Waarom een ruimtefilm met Brad Pitt te laat kwam voor Cannes
Eigenlijk hadden Brad Pitt en regisseur James Gray dezer dagen in Cannes op de rode loper moeten staan. Waar is hun langverwachte ruimtefilm gebleven?
Er zijn zes redenen waarom wij halsreikend uitkijken naar Ad Astra. Little Odessa (1994), The Yards (2000), We Own the Night (2007), Two Lovers (2008), The Immigrant (2013) en The Lost City of Z (2016): de zes films die neoclassicist James Gray tot nog toe gemaakt heeft, waren allen om duimen en vingers bij af te likken.
Zijn nieuwe film Ad Astra zou geïnspireerd zijn door Kubricks 2001: A Space Odyssey en door Heart of Darkness, de roman van Joseph Conrad die de basis vormde voor Coppola’s Apocalypse Now. Veel ambitieuzer wordt het niet. Grays ruimteavontuur kreeg de steun van Plan B Entertainment, het productiehuis van Brad Pitt dat meesterwerken als The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford, 12 Years a Slave en Moonlight mogelijk maakte. Pitt zelf speelt het hoofdpersonage, een ruimtereiziger die zijn twintig jaar eerder verdwenen vader hoopt terug te vinden door op Neptunus naar intelligent leven te speuren.
Tijdens het filmfestival van Marrakech, afgelopen december, vroegen we Gray bij welke sf-klassiekers Ad Astra aansluit: 2001: A Space Odyssey, Blade Runner of Star Wars? ‘Wel, Star Wars is voor mij geen sciencefiction maar fantasy, zoals Flash Gordon of Buck Rogers. Als ik een genrefilm maak, probeer ik bovendien zo weinig mogelijk aan het genre te denken. Ik heb dus 2001 noch Blade Runner herbekeken. Ik ben stapelgek op die films maar ik wil absoluut niet nadoen wat een ander gedaan heeft want het resultaat zal nooit even goed zijn.’
‘Bovendien vind ik de neiging om een film onmiddellijk te classificeren een groot probleem. Kijk toch gewoon en probeer de film in je op te nemen in plaats van er een etiket op te plakken of hem te vergelijken met een fucking andere film. Ad Astra is sciencefiction én drama of misschien geen van beide. Beslis jij maar als je hem straks te zien krijgt.’
Race tegen de tijd
‘Straks’ was tot voor kort nu. De bioscooprelease was voorzien op 22 mei, midden in het festival van Cannes. Aangezien James Gray daar kind aan huis is en het festival, dat wat aan glamour ingeboet heeft, de aanwezigheid van filmsterren Brad Pitt, Tommy Lee Jones en Donald Sutherland goed kon gebruiken, leek het een absolute zekerheid dat Ad Astra zou meedingen naar de Gouden Palm. Nee dus. De deadline bleek te scherp, maar ook: de film is een speelbal geworden van een van de grotere schokgolven in de filmbusiness.
21st Century Fox zou Ad Astra uitbrengen maar die illustere filmstudio werd twee maanden geleden voor 71 miljard dollar overgenomen door Disney. Twee weken geleden kwam die entertainmentgigant met een herschikte kalender op de proppen. Het aantal Fox-films per jaar wordt gehalveerd. Het is nog maar de vraag of er voortaan nog ruimte is voor hoogstaande prenten die geen massaproducten zijn. Ad Astra is gelukkig al gedraaid en zal nu op 18 september worden uitgebracht, dus kort na de festivals van Venetië en Toronto.
Gray klaagde in december al over een race tegen de tijd om Ad Astra af te werken vóór 22 mei. ‘Ik ben doodop. Ik moet nog meer dan zeshonderd opnames controleren en aanduiden of er geen rode vlekjes in de hoek van het beeld zitten of waar een beetje reflectie welkom is. Dat zijn dagen van twaalf tot vijftien uur. Voor 22 mei klaar zijn wordt heel moeilijk. Ik wil geen stuff die er vreselijk uitziet omdat ik een deadline moest halen.’
Niemand hechtte veel geloof aan die woorden, net omdat de releasedatum maar niet werd uitgesteld en er een traditie is van regisseurs (zie Quentin Tarantino) die pas op de laatste minuut klaar zijn voor Cannes. Maar ze bleken te kloppen.
Gray vindt het mislopen van Cannes allicht geen catastrofe. Hij heeft bedenkingen bij het roemrijke festival sinds zijn immigratiemelodrama u003cemu003eThe Immigrantu003c/emu003e er door een deel van de pers werd misprezen.
Gray vindt het mislopen van Cannes allicht geen catastrofe. Hij heeft bedenkingen bij het roemrijke festival sinds zijn immigratiemelodrama The Immigrant – klassiek in de beste zin van het woord – er door een deel van de pers werd misprezen. ‘Cannes is een lastig geval. Het gros van de festivalgangers verkoopt flauwekul. Ze trekken er naar toe met een bullshit agenda. Ze laten niet toe dat een film hen emotioneel opslorpt.’
De zelden diplomatische regisseur windt er zich in op. ‘Het probleem is dat alle festivals maar dit in het bijzonder stoutmoedig denken te zijn terwijl ze zonder het te beseffen de status quo beschermen. Ik heb het wat Cannes betreft dan niet over het festival of festivaldirecteur Thierry Frémaux maar over het establishment van de filmkritiek. Dat is blijven hangen in 1968. Als ze een handcamera spotten, zijn ze verrukt. Je hoort mij niet beweren dat elke film met een handcamera slecht is — de Dardennes zijn gewéldig — maar het is een feit dat er een bepaalde filmtaal aanvaard is in Cannes. Een film met fotografie van Darius Khondji en een klassiek verhaal valt er uit de toon. Ik heb alle competitiefilms uit het jaar van The Immigrant gezien en mijn film was heel anders dan de rest. Zelfs anders dan Inside Llewyn Davis van de broers Coen. Die hebben wel een erg elegante stijl maar hun films zijn ironisch. Het is niet aan mij om te zeggen dat The Immigrant goed was. Maar ik kwam met een Puccini (Gray liet zich inspireren door diens opera Suor Angelica, nvdr.) af terwijl de rest van het veld 1968 achternaholde. Dat was ráár.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier