Theater mag dan wel zijn grote liefde zijn, ook in het blockbusteruniversum is sir Ian McKellen een monument. Zijn zesde keer Gandalf is voor december, zijn vierde Magneto voor nu. En X-Men: Days of Future Past vindt hij meer dan superheldenvertier. ‘Louter omdat ze gay zijn, worden veel mensen even wreed behandeld als de mutanten in deze film. Ik zou willen dat ik dat veranderen kon.’

Taart! Champagne! Aardbeien met slagroom! Eind deze maand, op 25 mei, wordt sir Ian McKellen 75. Een ideaal moment voor een terugblik, ware het niet dat hij overal al op teruggeblikt heeft. Geen bekende acteur die zo’n open boek is als McKellen. Alles wat je wilt weten en niet wilt weten, staat open en bloot op zijn website mckellen.com, van de difterie waarvoor hij als driejarige tijdens de Tweede Wereldoorlog werd gehospitaliseerd tot zijn eerste tweet, in januari 2010. Een voor een bespreekt hij zijn honderden toneel- en filmproducties. Alleen al met het doornemen van de blogs die hij bijhield tijdens de opnames van de X-Men-films, TheLord of the Rings, The Da Vinci Code en The Hobbit ben je dagen zoet. En dan zijn er nog de vele honderden mails waarin hij met humor en engelengeduld vragen van fans beantwoordt, genre ‘Kan Gandalf alstublieft onze president George W. Bush in ‘iets onnatuurlijks’ veranderen?’ Antwoord: ‘Ik spreek er de tovenaar op aan maar dat zou wel eens onmogelijk kunnen zijn.’

Het is een raadsel waar hij de tijd vandaan tovert om zo met het ginds en toen bezig te zijn. Zijn hier en nu is namelijk nog steeds goed gevuld. McKellen heeft net een bejubelde reeks theatervoorstellingen op Broadway afgerond. Met maatje Patrick Stewart – kapitein Picard voor Trekkies en de tieners van weleer, professor Xavier voor X-Men en de tieners van nu – voerde hij Samuel Becketts Waiting for Godot én Harold Pinters No Man’s Land op. Volgende opdrachten: zich voordoen als een honderdjarige Sherlock Holmes op de set van A Slight Trick of the Mind en een tweede seizoen van de sitcom Vicious. De orde van de dag: promo voor X-Men: Days of Future Past. En dat beschouwt hij niet als corvee. Laat het vertellen maar over aan McKellen. Het is een plezier om hem bezig te zien: blauwe ogen die slachtoffers maken, armen die in het rond zwaaien, een stem en een lichaam die zijn woorden automatisch dramatiseren.

Het is nochtans een verrassing dat hij voor de vierde keer in de huid van Magneto gekropen is, de aanvoerder van de mutanten die zich willen wreken op de intolerante mensheid. Na de beroerde derde X-Men-film, The Last Stand (2006), werden hij en de rest van de cast bedankt voor bewezen diensten. Voor de herstart van de franchise werd een nieuwe generatie aangesproken. In X-Men: First Class (2011) spelen jonkies James McAvoy en Michael Fassbender professor X en Magneto. Maar nu lijmt Bryan Singer, X-regisseur van het eerste uur, de twee reeksen aan elkaar. In Days of Future Past spelen de oude en de nieuwe mutantengarde zij aan zij.

Twee acteurs voor één personage, twee generaties en twee X-Men-families: was er wedijver op de set? Je hebt eerder gezegd dat je Fassbender en McAvoy een poepje zou laten ruiken.

IAN MCKELLEN: Heb ik dat gezegd? Wellicht heb ik gewoon ja geantwoord op de vraag of we hen een poepje zouden laten ruiken. (lachje)

Hebben jullie jullie vertolkingen op elkaar afgestemd?

MCKELLEN: Dat had geen zin. Patrick Stewart en ik konden ons niet meer aanpassen. Wij deden destijds wat we deden zonder te weten wie na ons zou komen. James McAvoy en Michael Fassbender konden dat wel, voor zover dat wenselijk was. Nu zitten we plots allemaal samen in één film. Ik heb niet geprobeerd om Fassbender in mijn acteren te benaderen en ik hoop dat hij niet geprobeerd heeft om op mij te lijken. Jongens, speel toch gewoon!

Wat dacht je toen de keuze voor een jongere versie van Magneto op Fassbender viel?

MCKELLEN: Ik was enorm geflatteerd. Ik ben Michael op de set helaas niet tegengekomen. De twee professoren X ontmoeten elkaar. Maar er is geen scène met de jonge en de oude Magneto. Ik ben Michael voor het eerst tegengekomen aan het uiteinde van een lange tafel op Comic-Con in San Diego. Hij is goed. Ik hoop dat we vroeg of laten eens écht samen kunnen spelen.

Zou je hem Gandalf durven toe te vertrouwen?

MCKELLEN: Ik kan Gandalf aan een heleboel acteurs overlaten. Dat is meteen ook de reden waarom ik hem moet blijven spelen. Het wordt een stormloop als ik een stap terugzet.

