afkickcentrum zat, werd ik omringd door ruwe bonken met een militair verleden, lui met een heel andere achtergrond dan ik. Maar we zaten in hetzelfde schuitje en voelden een hoop dingen op dezelfde manier aan. Het was een van de weinige momenten in mijn leven dat ik het gevoel had ergens bij te horen.

De video van Hood, uit je vorige cd, waarin twee mannen elkaar teder omhelzen, werd door YouTube in de ban gedaan wegens ‘aanstootgevend’. Je reinste homofobie, toch?

HADREAS: Daar krijg ik wel vaker mee te maken, zelfs van mensen die het goed bedoelen en dingen zeggen als: ‘Ik mag die homo’s wel, ze zijn zo grappig en stijlvol.’ Alsof we door onze geaardheid allemaal in één categorie thuishoren. Eigenlijk drukken ze je alleen maar met je neus op je anders zijn. Om de een of andere reden beschouwen velen homoseks trouwens als vunziger dan seks tussen man en vrouw. Terwijl ik heel wat hetero’s ken die zo amoreel en gestoord zijn dat ik ervan aan het rillen sla.

In de aanloop naar Too Bright maakte je een ‘Adele-fase’ door: je dwong jezelf universelere songs te schrijven, die een breed publiek konden aanspreken. Vanwaar die drang om je te conformeren aan de mainstream?

HADREAS: Ik dacht: ik ben volwassen. Tijd dat ik het muziekmaken als een baan begin te beschouwen. Die nummers waren oké, hoor, maar ze konden eigenlijk door om het even wie worden gezongen. Het was mijn versie van supermarktmuziek. De oorspronkelijke bedoeling was een soulplaat te maken. Jarenlang heb ik naar niets anders geluisterd dan Otis Redding, dus misschien komt het er nog wel van. Maar voorlopig kom ik niet verder dan weinig opwindende stijloefeningen. De urgentie ontbrak.

Wanneer kreeg je het gevoel dat je wél op het juiste spoor zat?

HADREAS: Toen ik I’m a Mother schreef, een bevreemdende, demonische song waarin ik brabbelde wat op dat moment in me opkwam. Ik had zoiets nog nooit eerder gedaan, maar het was wel bevrijdend. Het klonk sinister maar mooi en maakte me ervan bewust dat ik een nieuwe bron had aangeboord. De song gaat over mijn verlangen een gezin te stichten en een kind te hebben – dingen die voor mijn vriend en mij iets moeilijker liggen dan voor een heterostel. Het confronteert me telkens weer met de vraag: waarom slaap ik met mannen? En met de schaamte die ik nog steeds niet heb overwonnen.

Too Bright kwam tot stand in Bristol, onder leiding van Adrian Utley van Portishead. Hoe groot was zijn invloed op de muzikale richting van de plaat?

HADREAS: Ik heb veel ideeën, maar ben technisch niet erg onderlegd. Ik wist wel waar ik met deze plaat naartoe wilde, maar niet hoe ik er moest komen. Adrian beschikte over het juiste referentiekader én over de instrumenten die mijn songs venijnig en ontregelend konden doen klinken.

Noem eens drie invloeden die cruciaal zijn geweest voor je nieuwe cd.

HADREAS: Ik heb veel ontzag voor de overtuigingskracht van PJ Harvey. Ze schuwt de duisternis niet en volgt consequent haar instincten. Ook heb ik veel naar Diamanda Galás geluisterd. Ze goochelt voortdurend met licht en schaduw, zingt in glossolalia – tongentaal – en trekt zich niets aan van hoe ridicuul of exuberant dat overkomt. En tot slot was er mijn fascinatie voor Elvis. Zelfs op zijn kwetsbaarste momenten klonk hij altijd zwierig en elegant.

Weet je, ik wilde ook weer niet te ver gaan in het experiment. Het moest beluisterbaar blijven. Zelfs de donkerste songs klinken nog altijd catchy. Dat poppy element wilde ik behouden. Anders zou de cd wellicht te extreem hebben geklonken. Dus ging ik voor een evenwicht tussen hard en zacht.

Een thema dat in meerdere songs terugkeert, is de problematische relatie met je lichaam. Je voelt je gevangen in je eigen omhulsel.

HADREAS: Als kind was ik nogal ziekelijk, waardoor ik regelmatig in het ziekenhuis terechtkwam. Het was alsof mijn lijf tegen mij rebelleerde. Na mijn twintigste rebelleerde ik op mijn beurt tegen mijn lijf. Zeker toen ik begon te drinken. Ik wantrouwde mijn lichaam en voor zover ik het als een tempel beschouwde, was het er één die absoluut gesloopt diende te worden. Ik ben ook vatbaar voor depressies, vind alles al gauw futiel. Ik ben niet trots op die sombere levensvisie, maar door ze uit te vergroten in mijn songs slaag ik erin ze uit te bannen. En het is natuurlijk een opluchting dat ik vandaag luidop kan zeggen wat ik vroeger enkel durfde te denken.

TOO BRIGHT

Verschijnt op 22/9 bij Matador. Perfume Genius treedt op 14/11 op in Het Depot in Leuven. Alle info: hetdepot.be

DOOR DIRK STEENHAUT — FOTO PIET GOETHALS

Mike Hadreas : ‘MIJN MUZIEK HAD EEN UPGRADE NODIG, DE VONK WAS WEG. DUS HEB IK MIJN PIANO OPZIJGESCHOVEN EN MIJN TOEVLUCHT GEZOCHT TOT SYNTHESIZERS.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content