Teodora Anna Mihai hoefde niet te sterven voor de kunst, maar met ‘La Civil’ had het kunnen gebeuren
Als kind was ze een pionier in het communistische Roemenië van Ceausescu. Als puber componeerde een Oscarwinnaar al de soundtrack bij haar Amerikaanse kortfilm. Als volwassene was ze de officieuze chef West-Vlaanderen van Man bijt hond. Er zit ongetwijfeld een biopic in het leven van Teodora Ana Mihai, maar met La civil, de opener van het Film Fest Gent, verfilmde ze een nóg straffer verhaal.
‘Nooit meer’, glimlacht de Belgisch-Roemeense Teodora Ana Mihai wat dunnetjes vanachter haar koffie. ‘Ik kan dit eerlijk gezegd geen tweede keer meer aan.’
Met La civil, deze zomer in Cannes bekroond met de prijs voor de moed in de sectie Un Certain Regard, leverde Mihai na zeven jaar researchen en ploeteren een ambitieuze kluif van een langspeeldebuut af. Maar je kunt ongetwijfeld makkelijker manieren bedenken om te debuteren dan het verhaal van Cielo (Arcelia Ramírez), een huismoeder die na de ontvoering van haar dochter in het door drugsgeweld geteisterde noorden van Mexico zelf op zoek gaat naar de kidnappers en zich als burger in de schaduw van het leger nestelt. Eerder maakte Mihai al indruk met Waiting for August (2014), een documentaire met fictieallures over Georgiana, een vijftienjarig Roemeens meisje dat de zorg voor haar zes broers en zussen opnam terwijl hun moeder in Italië ging werken.
Wanneer ik wakker word, wil ik doden of sterven”, zei Miriam me ooit. Iets wat je niet elke dag hoort uit de mond van een huisvrouw. Hoe komt iemand op dat punt?
Maar nooit meer dus.
‘Het is een zeer bochtig pad geweest, tussen covid, kartelgeweld en uiteraard de moord op Miriam.’
Mihai en haar Mexicaanse coscenarist Habacuc Antonio De Rosario lieten zich voor Cielo namelijk goeddeels inspireren door Miriam Rodriguez, een huismoeder uit San Fernando, die na de ontvoering van en de moord op haar dochter Karen en omdat de politie het vertikte zelf op onderzoek ging. In 2017, en nadat ze meerdere bendeleden achter de tralies had gekregen, werd ze thuis neergeschoten. ‘Vóór haar dood vroeg ik me soms af waarom ik mezelf dit project nog aandeed. Daarna nooit meer. Plots werd het een verantwoordelijkheid: ik had geen keuze meer. Ik moest dit verhaal wel op de een of andere manier zien te brengen. Maar tegelijk wilde ik mijn leven ook niet riskeren. Sterven in naam van de kunst hoefde nu ook weer niet.’
Aanvankelijk broedde je op een docu over Rodriguez.
Teodora Ana Mihai: Gelukkig hadden we in samenspraak met haar al besloten dat we haar verhaal zouden fictionaliseren. Fictie gaf ons de vrijheid om het onderwerp aan te pakken op onze manier, want een subtiele, eerlijke documentaire draaien was vrijwel onmogelijk. We hebben haar twee weken gevolgd, maar alleen al voor onze vierkoppige ploeg moesten we vier securityagenten inhuren, die op hun beurt back-up kregen van het leger. Wat ons achteraf bekeken vooral een vals gevoel van veiligheid gaf: een paar bodyguards kunnen nog altijd niet op tegen een kartel. Maar ik was er geen vlieg, maar een olifant op de muur. Bovendien botsten we constant op censuur: het leger kon ons geen illegale activiteiten laten filmen en van de autoriteiten kregen we vooral veel goedkoop toneel. Bovendien brachten we Miriam zo in gevaar. In nog meer gevaar dan ze al was. Miriam irriteerde mensen, schopte tegen schenen en bleef pushen: ze wist dat ze op een bepaald moment te ver zou gaan.
Besefte ze hoe het uiteindelijk – naar alle waarschijnlijkheid – voor haar zou aflopen?
