Vergeet de gênante faux pas, tabloidexploten of groteske grappen en grollen – of die nu van hemzelf of zijn hilarische typetjes komen. Op zijn 48e acht Steve Coogan de tijd rijp om zijn serieuze kant te showen, al bewijst het feelgooddrama Philomena dat de grens tussen ernst en scherts nog altijd flinterdun is. ‘Ik ben de ironie beu: het is een deprimerende, hooghartige manier om in het leven te staan.’

Cinefielen kennen hem als de fetisjacteur van Brits beeldenstomer Michael Winterbottom met wie hij 24 Hour Party People (2002), A Cock and Bull Story (2005), The Trip (2010) en dit jaar nog The Look of Love draaide. Multiplexgangers kennen hem als de smoelengymnast uit Around the World in 80 Days (2004), Tropic Thunder (2008) en Night at the Museum 1 en 2 (2006-2009). En elke Brit tussen 7 en 77 kent hem als Alan Partridge, de wufte, zelfingenomen, ABBA-minnende, Daily Mail-lezende, politiek conservatieve en seksueel verkrampte mediafiguur die van gênante uitschuivers zijn handelsmerk heeft gemaakt.

Over een gebrek aan erkenning heeft Steve Coogan (48) met andere woorden niks te klagen, maar aan zijn populariteit, en vooral die van zijn hilarische typetje Alan Partridge, hing de voorbije jaren ook een prijskaartje vast. Behalve Winterbottom waren er amper regisseurs aan deze of gene kant van de plas te vinden die Coogan durfden te casten in een rol die niks met pedante, oer-Britse twats te maken had. En als hij toch eens wat anders mocht doen, dan was dat vaak in romcoms die Partridge allicht, met de nodige wollige pathos, in een van zijn shows zou aanbevelen – lees: waardeloze rommel.

‘Ik ben naar Amerika gegaan en heb daar matige rolletjes gespeeld in matige films’, weet ook Coogan zelf. ‘Niet voor het geld. Maar omdat iedereen me zei dat het zo hoorde. Als je succes hebt in Europa moet je naar Amerika. Ik voelde me vaak een lul die uitverkoop hield.’ Bovendien maakte het van Coogan plots een prooi voor de roddelpers, met voorop The Daily Mail, die hem ‘Coogan the Barbarian’ doopte en sappige verhalen lekte over escapades met coke, lapdanseressen en stoeipartijen in bedden vol dollarbriefjes. News of the World ging nog een stap verder en hackte Coogans gsm, wat hem in 2011 samen met collega-slachtoffer Hugh Grant deed getuigen in het fameuze proces dat de tabloidkrant fataal werd.

‘Roem is een bijproduct van wat ik doe’, zucht Coogan. ‘Ik begrijp dat en ik aanvaard het dankbaar. Maar het is nooit iets wat ik heb nagestreefd. En ook al ben ik een publiek figuur: ik heb nog altijd recht op privacy. Ik heb dat faustiaanse pact met de media nooit gesloten. Ik ben blij en trots dat ik en Hugh het lef hebben gehad om te getuigen tegen die klootzakken. Andere ‘beroemdheden’ – God, wat haat ik die term – hadden minder lef.’

Heeft Coogan zijn medialesje sinds zijn Hollywood- en News of the World-exploten geleerd? Of is hij het gewoon beu voor een Alan Partridge te worden versleten, de ooit scherpe satiricus die een volgevreten establishmentfiguur is geworden? Feit is dat Coogan zijn wilde haren – zelfs letterlijk – lijkt te hebben ingeruild voor de look van de meer mature performer. Dat bewees hij eerder dit jaar al met de Paul Raymond-biopic The Look of Love en het echtscheidingsdrama What Maisie Knew, en nu ook met het mee door hemzelf geschreven en geproducete, op feiten gebaseerde feelgooddrama Philomena, met gerespecteerd volk als Dame Judi Dench in de titelrol en Stephen Frears in de regiestoel, maker van My Beautiful Laundrette (1984), Dangerous Liaisons (1988), The Queen (2006) en ander fraais.