Gandalf is overigens geen moeilijke rol. Het is een prachtig personage en de make-up doet de rest. Plak die baard op en je bent vertrokken. Een grafstem heb je ook nodig maar dat lukt wel zodra je een gezegende leeftijd bereikt hebt of voldoende sigaretten gerookt hebt.

Een paar weken geleden zei je generatiegenoot John Hurt in Knack Focus: ‘Ian geeft geen ruk om films, en dus ook niet om The Lord of the Rings. Hij zou me wellicht een klets verkopen omdat ik dat zeg, maar hij is en blijft een man van het theater. Maar Gandalf betaalt wel zijn buitenverblijf in Frankrijk.’

MCKELLEN: Ik ga hem niet op zijn donder geven, maar hij moet me wel vertellen waar die villa in Frankrijk zich ergens bevindt. Dit is het eerste wat ik daarvan hoor.

Je vroeg net nog wie Gandalf kon overnemen. Wel, als ik wat tegenpruttelde of niet helemaal deed wat Peter Jackson van me verlangde, grapte hij altijd: ‘Waar is John Hurt?’ Waarop ik zei (in zijn diepste Gandalf-stem): ‘Maar ik ben John Hurt. Ik heb die Ian McKellen járen geleden al opgeruimd.’

Ik ben er zeker van dat John Hurt een heel goeie tovenaar in zich heeft. We hebben ooit samen gespeeld, in Scandal (1989). Mijn vertolking was niets om trots op te zijn, de zijne was geweldig.

En ben je in de eerste plaats een theaterbeest?

MCKELLEN: Eigenlijk wel, ja. Ik heb veruit het meeste tijd op theaterpodia doorgebracht. Ik heb in 250 toneelstukken gespeeld, tegenover maar vijftig films. Ik ben ook trotser op mijn theaterwerk. Ik ben op mijn best op de planken. Ik heb mezelf opgeleid tot een goede toneelspeler, terwijl ik nog aan het leren ben hoe je acteert in films. Het is voor een acteur gemakkelijker om gepassioneerd te zijn door theater dan door film. John Hurt begrijpt dat vast ook wel. Op een podium sta je tegenover een fysiek aanwezig publiek. De regisseur is nergens te bespeuren, de schrijver evenmin – meestal is die zelfs dood – maar jij bent er wel. Jij zorgt er op dat eigenste moment voor dat het stuk tot leven komt. Theater is het medium van de acteur, cinema dat van de regisseur.

In cinema is er geen publiek terwijl je speelt. Met wat pech ben je al dood op het moment dat het publiek je werk ziet. Er zijn wel acteurs met een passie voor film. Maar meestal slaat dat op trots op het eindresultaat of het plezier dat ze als kijker beleven, en niet op de opnames. Mij maak je niet wijs dat het je passie is om vijf uur ’s ochtends op te staan om op tijd op de filmset te arriveren. Theater speel je op een beschaafd uur. Die uitspraak van John Hurt stoort me dus niet. Doe hem mijn groeten als je hem terugziet.

Er komt een tweede seizoen van Vicious, de sitcom waarin je een bekvechtend oud stel vormt met je generatiegenoot en jeugdvriend Derek Jacobi.

MCKELLEN: Die sitcom gaat over twee mannen van mijn generatie die al vijftig jaar in Soho samenwonen. Homo’s van die generatie hebben veel veranderingen meegemaakt. Een deel van het publiek haat de reeks, een deel is er dol op. Ik zou graag hebben dat iedereen ervan houdt. Daarom heb ik ja gezegd tegen een tweede seizoen. De opnames staan voor de deur. Ik wil dat dat stel meer deel uitmaakt van de wereld rondom hen. Het kan niet dat ze niet door hebben dat de gay-prideparade Soho elk jaar op stelten zet. Ik wil ook graag mijn spel verbeteren. Zowel Derek Jacobi als ik zijn theateracteurs zoals John Hurt het bedoelt. Wij hadden de neiging om tijdens de opnames van de serie voor het aanwezige publiek te spelen. Niet slim. Er is geklaagd over het gebruik van een lachband, maar het omgekeerde is waar: het publiek lachte zo luid dat dat achteraf is afgezwakt om het voor de kijkers thuis geloofwaardig te houden.

Hoe verklaar je de aanhoudende populariteit van films met superhelden?

MCKELLEN: Ongevaarlijk vertier. De meeste superhelden zijn hun carrière begonnen als stripfiguren en dat is eraan te zien. Aargh! Zwong! Kaboom! Het is escapisme: ridicuul, maar ook fantastisch. Die films staan je toe om even alles te vergeten en op te gaan in een andere wereld. Het is niet echt, het is fantasie. Je kunt je zorgeloos inleven en schrik hebben. Dat kost mij trouwens geen enkele moeite: ik ben rap bang. Ik ben zo’n teergevoelige ziel die geen horror verdraagt. Een engerd op de krakende trap en ik moet al het geluid uitschakelen en luidop tegen mezelf zeggen dat het maar film is.

Dus X-Men: Days of Future Past is louter escapisme?

