Aan pellicule heeft hij een broertje dood – ‘Lang leve digitale cinema!’ – maar dat David Cronenberg ooit voor papier zou kiezen, zagen weinigen aankomen. Fans van Cronenbergs vroege bodyhorror halen hun hart op bij zijn debuutroman ‘Geconsumeerd’, maar vooral de oude meester zelf keert hiermee terug naar zijn jeugdliefde: de literatuur. ‘En ik ben nog niet uitverteld.’

Eenenzeventig is hij ondertussen, David Cronenberg, maar aan energie ontbreekt het de Canadese regisseur niet. Het laatste decennium leverde hij gemiddeld elke twee jaar een film af en hoewel hij met expliciete geweldcontemplaties als A History of Violence (2005) en Eastern Promises (2007) zijn geuzennaam Baron of Blood nog steeds eer aandoet, evolueerde de cineast de laatste jaren meer richting psychologische terreur – met A Dangerous Method (2011) en Cosmopolis (2012) schraapte hij de vuile restjes van de bodem van de menselijke geest. Zijn voorlopige vaarwel aan de cinema, Maps to the Stars (2014), laat zich dan ook als een donkere komedie – en een afrekening met Hollywood – bekijken.

Tussen al die projecten door wisselde hij pellicule voor papier en schreef hij stiekem aan zijn debuutroman Geconsumeerd, een huiverthriller over een kannibalistisch filosofenkoppel op leeftijd en twee jonge journalisten die de moord van de eeuw proberen te ontrafelen. Cronenberg spaart de lezersmaag niet: wat te denken van een door insecten geïnfesteerde borst, of een psychotisch meisje dat zich verlekkert aan reepjes huid – haar éígen huid, welteverstaan? En hoe kil gaan jonge geliefden met elkaar om? De ijverige onderzoeksjournalisten reizen de wereld af en ontmoeten elkaar in de roman welgeteld één keer fysiek, in een triest luchthavenhotel, waarna ze hun relatie noodgedwongen virtueel verderzetten. Maar dé hamvraag bij Cronenberg is natuurlijk: waarom een roman?

‘Als kind was ik er altijd van overtuigd dat ik een romanschrijver zou worden. Mijn vader was schrijver en journalist – ik herinner me hoe ik elke avond in slaap viel met het geluid van een tikkende Underwood, en later van een IBM Electric – en zelf was ik een gulzige lezer. Een andere keuze leek niet te bestaan, ook omdat er in die tijd in Toronto geen filmindustrie bestond – een carrière in de cinema leek onbereikbaar. Het toeval heeft daar anders over beslist, maar mijn jeugddroom heeft me nooit verlaten. Het vuur werd aangewakkerd door Nicole Winstanley, de uitgeefster van Penguin Canada. “Ik heb uw films gezien, uw scenario’s gelezen; volgens mij hebt u talent. Hebt u ooit een roman overwogen?” Mijn antwoord was: ?Nou, enkel de afgelopen vijftig jaar.” Dus begon ze me boeken en aanmoedigingsmail te sturen. Door mijn filmwerk heeft het wel acht jaar geduurd voor ik mijn debuut aan de wereld kon presenteren.’

Werd u in die acht jaar nooit overvallen door twijfel, de angst om te moeten vaststellen dat u literair talent mankeerde?

DAVID CRONENBERG: Natuurlijk. Ik ben door het hele drama heen gemoeten. Mijn ervaring als scenarist gaf me wel vertrouwen, ik weet wel hoe ik een verhaal moet vertellen, maar een roman is van een heel andere orde: het is veel persoonlijker, intiemer haast, en een boek biedt je veel meer vrijheid dan een script. Wat natuurlijk ook weer heel intimiderend kan zijn. Elke week hing ik wel aan de lijn met Bruce Wagner, die negen romans heeft geschreven en ook het script voor Maps of the Stars uitwerkte, en dan stortte ik al mijn twijfel over hem uit: ‘Bruce, ik denk dat ik er niks van bak. Volgens mij heb ik vandaag alleen maar rommel geschreven. Is dat normaal?’ En dan troostte Bruce me tot ik weer moed vatte. Dus ja: zelfs op mijn leeftijd en met mijn ervaring was er niets dan plankenkoorts.

Was u verrast door de eenzaamheid van het schrijven? Want in tegenstelling tot film, wat een teamgebeuren is, zit u wel alleen aan een tafeltje.

