Thierry Frémaux, de festivaldirecteur die niet over Cannes wil praten (maar het toch doet)

© AFP

Tussen droom en Gouden Palm staat Thierry Frémaux. Hij beslist welke films te zien zijn op het festival van Cannes. Dezer dagen is hij even geen selectieheer, wel de promotor van een compilatie van de films van zij die cinema hebben uitgevonden: de broers Lumière. ‘Ik háát het idee dat alles alsmaar móét veranderen.’

In Cannes is het altijd wat. Te veel bloot, te weinig schandaal. Te veel sterren op de rode loper, te weinig vrouwen in de selectie. Is het festival nu te elitair of te populair? Mag het vrouwen verplichten om op naaldhakken te lopen? Moet het Lars von Trier buitengooien als hij slechte grappen over Hitler maakt, of Netflix omdat de streamingdienst zijn films geen bioscooprelease gunt? De recentste discussie gaat over het idee om de films niet langer uren voor de galavoorstelling aan de pers te laten zien. Zo hoopt festivaldirecteur Thierry Frémaux te voorkomen dat sterren op de rode loper moeten paraderen terwijl heel de wereld al gelezen heeft dat hun film een flop is. Het overkwam Sean Penn en Charlize Theron in 2016 met The Last Farce, excuus: The Last Face. ‘Gaat het over de polemiek om de persvisies?’ vraag ik Frémaux terwijl hij vlak voor de start van het interview fronsend berichten leest op een smartphone én een dumbphone.

Je kunt niet met een typemachine blijven schrijven als er ook computers zijn

‘Eigenlijk wel, ja.’

‘Is de ophef groter dan voorzien?’

‘Ik wil gerust antwoorden, maar dan wel off the record. Ik wil niet over Cannes praten.’

Het is minder brutaal dan u denkt.

Ten eerste: de bijdehante Fransman is naar Brussel afgezakt om Lumière! L’aventure commence te belichten. Dat is een unieke compilatie van een honderdtal films van een kleine minuut, gedraaid of besteld door Louis en Auguste Lumière. 122 jaar geleden vonden de broers cinema uit. Frémaux hield een oogje in het zeil tijdens de restauratie, maakte de selectie, groepeerde de films in hoofdstukken en voorzag ze van bezielende commentaar. Hij is namelijk niet alleen de baas van het belangrijkste filmfestival ter wereld maar ook van het Institut Lumière in Lyon, dat waakt over het cinematografische erfgoed van de filmpioniers.

Ten tweede: níét over Cannes en de toekomst van film praten, dat lukt hem niet.

In Lumière! L’aventure commence zie je dat de broers Lumière niet alleen film hebben uitgevonden, maar ook de eerste cineasten waren. Die honderd vijftigsecondenfilms zijn vanuit historisch perspectief interessant én hebben een amusements- en artistieke waarde. Dat is een aangename verrassing.

Thierry Frémaux: Ik ben al jarenlang vertrouwd met de schoonheid van die films. Ze werden tussen 1896 en 1900 in de zalen van Lumière vertoond en daarna bijna nooit meer. De mensen kónden ze dus niet kennen, en daar wilde ik iets aan doen. Het Institut Lumière verkondigt al jaren dat Louis Lumière niet alleen de uitvinder, maar ook de eerste cineast en filmkunstenaar was. De Lumière-films restaureren en weer uitbrengen in de bioscoopzalen leek me het mooiste geschenk dat we hem konden geven. Het is ook de enige manier om ons gelijk te bewijzen: Lumière verdient ook met zijn films een plaats in de filmgeschiedenis.

Dankzij Lumière is cinema een kunst die mensen samenbrengt. In tijden van digitale eenzaamheid is dat niet onbelangrijk.

Die oude films zijn onbevangen. Toch valt het op dat Louis Lumière speelt met camerastandpunten en camerabewegingen, mensen vraagt om te acteren en situaties ensceneert.

