De dichter-kunstenaar Jean Cocteau verwerkte zijn obsessies ook in een aantal opmerkelijke films. Twee daarvan werden nu gedigitaliseerd.

1. 1950

Film: ****

Extra’s:***

Twin Pics

2. 1943

Film: ***

Extra’s:***

Twin Pics

Films. De ongelofelijke creatieve energie en originaliteit van Jean Cocteau (1889-1963) als filmmaker blijkt nergens zo sterk als in Orphée, het middenstuk van een trilogie die de dandy-kunstenaar in 1932 begon met de avant-garde film Le Sang d’un poète en in 1960 voltooide met het onverhuld autobiografische Le Testament d’Orphée (1960). Cocteau strooit hier gul met mythologische verwijzingen en toespelingen, maar zet het verhaal van Orpheus ook naar zijn hand en gebruikt het om beelden van nauwelijks gecamoufleerde homoseksuele verlangens te componeren. De rollen van Orphée en Cégeste worden trouwens gespeeld door Cocteaus ex (Jean Marais) en zijn toenmalige minnaar (de jonge mijnwerker Edouard Dermithe, bijgenaamd Doudou, aan wie hij alles zou nalaten).

Ondanks de persoonlijke obsessies is dit ook een opmerkelijk toegankelijke film waarin de duivelskunstenaar de Orpheusmythe naar het Parijs van het begin van de jaren 50 overhevelt. Orphée is nu een jonge dichter die minder geïnteresseerd is in poëzie dan in roem en cafébezoeken, zichzelf wil vernieuwen en ernaar hunkert om de mysteries achter de sterfelijkheid te ontsluieren. Die kans krijgt hij als hij achtervolgd en verleid wordt door de Prinses van de Dood (María Casares), die in haar Rolls-Royce de Parijse boulevards afschuimt, geëscorteerd door in leer gehulde motards als sm-engelen uit het schimmenrijk. Wanneer de prinses zijn zwangere vrouw Eurydice (Marie Déa) laat ombrengen, moet de radeloze Orphée door de spiegel stappen om zijn geliefde vrouw uit de onderwereld te redden. Meer nog dan in zijn geroemde versie van het sprookje La Belle et la bête, geeft Cocteau aan deze film de raadselachtige logica van een droom en wordt het bovennatuurlijke op een welhaast documentaire manier verbeeld.

Cocteau heeft zich altijd aangetrokken gevoeld door de magie van het filmmedium. Ook in Orphée benadert hij film als een doos vol tovertrucs. Geen enkel poëtisch effect gaat hij uit de weg: met omgekeerde bewegingen, negatieffilm, achtergrondprojectie, slow motion, over elkaar gemonteerde beelden, spiegels die vloeibaar worden en acteurs die in versteende poses worden vereeuwigd creëert hij een wereld vol betovering, vurige sensualiteit en de dood overstijgende hartstochten.

Cocteau haalde met L’éternel retour al vroeger een oude legende van onder het stof. Hoewel hij deze moderne bewerking van Tristan en Isolde enkel schreef en niet zelf regisseerde – dat liet hij over aan vakman Jean Delannoy – drukt hij er onmiskenbaar zijn stempel op. Kijk maar naar de dromerige esthetiek van dit mistige verhaal over de gedoemde liefde tussen een jonge man (Jean Marais) en de nieuwe fiancée (Madeleine Sologne) van zijn oom.

Extra’s. Beide edities zijn gelardeerd met boeiende extra’s, met bij Orphée onder meer een commentaartrack van toenmalig regieassistent Claude Pinoteau en een item over hoe de ingenieuze ambachtelijke trucages werden uitgevoerd.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content