CRONENBERG: Het was zeker anders. Zelfs als je scripts schrijft, lezen de producers al van bij het begin mee over je schouder. Maar eenzaam? Hoe kun je eenzaam zijn met het internet onder je vingertoppen? Ik hoor dat veel schrijvers hun internetverbinding uitschakelen om te schrijven, ik omarm al die informatie juist. Stel je voor, vroeger, in den beginne: je bent schrijver, het is vrijdagavond en je wilt een cruciaal detail researchen, wel, dan moet je wachten tot zaterdagmorgen, naar de bib rijden, in de rij staan, hopen dat ze het juiste boek op voorraad hebben, en dan pas, een volle dag later, kun je verder. Nu zit al die info ín je schrijfmachine. Het internet is wonderlijk, het perst tijd en ruimte samen, dus waarom zou ik er geen gebruik van maken?

Had u de verhaallijn vooraf al uitgeschreven?

CRONENBERG: Zoals een storyboard bij films? Neen, zelfs die gebruik ik niet. Wat een onzin. Ik ken regisseurs die meer naar hun storyboard kijken dan naar hun acteurs op de set. Wie wil zijn hele film nu vooraf in een comic gevat zien? Zo saai. En je gunt je acteurs zo geen invloed, laat staan dat je de magie van het moment toelaat. Ook bij mijn roman had ik geen welomlijnd plan. Ik hoorde van John Irving dat hij soms twee jaar aan een synopsis schrijft, en dan pas aan zijn boek begint. En het zijn geen dunne boekjes die John schrijft. Zo werk ik niet. Het is veel organischer, en de initiële vonk kan een flard muziek zijn, of een halve gedachte waar je aan begint te pulken tot er een rode draad ontstaat, tot er verhaallijnen opduiken, plotwendingen die je nooit voorzien kon hebben – het Noord-Koreaanse element in Geconsumeerd bijvoorbeeld kon ik nooit vooraf bedacht hebben – en dat werk je uit. Natuurlijk moet je dan regelmatig terugkeren en richtingaanwijzers in je verhaal neerplanten, maar zo blijft het een mysterieus gebeuren. En ja, zo moet je soms vijftig pagina’s weggooien, maar liever dat dan het verrassingselement wegzuiveren.

Uw personages lijken bezeten door technologie. Geconsumeerd wemelt van de merknamen en discussies over het gebruik van Canon versus Nikon, Apple versus Windows, bijna tot de serienummers toe. Een persoonlijke obsessie?

CRONENBERG: Ik ben altijd een geek, een nerd geweest. Machines hebben me altijd gefascineerd. Vroeger vond je me steevast in de garage, aan motoren aan het sleutelen sleutelen, de auto van mijn vader aan het molesteren, en dat is zo gebleven. Gadgets hebben weinig geheimen voor me – ik pruts al aan computers sinds de jaren tachtig – en ondanks mijn leeftijd voel ik niets van de technologische kloof die generatiegenoten soms ervaren. Jongeren denken er niet bij na, tablets en smartphones zijn een extensie van hun bestaan, een tweede natuur geworden. Jij noemt de relatie die de twee journalisten in Geconsumeerd hebben kil en eenzaam maar technologie brengt hen net dichter bij elkaar. Kijk ons hier zitten skypen. Ik geloof dat het internet intermenselijke relaties heeft verbeterd: hoeveel kleinkinderen kletsen niet met hun grootouders aan de andere kant van de wereld? Dat was amper dertig jaar geleden ondenkbaar. Geef mij de toekomst maar. Hoewel ik affectie voel voor mechanische typmachines, was ik blij dat ik mijn Underwoods op zolder kon stockeren. Computers benaderen veel meer het menselijke brein dan die logge apparaten. Hetzelfde met film: ik ben blij dat pellicule is verdwenen. Het is een frustrerend medium: met elke kopie verslechtert de kwaliteit zienderogen. Eerst steek je zoveel energie in de moederspoel – de contrasten, de kleuren, de schaduwen, alles zit perfect en je tekent erop af – en dan wordt dat gekopieerd tot je een flets beeld overhoudt. Vreselijk.

U deelt de nostalgie voor pellicule niet?

CRONENBERG: O, ik begrijp de nostalgie en ik hou van de korrel. Maar bekijk eens een origineel uit de jaren 70: alle kleuren zijn vervaald tot magenta. Geen enkele regisseur koestert dat soort verval, meer nog, regisseurs zijn blij als een digitale restauratie van hun werk op bluray verschijnt. Spielberg zal misschien nog film gebruiken, maar dan gaat het toch meteen in een computer om het digitaal bij te werken. Wat is daar het punt van?

Nooit overwogen om Geconsumeerd te verfilmen?

CRONENBERG: Ha, ik bevind me nu natuurlijk in de unieke situatie dat mijn roman verfilmd kan worden, en niet omgekeerd. Zelf voel ik die nood niet – ik wilde een boek schrijven, geen film maken. Laat een andere regisseur het maar eens proberen.

Zou u het boek kunnen loslaten?