Frémaux: Waarom spreek je over oude films? We spreken toch ook niet over een oude Mozart of een oude Shakespeare? Oud heeft een negatieve bijklank. We vechten hard om het woord ‘klassiek’ te introduceren.

Naar stille films kijken is als je ogen wassen. Het beeld is natuurlijk en eenvoudig. Je leert opnieuw te kijken. Wat zie ik? Die nieuwsgierigheid tracht ik te prikkelen.

En ja, Lumière zette dingen in scène. Hij heeft de reputatie monsieur Journal te zijn – degene die enkel documentaires draaide en de werkelijkheid vatte -, maar dat klopt niet. Hij maakte ook komedies. De opdeling fictie versus documentaire is verkeerd. De ware opdeling is het poëtisch realisme van Lumière versus de fantastiek van Georges Méliès, de maker van Le voyage dans la lune.

De broers Lumière mogen dan wel grote uitvinders, zakenlui en regisseurs geweest zijn, het waren beroerde waarzeggers. ‘Cinema heeft geen toekomst’, orakelden ze.

Frémaux: Het is een fantastisch verhaal: de man die cinema uitgevonden heeft, beweerde dat cinema geen toekomst had. Het is alleen niet helemaal waar. De uitspraak komt vermoedelijk van vader Lumière. Waarschijnlijk wilde hij de concurrentie een rad voor de ogen draaien door te verklaren dat hij niet in cinema geloofde. Ik hoop dat mijn film een heleboel van die mooie clichés ontkracht. Al vind ik het wel goed dat het onstaan van cinema nog altijd met enig mysterie omgeven is.

Mag ik wat stoken? Was Lumière wel de uitvinder van film? Was de Amerikaanse uitvinder Thomas Edison de broers niet voor?

Frémaux: Lumière vond de cinema drie keer uit: hij vond een techniek uit, hij vond een kunst uit en hij vond de filmzaal uit. Je m’explique.

In december 1984 vond Louis Lumière de cinematograaf uit. Dat toestel was eerder een eindpunt dan een beginpunt. Het was het resultaat van een collectieve inspanning met belangrijke bijdragen van Étienne-Jules Marey, Thomas Edison en Eadweard Muybridge. Dat heeft Lumière toegegeven. Thomas Edison had de cinema perfect kunnen uitvinden, maar hij heeft het niet gewild. Hij kwam op de proppen met een individuele kijkmachine (de kinetoscoop, nvdr.). Hij vroeg zich op zijn Amerikaans af hoe je geld kunt verdienen als je iedereen tegelijk laat kijken.

En Lumière zag wel brood in een collectieve ervaring.

Frémaux: Voilà! Maar cinema is pas ontstaan toen mensen entree betaalden en samen naar een film keken, hongerend naar wat tegelijk wonderlijk en reëel was. Edison vroeg zich ook af wat je het publiek nog kon voorschotelen zodra het jouw tien films gezien had. Ook daar had Lumière een oplossing voor: cameramannen de wereld insturen en 1500 films draaien. Op 19 maart 1895 maakte Louis Lumière de eerste film: La sortie de l’usine Lumière à Lyon. Tegen de eerste betalende voorstelling, op 28 december 1895 in Parijs, had hij al tien films klaar. Vervolgens vond hij de filmzaal uit. Dankzij Lumière is cinema een kunst die mensen samenbrengt. Dat is niet onbelangrijk, in tijden van digitale eenzaamheid.

Dat doet denken aan de Netflixhetze die dit jaar voor verhitte discussies zorgde in Cannes. Sommigen vinden dat je niet van een film kunt spreken als hij niet uitkomt in een bioscoop. Hoe sta jij daar tegenover?

Frémaux: Persoonlijk vind ik dat er geen twijfel mogelijk is: voor cinema heb je een bioscoopzaal nodig. Maar ik sta op mijn onafhankelijkheid en houd Lyon en Cannes strikt gescheiden. Mijn persoonlijke opinie telt niet mee als het over Cannes gaat.