Daarin speelt Coogan – o, zoete ironie – een cynische journalist die na een uitschuiver wordt ontslagen en ‘in afwachting van een echte job’ besluit om een boek te schrijven over de zoektocht van een bejaarde, Ierse vrouw (Dench) naar haar zoon. De (goed)gelovige Philomena moest die zoon vijftig jaar geleden, als ongehuwde tiener, onder druk van katholieke kloosternonnen afstaan ter adoptie. Nu, na al die tijd haar geheim verzwegen te hebben voor haar gezin, wil ze eindelijk wel eens weten wat er van de in Amerika belande knul geworden is.

De film – mysteriedrama, roadmovie, buddykomedie en tearjerker in één, en dus een onvervalste crowdpleaser – is gebaseerd op het boek The Lost Child of Philomena Lee van voormalig BBC-reporter Martin Sixsmith. ‘Een paar jaar geleden viel mijn oog op een krantenartikel dat Sixsmith had geschreven met als titel The Catholic Church Stole My Child‘, aldus Coogan, een Mancunian uit een katholiek gezin met zeven kinderen. ‘Toen daarna Martins boek uitkwam heb ik er meteen een optie op genomen, zonder het gelezen te hebben. Philomena’s verhaal schreeuwde om verfilmd te worden. Het was ontroerend, tragisch en wraakroepend. Ik kon er ook dingen in kwijt waar ik zelf al een tijd mee worstel.’

Wat bedoel je met ‘dingen waar je zelf mee worstelt’?

STEVE COOGAN: Ik ben een atheïst, net als Martin, en ik beschouw mezelf als een linkse intellectueel, net als Martin. Maar ik ben katholiek opgevoed – hij niet – en de basiswaarden die ik meegekregen heb – mededogen, vergevingsgezindheid – zijn belangrijk voor mij. Alleen heb ik zoals zoveel anderen ervaren dat de kerk niet praktiseert wat ze preekt. In het geval van Philomena was het schrijnend. Het dogma – gij zult geen voorhuwelijkse betrekkingen hebben – was voor die nonnen gewichtig genoeg om al die basiswaarden overboord te kieperen. Philomena werd haar eigen kind ontnomen. Geen enkele god, religie of mens heeft dat recht. Langs de andere kant haat ik van die wereldwijze vrijdenkers die hautain doen ten aanzien van gelovigen en minachtend op hen neerkijken, iets waar ik mezelf vroeger ook op betrapte. In God geloven maakt je nog geen idioot. Wat ik zo mooi vond aan dit verhaal – dat ik wilde vertellen vanuit Martins standpunt, terwijl het boek meer over de zoon zelf gaat – is dat Martin en Philomena naar elkaar toe groeien en begrip krijgen voor elkaar, ook al kijken ze fundamenteel anders tegen de dingen aan.

Dat klinkt heel erg christelijk.

COOGAN: Mea culpa, mea maxima culpa. (lacht) De film bood me de kans om mijn verhouding met kerk en religie, mijn kritiek en begrip, in een mooi menselijk verhaal te verwerken. Ik ben blij dat ik katholiek opgevoed ben. Het heeft me een moreel denkkader geboden en zo heb ik tenminste iets om vanuit te vertrekken, om tegen te rebelleren. In het artistieke milieu vind je veel middenklassers die een vrijzinnige of bohemienopvoeding

hebben gehad, maar waar is dan het drama? De innerlijke strijd? Er is niks vruchtbaarder voor een artiest dan het concept zonde, om vervolgens tot de conclusie te komen dat zoiets volkomen absurd is en je ertegen af te zetten. Ik heb mijn persoonlijke studie van het concept zonde alvast

ter harte genomen. Wat dat betreft heb ik al mijn christelijke plichten vervuld. (lacht) Laat me mijn visie op religie zo samenvatten: je hoeft niet in elfjes te geloven om de pracht van de natuur te kunnen bewonderen. Ik geloof niet dat Jezus voor mij gestorven is. Ik geloof niet dat hij uit de dood verrezen is. Ik geloof wel dat je moet proberen om een ander niet aan te doen wat je zelf niet aangedaan wil worden.

Samengevat: je hebt je personage eerder op jezelf dan op de echte Martin Sixsmith gebaseerd?