Mihai: ‘Ik weet niet wanneer, waar of hoe, maar ik weet dat het komt’, zei ze. Dat is helaas een van de ongeschreven regels van de drugsoorlog. Toen uiteindelijk bleek dat het geen zin meer had om naar haar dochter te zoeken, moest ze een andere reden zoeken om ’s ochtends op te staan. Ze heeft haar energie dan maar tegen de kartels en de autoriteiten gericht, en op het helpen van anderen. Het was waarschijnlijk dat of stilletjes in depressie wegkwijnen. ‘Wanneer ik wakker word, wil ik doden of sterven’, zei ze me ooit. Iets wat je niet elke dag hoort uit de mond van een huisvrouw. Ik wilde onderzoeken hoe iemand op dat punt komt.
In hoeverre was Miriam Rodriguez een unicum in Mexico?
Mihai:La civil is echt een begrip in Mexico. Burgers doen er vaak het werk dat de autoriteiten niet willen of kunnen doen. Cielo is ook meer een metafoor dan letterlijk Miriam: er zijn heel veel moeders op zoek naar hun dierbaren. Al gaan ze natuurlijk niet altijd zo ver.
The New York Times belichtte Rodriguez’ verhaal vorig jaar uitgebreid, maar op dat moment was jij er al zes jaar mee bezig. Hoe ben jij bij haar uitgekomen?
Mihai: We hebben elkaar gevonden tijdens mijn research. Toen ik zeven jaar geleden door het noorden van Mexico trok, viel me op dat het niet meer het Mexico was waar ik als tiener regelmatig heen ging. Plots werd me bijvoorbeeld aangeraden om voor mijn eigen veiligheid niet meer buiten te komen na 19 uur. De laatste twee jaar hebben we ook ons deel aan avondklokken gehad, maar ik herinner me dat ik dat toen ongehoord vond. En ik vroeg me af hoe het was om daar kind te zijn. Waiting for August ging over hoe lastig het is om kind te zijn door economische redenen, en ik had het als Roemeense onder Ceausescu zelf meegemaakt hoe lastig het was om kind te zijn door politieke redenen, maar in Mexico beleefden kinderen hun jeugd haast op leven en dood. Initieel wilde ik dat verhaal dus ook vertellen vanuit het standpunt van jongeren. Ik heb er talloze interviews met schoolkinderen gedaan. Confronterend. In de staten Tamaulipas en Nuevo Leon heb ik amper een kind gesproken dat nog geen shoot-out op straat had meegemaakt of geen familielid had dat gekidnapt of vermoord was. Het hoort er blijkbaar bij. Velen van hen zagen ‘narco’ of ‘vriendin van narco’ ook als een legitieme toekomst.
De narco way of life wordt er vaak verheerlijkt?
Mihai:(knikt) In landen waar de autoriteiten tekortschieten, komen kartels met schijnbare oplossingen. Het is dan ook zeer moeilijk om iemand met de vinger te wijzen: vaak is het kartel de enige keuze. Het is een zeer complex gegeven, en ik heb niet de arrogantie om oplossingen aan te reiken. We maken een analyse en delen die met het publiek. Hopelijk zien zij die er wel wat aan kunnen doen de film ook.
Waiting for August moest aanvankelijk jouw fictiedebuut worden, maar mondde uit in een documentaire. La civil maakte net de omgekeerde beweging. Jouw werk combineert ook de kwaliteiten van beide. Maar ben je er al uit welk genre jou het best ligt?
Mihai: Ik hou van documentaire, maar momenteel denk ik enkel aan fictie. Het geeft me ook meer controle en is net iets makkelijker te combineren met een privéleven. Documentaires zijn veeleisender, want je moet er echt het leven van iemand anders voor leiden. (denkt na) Misschien combineer ik de genres wel meer in te toekomst. Hirokazu Kore-eda, een van mijn favoriete regisseurs (onder meer van Gouden Palmwinnaar Shoplifters (2018), nvdr.), deed dat ook vaak. De beste films neigen nu eenmaal naar docu, en omgekeerd. Ik ben uiteraard niet de eerste die dat zegt – Jean-Luc Godard heeft dat al lang voor mij bedacht – maar ik geloof daar zeer hard in. Zo kwamen na Waiting for August veel mensen me vragen of ze net een geïmproviseerde fictiefilm hadden gezien. Omdat de kinderen nooit naar de camera keken en er geen interviews doorheen geweven waren. Ook in La civil bleef ik telkens zo lang mogelijk aan Cielo kleven, zelfs al werd mijn ploeg gek van die plan sequences. Mexico kent die cinematraditie minder. Mijn eerste assistent snapte er dus niks van toen ik hem zei dat ik 360 graden wilde filmen in de woestijn en hij zijn vrachtwagens maar ergens moest zien te verstoppen. (lacht) Maar ik wilde die ruwheid en het gevoel dat je aan het documenteren was.