Netflix en Amazon – Apple zou op komst zijn – zijn een realiteit. Daar moet het festival van Cannes akte van nemen. Die bedrijven leggen veel geld op tafel waarmee regisseurs de films maken die ze willen maken. Ik zou mijn werk slecht doen als ik géén films van Netflix zou toelaten omdat ik vind dat de filmzalen moeten verdedigd worden. Vergeet niet dat ik geen rechtstreeks contact heb met Netflix. Twee regisseurs en twee producenten hebben me hun werk laten zien (Noah Baumbach met The Meyerowitz Stories en Bong Joon-ho met Okja, nvdr.) en ik selecteerde hén.

Noem eens de regisseur van Game of Thrones, een van de bekendste tv-series ter wereld? Niemand kent hem.

Toch voert u een reglementswijziging door waardoor de Cannes-competitie enkel nog openstaat voor films die in Frankrijk een bioscooprelease krijgen.

Frémaux: Ik was nog niet klaar met mijn verhaal. De twee Netflixfilms zijn inderdaad niet uitgekomen in een filmzaal. De voornaamste reden is het beleid in verband met releasedata. (Netflix wil zijn films meteen aanbieden, in Frankrijk geldt voor films die in Cannes te zien waren een wachttijd van meerdere maanden, nvdr.).

Cannes is een laboratorium. We testen dingen uit en we veranderen zo nodig de regels. Als Netflix nog een film in competitie wil laten aantreden, dan zal het een bioscooprelease moeten garanderen. Dat begrijpen ze niet, maar toch gaan we de bioscopen beschermen. Als de mensen op een dag heimwee krijgen naar vertoningen in een zaal, dan zou het toch een goeie zaak zijn mochten er hier en daar nog een paar filmzalen zijn? Als je door New York wandelt, kom je bijna geen filmzalen meer tegen. We willen toch niet de weg van de boekhandels opgaan? Die zijn stilaan aan het verdwijnen. Vervangen door Amazon.

Ziet u de toekomst zo somber in?

Frémaux: Nee. Cinema heeft al bewogen tijden meegemaakt, is al zo vaak doodverklaard. Soms was de dreiging reëel, maar de filmkunst is er altijd weer bovenop geraakt. De wereld verandert, cinema verandert. Het enige wat niet verandert – en op dat gebied kunnen we nog heel veel leren van schilders, muzikanten en schrijvers -, is dat alles staat en valt met het poëtisch talent van de makers. We moeten de kunstenaars vertrouwen.

Jim Jarmusch is een dichter. Nuri Bilge Ceylan is een dichter. Woody Allen is een dichter. Veel van hun films zijn op een klein scherm maar half zo mooi meer.

Tijden veranderen en daar moet je niet over zeuren, dat is juist ontzettend opwindend. Cinema als kunstvorm is meer dan ooit overal. Neem nu tv-series. We beleven het gouden tijdperk van de tv-serie. Er zijn buitengewone series gemaakt die voor cinema kunnen doorgaan en de filmtaal van cinema duidelijk hebben overgenomen. In Cannes vertoonden we twee afleveringen van Twin Peaks. Toen ik David Lynch vertelde dat ik dat een formidabele serie vond, antwoordde hij dat het geen serie maar een film is. Een film van achttien uur, maar niettemin een film.

Vindt u een tv-serie hetzelfde als film?

Frémaux: Nee, ze blijven verschillen. Een film is een poëtisch object met een auteur. De regisseur zet de film naar zijn hand. Ten goede of ten kwade, daar laat ik mij niet over uit. Maar noem eens de regisseur van Game of Thrones, een van de bekendste tv-series ter wereld? Niemand kent hem. Zo’n serie is het kind van een showrunner die met een team scenaristen en een pak regisseurs samenwerkt.

Neemt Cannes niet te veel hooi op de vork als het de bioscoopzalen wil beschermen? Jullie kunnen niet alle problemen oplossen.