MCKELLEN: Dat heb ik niet gezegd. Metaal controleren, door een muur lopen, iemands gedachten lezen, het weer bepalen: dat kan allemaal niet, dat is fantasie. Voor deze film moet je bovendien willen geloven dat je naar het verleden kunt reizen om de toekomst te veranderen. Toch kunnen ideeën uit de film doorsijpelen naar het onderbewuste. Het vermogen om goed en kwaad te onderscheiden, wordt aangescherpt. Je ideeën over hoe de samenleving het individu moeten behandelen, worden getest. Waar en wanneer mag de overheid – de regering, de machthebbers, het leger – tussenbeide komen? Is het echt nodig om in te breken in de levens van de individuen met de bedoeling ze te controleren? Hebben ze dat recht? X-Men bestrijkt een mooi terrein.

Heb je specifiek voor deze superhelden een boon?

MCKELLEN: Ja. De X-Men zijn anders. Clark Kent ziet er een gewone vent uit maar eigenlijk is hij Superman, iemand met bovenmenselijke krachten. Superman spreekt iedereen aan die een held is in het diepst van zijn gedachten. ‘Wacht maar! Als ik deze kleren uittrek, zien jullie mijn ware ik. Dan ben ik machtiger dan de rest.’ Batman is ook zo’n geval. Zelfs James Bond is enerzijds de slapjanus die aandringt dat zijn drankje shaken, not stirred is en anderzijds de spion met een license to kill.

De mutanten in X-Men zijn anders. Ze beschikken over bovennatuurlijke krachten maar willen eigenlijk alleen maar zichzelf zijn: mens. Het is de reeks waar Marvel het meest om geeft. De X-Men spreken het meest jonge zwarten, jonge Joden en jonge homo’s aan. Nochtans, hoeveel zwarte mutanten zijn er? Eentje zeker? Hoeveel Joodse? Hoeveel homoseksuele? Het punt is: als je tot een van die minderheden behoort, word je behandeld zoals die mutanten. Dan lijkt het soms alsof er iets mis met je is. Men ziet je wonderlijke gave niet maar je anders zijn. Je moet ‘aangepakt’ worden. De maatschappij wil je in een hokje stoppen en controleren.

Je 75e verjaardag komt eraan. Wat zou je veranderen als je, Days of Future Past-gewijs, kon ingrijpen in het verleden?

MCKELLEN: Op professioneel vlak zou ik niet veel veranderen. Op persoonlijk gebied misschien wel: ik zou willen dat ik niet had moeten opgroeien toen het nog illegaal was om de liefde te bedrijven (tot 1967 konden mannen in het Verenigd Koninkrijk voor seks met mannen vervolgd worden, nvdr.). Dat is even wreed als een verbod op eten. Die smart is er nog altijd. Er worden op deze aarde nog altijd véél mensen even wreed behandeld als de mutanten in X-Men enkel en alleen omdat ze gay zijn. Ik zou willen dat ik dát veranderen kon. Hier! Nu!

Toen Bryan Singer me de eerste keer polste voor X-Men, dacht hij dat ik mijn neus zou ophalen voor een rol in wat populaire fantasy moest worden. Hij zei: ‘Zie het niet als populaire fantasy, zie het als een bijdrage aan het debat over zaken waar jij om geeft.’ En ik hapte toe.

Je voert actief strijd voor sociale en juridische gelijkheid voor holebi’s en dient de Poetins dezer wereld publiekelijk van repliek. Voel je je goed in die rol of voelt het soms aan alsof ze je opgedrongen is?

MCKELLEN: Ik betreur mijn coming-out (in 1988 pas, nvdr.) noch mijn betrokkenheid bij gayzaken. Ik kan een publiek naar me doen luisteren, waarom dat niet gebruiken voor een thema waar ik enorm om geef? Dat activisme levert je soms het gevoel op dat je de samenleving ten goede verandert en dat is héérlijk. Het schenkt veel voldoening om de hand uit te steken naar mensen in de hele wereld die vandaag vanwege hun geaardheid in een moeilijk parket zitten.

Ik weet wat jonge homo’s in Rusland meemaken. Ik weet hoe het voelt om unfair behandeld te worden en in een lastige tijd te leven. Ik weet het omdat ik hier in Engeland dezelfde harteloze wetten nog meegemaakt heb. We hebben er ons gelukkig van kunnen bevrijden. Die ervaring geeft me recht om me te moeien met wat Rusland als een interne aangelegenheid beschouwt. De overheid zou zich niet met de liefde mogen moeien. Nergens.

X-MEN: DAYS OF FUTURE PAST

Vanaf 21/5 in de bioscoop.

DOOR NIELS RUËLL

Ian McKellen ‘IK BEN NOG ALTIJD AAN HET LEREN HOE JE ACTEERT IN FILMS. IK BEN OP MIJN BEST OP DE PLANKEN.’

Ian McKellen ‘DE X-MEN SPREKEN HET MEEST JONGE ZWARTEN, JONGE JODEN EN JONGE HOMO’S AAN. NOCHTANS, HOEVEEL ZWARTE MUTANTEN ZIJN ER? EENTJE, ZEKER? HOEVEEL JOODSE MUTANTEN? HOEVEEL HOMOSEKSUELE?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content