COOGAN: Mijn personage is een hybride. Ik heb uitvoerig met Martin gesproken en hij is een vriend geworden – dat mag ook wel met wat we hem voor de rechten hebben betaald – maar in het echt is Martin niet zo kwaad, koppig en cynisch als in de film. Dat is mijn bijdrage. Het personage is vijftig procent Martin, dertig procent mezelf en twintig procent fictie. Ik had eerder al bestaande personen gespeeld – Tony Wilson (de Factory-platenbaas uit 24 Hour Party People, nvdr. ) en Paul Raymond (de pornokoning uit The Look of Love, nvdr.) – en dat waren ook hybrides. Zelfs The Trip, waarin ik mezelf speel onder mijn eigen naam, is niet honderd procent mezelf. Dat is vijftig procent ik, twintig procent fictie en helaas ook dertig procent Rob Brydon (collega-komiek en reisgezel in The Trip, nvdr.). (lacht)

Veel komieken voelen op een bepaald moment de behoefte om serieuzere dingen te doen. Jij ook dus.

COOGAN: Op elke komiek zit een houdbaarheidsdatum en als je die wilt verlengen, moet je op zijn tijd andere registers bespelen. Je wil geen one-trick pony zijn. Woody Allen, Jim Carrey, Robin Williams.. op een gegeven moment wilden ze tonen dat ze meer in zich hadden dan een goede grap, en daardoor hielden ze tegelijk hun komische kant levendig. Ik heb het ook gehad met postmodernisme en ironie. Ik heb een afkeer gekweekt van mensen die niks anders doen dan anderen uitlachen. Het is een deprimerende, hooghartige manier om in het leven te staan. Ik voelde de behoefte om eerlijke dingen te doen, iets dat niet gewoon slim is en zegt: kijk mij eens clever wezen. Ik wilde het over liefde hebben. The Look of Love, What Masie Knew en Philomena zijn geen liefdesfilms maar films over liefde.

Waarom heb je het project voorgesteld aan Stephen Frears?

COOGAN: Billy Wilder bleek niet beschikbaar. (lacht) Nee, Het is Judi Dench die me Stephen aanbeval. En uiteraard was hij een van de regisseurs die in aanmerking kwam. Zijn oeuvre spreekt voor zich. Hij kan moeilijke dingen toegankelijk maken. Hij is een intellectuele populist, en dat bedoel ik als compliment. Komedie gaat me makkelijk af maar ik wilde niet dat dit een komedie was. Er zit veel humor in

de film maar die komt uit de situaties voort en dient om de pil – die behoorlijk zwaar is – makkelijker te kunnen slikken. Stephen is een meester in het vinden van het juiste evenwicht tussen licht en zwaar, grappig en triest, tussen kunst en commercie ook.

Hebben de echte betrokkenen de film al gezien?

COOGAN: We hebben de kerk en het klooster gecontacteerd maar die gaven geen kik. Dat maakt me kwaad, want zo reageert de kerk op elk schandaal. Alles onder de mat vegen en doof en blind blijven voor de werkelijkheid. Martin van zijn kant staat volledig achter de film. Hij is zelf een schrijver en dus begrijpt hij hoe je een verhaal moet construeren. Hij had geen problemen met de aanpassingen. Philomena wordt in de film iets naïever en ‘lieve oma’-achtiger voorgesteld dan ze in het echt is, maar toen ze de film zag, was ze trots en tot tranen toe bewogen.

Je hebt het van cultfiguur tot mainstreamacteur geschopt en nu begin je ook nog eens succesfilms te schrijven en te produceren. Is Alan Partridge niet stikjaloers?

COOGAN:(lacht) Hij belt me al maanden niet meer terug. Het ding is: alle komieken zijn mathematisch en controlefreaks van nature. Vandaar dat ik graag het territorium rond mij beheers, als schrijver, als producent. Dat zijn tenminste echte jobs. Met echt werk. Aan de andere kant heb ik tegenkanting nodig. Ik moet mensen om me heen hebben die me durven tegen te spreken. Die me zeggen: dit is waardeloos. Een goede dosis antagonisme voedt de creativiteit. Een komiek is maar zo goed als zijn heckler. Ik ga niet zeggen dat iedereen me een klootzak moet vinden maar als niemand me een arrogante lul meer noemt, pas dán ga ik me zorgen maken. (lacht)

PHILOMENA

Vanaf 8/1 in de bisocoop

DOOR DAVE MESTDACH – FOTO FILIP VAN ROE

Steve Coogan’IK GELOOF NIET DAT JEZUS VOOR MIJ GESTORVEN IS. IK GELOOF WEL DAT JE MOET PROBEREN OM EEN ANDER NIET AAN TE DOEN WAT JE ZELF NIET AANGEDAAN WILT WORDEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content