Frémaux: Dat is waar. Men schuift ons te veel in de schoenen en men dicht ons véél meer macht toe dan we in werkelijkheid hebben. Toch vind ik dat we een rol te spelen hebben. Ik ga er prat op dat we problemen aankaarten. Het lijkt me bijvoorbeeld onverstandig om de nieuwe spelers niet te verwelkomen. Amazon had vorig jaar Jim Jarmusch, Woody Allen, Park Chan-wook en Nicolas Winding Refn in de aanbieding. Waarom hebben de klassieke filmproducenten die mannen niet ondersteund? Dat is ook een vraag die moet worden gesteld.

Begin deze eeuw deed de digitalisering van cinema veel inkt vloeien. Nu lijkt iedereen zich daarbij neergelegd te hebben.

Frémaux: In 2002 liet Cannes voor het eerst een digitale film zien. Daar kwam kritiek op, want volgens sommige puristen was dat geen cinema. Mijn goede vriend Quentin Tarantino blijft volhouden dat je pas van cinema kunt spreken als er op film gedraaid is. Hij heeft gelijk, maar tijden veranderen. Je kunt niet blijven schrijven met een typemachine als er ook computers zijn. Al begrijp ik wel dat er schrijvers zijn die liever op hun vertrouwde typemachine blijven werken. Vandaag is biologisch voedsel ingeburgerd. Welnu, ik ben voor biologische cinema.

Gebroeders Lumière.
Gebroeders Lumière.© .

Ik denk dat Apocalypse Now de laatste biofilm was. Dat machtige shot waarin de helikopters over zee komen aangevlogen? Francis Ford Coppola moest het doen met de paar helikopters die ze hadden kunnen fixen. Maar dat beeld was geloofwaardig. Vandaag kunnen we niet langer geloven wat we op het scherm zien. Ze laten er zeven, acht echt vliegen en voegen er achteraf dubbel zoveel aan toe.

Er zijn toch nog altijd regisseurs die zweren bij pellicule en echte decors? Ik denk aan Christopher Nolan en zijn Dunkirk of Interstellar.

Frémaux:Dunkirk is het best mogelijke antwoord op streamingdiensten en internet. Die film moet je op het grootste, beste scherm gezien hebben, met geluid dat van alle kanten komt. Nolan neemt de kijkers bij de hand, verenigt ze en zorgt voor een filmervaring die je niet zomaar naar een klein scherm kunt vertalen.

Blade Runner 2049 van Denis Villeneuve is ook een overweldigende ervaring. Waarom geef je zo’n film geen plek in de competitie van het festival van Cannes?

Frémaux: Hij was niet klaar.

Was hij er anders bij geweest? Mag zo’n blockbuster van 150 miljoen dollar meedingen naar de Gouden Palm?

Frémaux: Zéker, geen discussie mogelijk. Cannes is veel dingen tegelijk. Het is een oud debat, maar volgens mij zit er soms méér cinema en stoutmoedigheid in een blockbuster dan in een zogenaamde auteursfilm die vervalt in academisme. Denk maar aan de films van Fincher, Nolan, Villeneuve of zelfs Soderbergh ten tijde van Ocean’s Eleven.

Volgens jou zijn de vier pijlers van het festival: de cineasten, de glamour, de filmmarkt én de pers. Je dagboek Sélection officielle leert dat je Marty mag zeggen tegen Scorsese, graag roddelt met Quentin Tarantino, sms’jes uitwisselt met Nicole Kidman, dineert met Pedro Almodóvar en koffie drinkt met Léa Seydoux en Isabelle Huppert. Is je relatie met de pers turbulenter en moeilijker dan die met de artiesten?