CRONENBERG: Ik geloof het wel. Ik heb het geluk gehad om met veel schrijvers te mogen samenwerken. Don DeLillo, Stephen King en W.S. Burroughs zijn of waren grote filmfanaten, maar ik heb nooit bemoeizucht van hun kant gevoeld. Ze waren oprecht benieuwd naar mijn interpretatie en ze waren nadien ook positief over het resultaat. Aan mij om nu hetzelfde gevoel op te brengen. Mocht er al iemand geïnteresseerd zijn, natuurlijk. En neen, ik ga geen namen van favoriete regisseurs noemen. Elke regisseur zal ik ernstig nemen. Tenzij ze echte rommel hebben gemaakt, natuurlijk.

Was u, net als elke debutant, bang voor de recensies?

CRONENBERG: Vreselijk is dat! Met trillende handen de kranten openslaan en zien hoe je roman beoordeeld wordt. Literatuur is werkelijk veel intiemer op dat vlak, je stelt je heel kwetsbaar op. Cinema is daar anders in, de buffer is groter. Als regisseur blijf je om te beginnen al uit beeld – het zijn de acteurs die de visuele impact maken – en er zit een hele machinerie tussen jou en het publiek. De afstand is veel groter en dus kun je een negatieve filmrecensie makkelijker van je af schudden. Nu ben ik de enige schuldige. Daarbij komt dat je vaak gerecenseerd wordt door auteurs. Want zoals je ongetwijfeld weet, verdienen schrijvers belachelijk weinig geld en klussen ze bij als journalist. Dat maakt wel dat je meteen door professionals op de rooster wordt gelegd, in tegenstelling tot cinema. Nooit zul je een complexe filmrecensie lezen, geschreven door een collega-regisseur. Jammer, eigenlijk. Geconsumeerd werd lovend gerecenseerd door Jonathan Lethem, een auteur die weet hoe moeilijk schrijven is. Daar heb je wat aan, meer dan aan een tweet van David Fincher of zo. Een recensie kopte zelfs: ‘Cronenberg Should Quit His Daytime Job.’ De filmmaker in me gruwde, de debutant in me jubelde.

Zoveel lof zou ervoor kunnen zorgen dat u nooit nog een film maakt. U hebt niet het gevoel dat u moet kiezen?

CRONENBERG: Goh, ik ben op een punt in mijn carrière gekomen dat cinema me redelijk koud laat. Ik ga niet nog een film maken als bezigheidstherapie. Als ik nooit nog een film maak: no big deal. Met twintig films op de teller kan ik wel bogen op een oeuvre en het medium heeft op technisch gebied wat van zijn mysterie verloren. Wat niet wil zeggen dat ik niet creatief zal blijven. Philip Roth mag dan wel beweren dat hij leeggeschreven is, eerst zien en dan geloven: een creatief brein laat zich niet euthanaseren. W.S. Burroughs, van wie ik Naked Lunch verfilmd heb, zei me ooit ook dat hij uitverteld was. Maar hij bleef wel verder werken met zijn cut-ups en knipseltechnieken. Ik sluit niets uit; geef me een sappig project waar ik mijn tanden in kan zetten en ik hap toe, maar schrijven is ook héél wat minder zakelijk gedoe. Op wat ruzie met je uitgever over het promotiebudget, de cover en tournees na, gaat het allemaal heel gezapig. Je kunt een boek afwerken nog voor je over geld begint. Dat is bij film omgekeerd, en in die business lopen er heel wat domme, vreselijke mensen rond. Daar moet je mee omkunnen. Het maken van een film kan een nachtmerrie zijn én dat kan op zijn beurt het resultaat beïnvloeden. Daarvan blijf je allemaal gespaard in de literatuur.

Zwemmen er minder haaien rond in de boekenvijver?

CRONENBERG: Dat moet ik nog ontdekken. Het is ook een zakenwereld, natuurlijk. Kijk maar naar de strijd tussen Amazon en Hachette: op een bepaald moment kon je boeken niet meer bestellen, louter vanwege een financieel dispuut. Publiceren is voorlopig wel nog gemakkelijker dan arthousefilms gedistribueerd krijgen, dat heb ik wel mogen merken. Maar ik leer de truken van de foor. Zo hoorde ik van Bruce Chatwin deze anekdote: hij reed met een vriend rond in Los Angeles, passeerde een boekwinkel en vroeg hem te stoppen. Bruce naar binnen, hij introduceert zichzelf als de beroemde schrijver, iedereen enthousiast, en hij stelt langs zijn neus weg voor om een paar boeken te signeren, als een geste. Dus hij signeert een stapeltje, kletst wat met de lezers en dan hup, terug zijn auto in. Toen zijn vriend hem vroeg: nou, waarom doe je zoiets ongepland? Zijn antwoord: wel, ze kunnen geen gesigneerde exemplaren terugsturen naar de uitgeverij. Nu moeten ze ze wel verkopen.

