Jonny Polonsky, na de docu: ‘Otto-Jan Ham moet niet zo hard voor zichzelf zijn’

Geert Zagers
Geert Zagers Journalist bij Knack Focus

Otto-Jan Ham heeft een punt: wanneer ik Jonny Polonsky mail voor een interview, heb ik vijf minuten later antwoord. ‘I’m pretty free right now.’

Heb je de documentaire al kunnen kijken?

Jonny Polonsky:Jazeker. O.J. (OttoJan Ham, nvdr.) heeft hem een paar maanden geleden doorgestuurd. Ik heb er met plezier naar gekeken. Het is een prachtige film geworden.

Hij heeft je de link nochtans met een bang hartje gestuurd, vertelde hij.

Polonsky: Waarom? Omdat het zijn eerste film was?

Ik denk dat hij eerder bang was dat je beledigd zou zijn.

Polonsky:Beledigd? Helemaal niet. Ik ben net heel blij met hoe de documentaire is uitgedraaid. Ik ben alleen maar dankbaar dat hij dit allemaal gedaan heeft.

De respons heeft me wel verrast. Ik bedoel: voor mij waren het gewoon twee weken op tour. De film was spannend. Naar België gehaald worden was spannend. Maar verder was het voor mij not that big of a deal. Ik had niet verwacht dat ik zo veel berichten zou krijgen. Maar mensen zijn echt door de film geraakt. Ik lees veel dat ze het een eerlijke film vinden. Een oprecht portret. Ik denk dat dat ook klopt. Oké, niet alles is gelopen zoals je wilt dat de dingen lopen. Maar dat heeft de film net sterker gemaakt. Hoe moet ik het zeggen? Er zit een menselijkheid in de film, net omdat niet alles volgens plan verlopen is.

Je zag er nochtans vaak teleurgesteld uit. Zeker na de show in Amsterdam leek je je af te vragen waarin je was beland.

Polonsky:Dat heb ik van meer mensen gehoord, ja. Ik denk dat dat aan de jetlag lag. Ik was heel moe. Daarom dat ik ook zo vaak moest gapen.

Weet je, ik heb geen waanvoorstellingen: ik wist ook dat ik niet in een volgepakte Paradiso zou spelen. Niemand kent me hier. Als ik voor vijf mensen moest spelen: prima. Als ik voor vijfhonderd mensen had mogen spelen: uitstekend. Eender hoeveel volk er opdaagde, voor mij was het goed. Het is niet ideaal om voor een ongeïnteresseerd publiek in een sportbar te spelen, maar zelfs daar heb ik me geamuseerd.

Er zit een menselijkheid in de film, net omdat niet alles volgens plan verlopen is.

Als er al spanningen waren, lag dat eerder aan wat O.J. verwachtte. O.J. had verwachtingen over de zalen, over het publiek, over het tourleven. Allemaal dingen ik niet had. (gaapt) Ik was gewoon blij om tijd in Europa te kunnen doorbrengen en O.J. en zijn familie te leren kennen. De meeste nummers van die plaat heb ik als tiener geschreven: als dan 25 jaar later dit gebeurt, kun je alleen maar blij en dankbaar zijn.

Heb je dat succes ooit nagejaagd?

Polonsky:Natuurlijk. Elke muzikant wil een zo groot mogelijk publiek bereiken. Maar zo simpel is het niet. Er zijn heel veel banale dingen die dat in de weg staan waar niemand aan denkt. Geld bijvoorbeeld: het kost gewoon veel om een plaat te promoten of een tour te organiseren. Je moet het soms doen met de middelen die je hebt en zien wat er gebeurt.

Je bent niet teleurgesteld met hoe je carrière is gelopen?

Polonsky:(gaapt) Soms ben je teleurgesteld. Soms ben je enthousiast. Dat is hoe de dingen lopen. Ik probeer gewoon niet te veel verwachtingen te hebben. Verwachtingen leiden vaak tot teleurstellingen.

Het krijgt niet zo veel aandacht in de docu, maar je hebt best een indrukwekkende Wikipedia-pagina. Je hebt met Frank Black van de Pixies, met sterproducer Rick Rubin en met artiesten als Audioslave, Mark Lanegan en Neil Diamond gewerkt. Op welke samenwerking ben je het trotst?

Polonsky:Ik kijk er niet in die termen naar, maar het was behoorlijk ongelooflijk om te mogen meespelen op de laatste twee platen van Johnny Cash. Ik heb hem nooit ontmoet – hij was al gestorven toen die laatste American Recordings werden opgenomen – maar het idee dat ik meespeel op de laatste nummers die hij ooit geschreven heeft, blijft volkomen surreëel voor mij. Ik mag mezelf heel, heel gelukkig prijzen.

Uit nieuwsgierigheid: wat heb je eigenlijk verteld aan je vrienden toen je terug thuis was?

Polonsky:Niks bijzonders. Mijn vrienden wisten dat ik op tour was, wat wel vaker gebeurt. Wat had ik moeten zeggen misschien?

Dat een superfan zonder je medeweten een band rondom jou wilde oprichten om zijn favoriete album te spelen met zichzelf op bas. Bijvoorbeeld.

Polonsky:(lacht)Ik ben ook fan van sommige artiesten. Dat soort dingen zijn gewoon flatterend. Hij heeft het goed gedaan als bassist. O.J. moet niet zo hard zijn voor zichzelf. Ik was blij dat hij die band had samengesteld.

Het was wel niet je beste plan om Frank Vander linden te beledigen. Eerlijk: veel sympathie heb je daar niet mee gewonnen.

Polonsky: Ik vind niet dat ik hem beledigd heb. Ik was gewoon eerlijk. Het was de bedoeling dat hij de songs op voorhand zou leren. Hij had de songs op voorhand niet geleerd. Zo simpel is het. Ik heb ook veel als gastmuzikant gewerkt. ‘Hier zijn tien nummers. Leer ze.’ Kun je dat niet, dan moet je niet op het podium kruipen. Ik heb niks persoonlijks tegen Frank, maar hij heeft gewoon zijn taak niet gedaan. En daarom was ik gewoon even geïrriteerd. Meer was daar niet aan.

Een opvallend neveneffect: op je Spotify is de sectie ‘Fans vinden dit ook leuk’ overgenomen door namen als Millionaire, Dirk en Nordmann. Het lijkt erop dat er de laatste weken in België flink naar je muziek geluisterd is.

Polonsky:Op dat vlak is de documentaire zeker een soort aanmoediging geweest. Hopelijk kan ik, wanneer de vaccins eenmaal gearriveerd zijn, nog eens naar België komen. Ik zeg het: voor mij is dit alleen maar een superpositieve ervaring geweest.

Hi My Name Is Jonny Polonsky

Nog tot 6/2 te zien in VRT Nu.

Jonny Polonsky

Geboren in 1973 in Chicago.

Multi-instrumentalist, songschrijver en producer.

Trekt op jonge leeftijd al de aandacht van muzikale helden van hem, onder meer Pixies-zanger Frank Black en Tom Waits-gitarist Marc Ribot.

Legendarisch producer Rick Rubin tekent hem. Polonsky schuift de demo’s aan de kant die Frank Black producete en herdoet zo goed als in zijn eentje alles voor zijn debuutalbum Hi My Name is Jonny Polonsky (1996).

Speelt kort in Big Nose, een groep met de ritmetandem van Rage against the Machine. Tourt met Puscifer, het project van Tool-zanger Maynard James Keenan.

Is ook te horen op de laatste plaat van Johnny Cash.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content