Het is zeer confronterend om als zevenjarige, zoals ik toen mijn ouders Roemenië ontvlucht waren, al een dubbelleven te moeten leiden. Alsof ik uiteen werd getrokken.
‘Het is een rode draad doorheen mijn carrière’, beaamt Mihai. ‘Ik praat mezelf blijkbaar gemakkelijk binnen bij de meest onwaarschijnlijke gemeenschappen en culturen. Het heeft met empathie te maken, denk ik. En waarschijnlijk ook wel met mijn uitstraling? Ik ben een kleine vrouw met een zachte stem: niemand ziet me echt als een bedreiging.’ Van de eerder hermetische Roma die ze als filmstudent maanden volgde over een gezin economische wezen in Roemenië tot het meest gesloten volkje van allen: West-Vlamingen. ‘Samen met mijn teamgenoot Matthieu was ik inderdaad “chef West-Vlaanderen” toen ik een tijdje bij Man bijt hond aan Het dorp werkte. Veel Vlaamse collega’s beten hun tanden blijkbaar stuk op die rijkdom aan dialecten, maar ik heb nogal een goed oor voor taal. Dus stuurden ze ons meestal uit. We kwamen altijd wel met iets terug. Man bijt hond was een fijne leerschool, maar niet iets dat ik eeuwig wilde blijven doen. Ik moest nu eenmaal van nul herbeginnen toen ik naar België terugkeerde – mijn hele netwerk zat nog in de VS.’
Op je zestiende trok je namelijk naar San Francisco, om er bij je oom en tante te studeren.
Mihai: Ik heb er de laatste twee jaren van mijn middelbaar gedaan. Maar ik zat er ook in een kunst- en filmclub voor tieners, opgericht door Ronald Chase, een ondertussen negentigjarige beeldend kunstenaar. Hij nam ons mee naar de opera, naar musea en organiseerde filmworkshops. Hij nodigde ook mentors uit, soms uit Hollywood. (denkt na) Zo werd de soundtrack van Mad Alice, een van mijn allereerste kortfilms, gecomponeerd door een Oscarwinnaar wiens naam ik helaas vergeten ben. Met Civil War Essay – een vreselijk filmpje, als je het me nu vraagt – won ik een Artistic Merit Award en werd ik aanvaard aan de Tisch School of Arts in New York, een school die ik niet kon betalen. Dat voelde nog wreder aan dan koudweg geweigerd worden. Gelukkig kreeg ik wel een volledige beurs op Sarah Lawrence, toen ironisch genoeg de duurste universiteit van de VS. (grinnikt)
Is de liefde voor film in de VS ontstaan?
Mihai:De VS hebben me vooral geleerd om doelgericht te zijn: je kiest een pad en daar houd je je dan ook aan. Ik heb er nog nooit echt spijt van gehad dat ik voor film heb gekozen. Zelfs al is het dikwijls afzien. Het heeft iets masochistisch: het is een competitieve wereld, je moet jaren in jezelf investeren en we hebben allemaal op een gegeven moment wel overwogen om dan maar tv te gaan maken of in de supermarkt te gaan werken. Het zou heel wat minder druk betekenen.
Maar mijn liefde voor film heb ik in de eerste plaats aan mijn vader te danken. Hij leerde me bijvoorbeeld Tarkovski kennen. Hij hield ook van film en fotografie, maar onder het communistische regime was het geen optie om daar een carrière van te maken.