Hebt u de indruk dat u als schrijver een ander publiek bereikt dan met uw films?

CRONENBERG: Ik mag het hopen. Graag had ik eens een maagdelijke lezer ontmoet, iemand die nog nooit een van mijn films heeft gezien en dan Geconsumeerd leest. Die eer is me voorlopig nog niet te beurt gevallen, dus lezen de meesten mijn boek door de gekleurde filmbril. Wat me wel in de commentaren verraste, was dat Geconsumeerd hen aan mijn vroege films doet denken, zoals The Brood (1979) en Videodrome (1983).

Iemand vinden die uw films níét gezien heeft, dat wordt niet gemakkelijk.

CRONENBERG: Ik merk het. Zelfs jonge mensen komen me vertellen over Scanners (1981) en The Fly (1986), films die uitgekomen zijn toen zij nog niet eens geboren waren. Opnieuw dankzij de technologie. Met de opkomst van de videocassette destijds is iets mogelijk geworden dat voordien voorbehouden was aan literatuur en muziek: films op een fysieke drager in huis halen. Toen ik klein was, ging je naar de cinema en zag je een film één keer. Een week later was die uit de zalen en zou je hem nooit meer terugzien. Pas toen televisie films begon uit te zenden – wat in het begin niet gebeurde – kon je al eens een oudere prent opnieuw bekijken. Maar je moest er al voor thuis blijven. Nu koop je al die klassiekers op een schijfje, of huur je ze via iTunes of Netflix. Nog een revolutie waar ik niet rouwig om ben. Het houdt je films in leven.

Hebt u, al schrijvende, iets over uzelf ontdekt?

CRONENBERG: Ja, je boort bij het schrijven van een roman verborgen gebieden aan. Je drukt je gevoelens ook letterlijk in woorden uit, eerder dan in beeld, dat meer interpretatie voor openstaat. Je spreekt jezelf uit, en je gaat een dialoog aan met je lezer. Familieleden, mensen die je denken te kennen, leren zo nieuwe dingen over mij, en ik via hun reacties ook. Dat kan verhelderend, maar ook beangstigend zijn. Plots sta je heel dicht bij je publiek.

Maar u geniet er wel van, want u bent bezig aan een tweede roman.

CRONENBERG: Een nieuwe wereld vol mogelijkheden gaat voor me open; ik betreed onbekend terrein en ik ben nog niet uitverteld. Er zijn zoveel genres, zoveel verhalen die zich aan me opdringen en ik ben zelf benieuwd hoe die zich gaan ontplooien. Het plezier dat ik oorspronkelijk in filmmaken ervoer, herken ik nu bij het schrijven. In het begin was cinema spannend. Handwerk ook: je moet alles zelf doen, zelf leren, en naarmate je succesvoller wordt en er meer personeel aan boord komt, verlies je die nabijheid met je werk. Plots heb je een belichtingsteam, een cameraploeg, producers en editors en ben je als regisseur meer een manager, moet je er vooral voor zorgen dat iedereen de juiste richting uit vaart. Met een boek heb je die tussenpersonen niet, en ik geniet van die directheid. Ook ben ik benieuwd naar hoe lang dat nu eigenlijk duurt, een boek schrijven. Want Geconsumeerd heb ik tussen de bedrijven door geschreven, nu kan ik gewoon neerzitten en de tijd rechtlijnig bijhouden.

Bent u door het schrijven een andere lezer geworden?

CRONENBERG: Dat is een interessante vraag. Ik heb mezelf altijd als een literaire veelvraat beschouwd maar nu ik het proces van de andere kant heb leren kennen, bekijk ik al mijn boeken met nieuwe ogen. Ik wist bijvoorbeeld niet hoeveel redactiewerk er in een boek kruipt. En ik had drie redacteurs, een Canadese, een Amerikaan en een Brit, en die stuurden me allemaal hun commentaar toe. Discussies over de keuze tussen een komma en een puntkomma; heel intrigerend om het raderwerk achter een literaire tekst te ontdekken. Machinerie – het zal altijd een thema blijven, vrees ik. Maar goed, dan weet ik tenminste waarover te schrijven.

GECONSUMEERD

Uit bij De Bezige Bij.

DOOR RODERIK SIX

David Cronenberg: ‘GRAAG HAD IK EENS EEN MAAGDELIJKE LEZER ONTMOET, IEMAND DIE NOG NOOIT EEN VAN MIJN FILMS HEEFT GEZIEN EN DAN ‘GECONSUMEERD’ LEEST.’

David Cronenberg : ‘IK BEN BLIJ DAT TYPEMACHINES EN PELLICULE VERDWENEN ZIJN. GEEF MIJ MAAR DE TOEKOMST.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content