Dave Mestdach

‘We mogen weer optimistisch zijn over de Italiaanse cinema’

Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

Met drie topfilms – Loro, Lazzaro felice en Suspiria – kleurt de Belgische bioscoop de komende weken sterk Italiaans. Een gelukkig toeval, of beleeft de cinema van de Laars een renascimento?

Van Paolo Sorrentino’s Oscarwinnaar La grande bellezza, over de bekroonde Lampedusa-documentaire Fuocoammare van Gianfranco Rosi, tot de zonnige gayromance Call Me by Your Name van Luca Guadagnino: de Italianen hebben er nog altijd een handje van films af te leveren die wereldwijd arthouses vullen en prestigeprijzen pakken. Dat wil echter niet zeggen dat de Italianen zelf zo dol zijn op hun cinema, zo blijkt. De afgelopen twee jaar daalde de kassaopbrengst in de Laars met maar liefst 42 procent, terwijl er in 2017 nog maar 92 miljoen tickets werden verkocht, tegenover 105 miljoen het jaar daarvoor.

We mogen weer optimistisch zijn over de Italiaanse cinema.

Net als in andere landen kijken Italiaanse producenten, verdelers en exploitanten boos in de richting van streamingdiensten en piratenwebsites, al claimen anderen dat er simpelweg niet voldoende kwaliteit wordt geproduceerd. De hoogdagen van de Italiaanse cinema, toen Roberto Rossellini, Vittorio De Sica, Luchino Visconti, Pier Paolo Pasolini, Michelangelo Antonioni, Federico Fellini, Bernardo Bertolucci e tutti quanti voor cinefiele euforie zorgden liggen dan ook al een poos achter ons. Bovendien sloeg de passage van de populist Silvio Berlusconi, die in de jaren tachtig en negentig als mediamagnaat en premier de controle greep over de nationale filmindustrie, diepe wonden, en kwam de nadruk te liggen op tv-films, komedies, varianten op internationale succesnummers en ander populair of plat vertier.

Het is alsof Italië alle banden met zijn rijke erfenis en cultuur doorknipte, hoewel het vanaf het prille begin van de cinema een van de vaandeldragers en vernieuwers van de zevende kunst was. Het is het land van spektakelepossen als Quo Vadis en Cabiria, van de legendarische filmstudio Cinecittà, van de Mostra van Venetië, van het invloedrijke neorealisme, van de spaghettiwesterns van Sergio Leone en Sergio Corbucci, van filmgoden en -godinnen als Sophia Loren, Marcello Mastroianni, Claudia Cardinale en Anna Magnani, van 14 Oscars voor beste niet-Engelstalige film en 12 Gouden Palmen.

Dat die weelde in deze geglobaliseerde tijden allicht nooit meer terugkeert, beseffen ze van Milaan tot Bari, maar toch zijn er redenen om opnieuw voorzichtig optimistisch te zijn. Niet alleen moet een nieuwe wet het voortaan aantrekkelijker maken om in Italiaanse films te investeren, er zijn ook nog altijd voldoende filmmakers die makkelijk boven de barre van de banaliteit uitsteken.

Er zijn nog altijd voldoende filmmakers die makkelijk boven de barre van de banaliteit uitsteken.

Er is Paolo Sorrentino, de hyperestheet achter Il divo, La grande bellezza en nu ook Loro, een biopic over bunga-bungakeizer Silvio Berlusconi. Er is Luca Guadagnino, de Siciliaan die zich na Call Me by Your Name aan een remake van Suspiria, de gialloklassieker van Dario Argento waagde. Er is Alice Rohrwacher, die prijzen pakte in Cannes met Le meraviglie en dit jaar met Lazzaro felice. Er is Matteo Garrone die, na Gomorra en Reality, nog maar eens zijn topklasse bewees met Dogman. Er is documaestro Gianfranco Rosi, die met Sacro GRA en Fuocoammare respectievelijk de Gouden Leeuw en Gouden Beer won. Plus: met jonge filmauteurs als Jonas Carpignano (A Ciambra), Roberto Minervini (What You Gonna Do When the World’s on Fire?), Laura Bispuri (Figlia mia) en Andrea Pallaoro (Hannah) staat een nieuwe generatie te trappelen om aan te knopen bij Italiës glorieuze filmverleden en vooral om haar toekomst te verzekeren. Andiamo!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content