Michael Mann, met Will Smith, Jon Voight, Jamie Foxx, Mario van Peebles, Ron Silver.

Manns film over Muhammad ‘The Greatest’ Ali is een knock-out: Hollywood in zijn meest intelligente en bevrijde vorm. Het is een biopic die er geen is, een zinderend panorama van individuele en sociale geschiedenis, als een ereboog gespannen tussen 1964 en 1974. Het is het lied van een superatleet die eenieders lieveling werd, maar van niemand de speelbal wou zijn. En het is de lofzang aan een African-American hero, een arrogant rijmende, charismatische en paradoxale dichter-krijger van het zwarte activisme.

‘Politiek gevoelig’ drukt amper uit wat de release van deze film eind vorig jaar in Amerika betekende, in de wake van 11 september én op Kerstmis, hoogdag van het christendom. Ali bezingt een man die de islam omhelsde toen hij besefte dat Jezus blank was en blauwe ogen had. Een man die de vriend werd van staatsvijand Malcolm X. Een man ook die zijn ‘slave name’ Cassius Clay veranderde en zijn titel kwijtspeelde omdat hij de inlijving voor Vietnam weigerde. Want: ‘No Vietcong ever called me nigger.’

De Amerikaanse pers was overwegend ontevreden over Manns ‘koude’ aanpak, over de ‘nonchalance’ waarmee hij doorheen Ali’s probleemrelatie met vrouwen wandelt, over de ‘falende’ opbouw. Deze 156 minuten durende triomf voelt echter als een ringdans, een uitbeelding van Ali’s lijfspreuk: ‘float like a butterfly, sting like a bee, you can’t hit what you can’t see.’ Mann is tegelijk sensualist en impressionist. De exact uitgevoerde, magistraal verbeelde vechtscènes zijn voelbare dreunen, gongslagen in een reeks van vrij zwevende rondes uit Ali’s leven (vergelijk Tom Gries’ The Greatest uit 1977, waarin Ali zichzelf speelt). De film dwingt je in het zintuiglijk systeem van de bokser, doet je Afrika opsnuiven wanneer hij er voet aan de grond zet. Stoutmoedig en briljant is de lange openingsmontage, een serie indrukken gesneden op een medley van Sam Cooke (de zanger werd in 1964 vermoord, het jaar waarin Cassius Clay tegen Sonny Liston liet zien dat hij de grootste en de mooiste was). Stoutmoedig en briljant is ook de finale met 30.000 figuranten, de reconstructie van het beruchte rope-a-dope gevecht met George Foreman in Mobutu’s Zaïre van 1974 (vereeuwigd in The Rumble in the Jungle, de docu waaruit het idee voor de film ontstond).

Naast Manns regie, verlengd in Emmanuel Lubezki’s ritmische camerawerk, is er echter ook Will Smith. De bijrollen zijn uitstekend vertolkt: Van Peebles als Malcolm; Foxx als Ali’s soul mate; een onherkenbare Voight als sportcommentator Howard Cosell. Maar Smith is de film. Met 25 pond extra spieren, na anderhalf jaar spirituele studie en echte klappen tijdens het draaien, danst hij ons als de politiek bewuste kampvechter doorheen een overweldigende tijd.

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content