Frémaux: Ik heb een oneindig groot respect voor de filmkritiek. Vandaar dat ik het leuk en belangrijk vind om er robbertjes mee uit te vechten. Ik zou zelf wel geen kritiek kunnen schrijven. Er is veel moed voor nodig om week na week je mening over een film te publiceren. Ik weet niet altijd wat ik van een film vind. Of ik weet het aanvankelijk wel, maar daarna verander ik van mening. Ik heb het wel moeilijk met de onnozelaars die het nodig vinden om een film uit te jouwen. Dat is geen nieuw fenomeen, het is een oud zeer. Zelfs Fellini’s La dolce vita werd uitgejouwd. Ik kan daar niet bij. Ik begrijp dat je niet van elke film houdt, dat een film je niet bevalt, maar ik begrijp niet waarom je je haat ventileert. Ik kan me soms ook ergeren aan typisch Parijse dingen: kerkjes of clubjes van journalisten.

Wat is er verkeerd aan zo’n kransje gelijkgezinden?

Frémaux: Imiteren is belachelijk. Naar mijn zin wordt er in bepaalde cinefiele kringen te veel nageaapt. Mensen praten elkaar na. Ik háát dat. Denk toch voor jezelf. Kom voor je mening uit, ook al loop je het risico dat je je schromelijk vergist. Durf jezelf tegen te spreken. Verander van mening. Dat is duizendmaal beter dan vervallen in groepsdenken.

Af en toe moet je de hiërarchie in vraag durven te stellen. In Lyon nemen we het fel op voor de films van Henri-Georges Clouzot (onder meer Le corbeau, Le salaire de la peur en Les diaboliques, nvdr.). Hij is zijn hele leven lang verschrikkelijk hard aangepakt door de filmkritiek. Wel, wij vertonen in Lyon al zijn films.

Op Clouzot werd neergekeken omdat hij genrefilms maakte. Het is niet zo moeilijk om vandaag in te zien dat hij ijzersterke films regisseerde. Is de ware veldslag niet: de Clouzot van vandaag erkennen?

Frémaux: Nu raak je mijn favoriete onderwerp aan. Veel kenners beroepen zich op François Truffaut en zeggen hetzelfde als wat hij destijds zei. Maar door dat te doen, verraden ze hem juist. Truffaut ging heel hevig tekeer tegen academisme, baronieën en een filmindustrie die volgens hem te gesloten was. Vandaag zou hij precies hetzelfde doen. Maar in welk kamp bevinden het academisme, de baronieën en de macht zich tegenwoordig? Ik heb daar een antwoord op, maar ik hou het voor mij.

Waarom hou je vast aan je werk voor het Institut Lumière? Heb je met Cannes niet meer dan genoeg op je bord?

Frémaux: Ik combineer het patrimonium, het prille begin, met het ultrahedendaagse. Ik werk in de Rue du Premier Film en op La Croisette. Dat is een enorm voorrecht.

Zorg dragen voor de eerste cineasten en de oorsprong van cinema is een héle mooie missie en die wilde ik niet opgeven. Om wat te gaan doen, trouwens? Ik ben nu al enige tijd in Cannes en zolang men mij wil, ga ik daar niet weg. Ik háát het idee dat alles altijd moet veranderen. Cannes gaat straks vernieuwen – dat moet het constant doen -, maar ikzelf verander niet. Ik heb nooit overwogen om naar Hollywood of Brussel te verkassen. Eens een Lyonnais, altijd een Lyonnais.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Lumière! L’aventure commence

Vanaf 25/10 in de bioscoop.

Thierry Frémaux

Geboren in 1960, groeit op in de banlieue van Lyon.

Zwarte gordel in het judo, hevige fan van Olympique Lyonnais.

Werkt eerst als vrijwilliger voor het Institut Lumière en vanaf 1983 als loontrekkende.

Promoveert in 1995 tot artistiek directeur onder voorzitter, vriend en regisseur Bertrand Tavernier.

Organiseert sinds 2009 het Festival Lumière.

Volgt in 2001 Gilles Jacob op als selectieheer van het festival van Cannes. Promoveert in 2009 tot algemeen directeur.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content