Omdat de kans bestond dat hij dan ingeschakeld zou worden in het propaganda-apparaat?
Mihai: Precies. Dus liet hij zijn droom varen. En eenmaal in België was hij te druk bezig met ons gezin onderhouden.
Voor haar volgende twee fictieprojecten zoekt Mihai het dichter bij huis, vertelt ze. Deels toch. ‘Ik blijf voor het scenario samenwerken met Habacuc, maar deze keer duiken we niet in zijn wereld, maar in die van mij. Vlaamse verhalen, maar met de Roemeense diaspora als centraal gegeven.’
Of ze ooit de werktitel ‘Het is hier mooi, maar het regent’ overwogen heeft, vraag ik haar. Ze glimlacht. ‘De code die mijn ouders aan de – altijd afgeluisterde – telefoon gebruikten om mij te laten weten dat ze politiek asiel hadden gekregen in België. Dat is inderdaad een hele mooie.’
Toen ze zeven was, ontsnapten haar ouders aan het communistische regime van Ceausescu. Ze trokken naar België met een toeristenvisum, maar moesten hun zevenjarige dochter achterlaten bij een tante in Boekarest. ‘Als een soort onderpand, een garantie dat ze nog zouden terugkeren naar Roemenië.’ Pas een jaar later kon de kleine Teodora hen vervoegen in Antwerpen.
Herinner je je nog veel van die jaren?
Mihai: Ja, en zeer helder zelfs. Waarschijnlijk omdat het verschil tussen Roemenië en België zo groot was. Ik herinner me vooral veel stress. Ik werd bij mijn tante in Boekarest gedropt zonder de ware toedracht te kennen – het risico was te groot dat ik het er als kind uit zou flappen – en kreeg te horen dat mijn ouders even op vakantie waren. Pas toen mijn ouders weken later nog ‘op vakantie’ waren, moest mijn tante me wel druppelsgewijs de waarheid vertellen. Ik was uiteraard blij met die uitleg, maar vanaf dan heb ik wel geen moment meer zonder stress en angst op de schoolbanken gezeten. Uit schrik dat iemand er toch achter zou komen. Vergeet niet dat je enkel naar school kon als je ‘pionier van Ceausescu’ werd – uniform en eedaflegging incluis. Het is zeer confronterend om als zevenjarige al een dubbelleven te moeten leiden. Schizofreen zelfs. Het voelde alsof ik uiteen werd getrokken.
In La civil lijkt het alsof Cielo niemand kan vertrouwen in haar buurt. En toen jij destijds met Rodriguez ging praten, lag de revolver ook op tafel klaar en die bleef er liggen tot ze helemaal overtuigd was van jouw intenties. In het Roemenië van jouw jeugd was dat eigenlijk niet anders.
Mihai:(knikt) Eén op de vier volwassenen in de grootsteden was een spion voor de Securitate, de geheime dienst van Nicolae Ceausescu. Zo werd althans beweerd. Ik denk dat dat een overschatting was, maar dat maakte niks uit: als je ervan overtuigd bent dat je omgeving wemelt van de informanten, dan conditioneert dat je. Het vormt je. Vertrouwen wordt iets lastiger. Zeker voor de generatie van mijn ouders, die er nog bewuster mee geconfronteerd werd. En het zal ook wel geen toeval zijn dat zowel Habacuc als ik in onze verhalen vaak beklemtonen dat niks is wat het lijkt en niks ooit zeker is.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
La civil
Dinsdag 12/10, 19.15 uur, Vooruit; woensdag 13/10, 14.30 uur, Kinepolis; donderdag 14/10, 22.30 uur, Kinepolis.
Teodora Ana Mihai
Geboren in 1981 in Boekarest, Roemenië.
Ontvlucht de Ceausescu-dictatuur op haar achtste en komt in Antwerpen terecht. Woont nu in Gent.
Studeert film aan Sarah Lawrence College, New York.
Valt zowat overal in de prijzen met haar documentaire Waiting for August (2014).
Haar langspeeldebuut La civil, met Gouden Palmwinnaars Cristian Mungiu en de broers Dardenne als coproducenten, heeft in juli in Cannes de prijs van de moed gewonnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier