Joachim Lafosse heeft de film van zijn leven al gemaakt (maar durfde het tegen niemand zeggen)

© YAQINE HAMZAOUI

Voor regisseur Joachim Lafosse is elke film weer een gevecht. De achtste eindigde in een nederlaag. De negende, Les intranquilles, dingt nu mee naar de Gouden Palm. Wij vroegen hem zijn eigen leven in zes scènes samen te vatten. Eentje daarvan bleek hij zelf al gedraaid te hebben.

Scène 1. Kijken of E.T. niet in de kast zit.

De zon is ondergegaan in een stukje België dat op de Amerikaanse suburbs lijkt. Twee broertjes op hun fiets hopen E.T. te vinden. Dat lukt niet. Vlak voor het slapengaan kijken ze nog even of E.T. niet in de kast zit. ’s Nachts droomt de kleine Joachim dat hij zich op een filmset bevindt. Een vriendelijke bebaarde man legt hem uit hoe je een film maakt en toont dat een kleine acteur E.T. vertolkt.

‘Door die droom twintig jaar later bij mijn psychotherapeut na te vertellen schoot me te binnen dat ik met mijn vader naar E.T. (1982) was gaan kijken. Na afloop had hij verteld wie Steven Spielberg was en dat E.T. niet echt bestond maar werd gespeeld.’

Regisseur Joachim Lafosse komt uit een weinig cultureel bourgeois gezin. ‘Geld stond hoger in rang dan zingeving, met alle ellende van dien. Voor cultuur was amper plaats. Behalve dan voor film.’ Rond Joachims vijfde werd zijn vader gehospitaliseerd voor een bipolaire stoornis. ‘Het boterde niet tussen mijn ouders. Als de spanningen thuis te hoog opliepen of als het helemaal in chaos ontspoorde, nam mijn vader of moeder mijn broer en mij mee naar de bioscoop.’

Op een avond ziet het gezin op televisie hoe Meryl Streep en Dustin Hoffman in Kramer vs. Kramer (1979) een scheiding uitvechten. Ook het aansluitende tv-debat maakt de tongen los, en niet alleen omdat Joachim in de klas zit met de dochter van RTBF-presentator Jacques Bredael. ’s Anderendaags kondigt zijn moeder aan dat ze wil scheiden. ‘ Kramer vs. Kramer liet ons toe over onze situatie te praten zonder dat het over ons ging. Dat is voor mij dé reden waarom je kunst en cultuur moet steunen. Ze maken het mogelijk om te spreken over zaken waar je niet rechtstreeks over mag, durft of wil spreken. Ik heb altijd films gemaakt in de hoop dat ze dat effect hebben.’

’s Nachts droomt de kleine Joachim dat hij zich op een filmset bevindt. Een vriendelijke bebaarde man legt hem uit hoe je een film maakt en toont dat een kleine acteur E.T. vertolkt.

Scène 2. Tranen in het theater.

Een adolescent in nood klopt aan bij een 77-jarige Brusselse actrice: bij Yvette Merlin, die in die jaren onder meer in Van de koele meren des doods (1982) en Le maître de la musique (1988) acteert. Hij vertelt wat hem de avond ervoor is overkomen. Het gesprek legt zijn leven in een plooi.

‘Het was een erg moeilijke periode. Mijn ouders lieten me aan mijn lot over. Op school had ik in het vierde middelbaar al afgehaakt. Via de middenjury probeerde ik alsnog aan een diploma te raken. Mijn toekomst was hoogst onzeker.’

Overdag studeert Lafosse. Om toch een beetje volk te zien gaat hij ’s avonds naar het theater. Tot vier, vijf keer per week. In het Théatre National woont hij Par les villages van Peter Handke bij. Hij stuikt ineen tijdens de grote monoloog van actrice Véronique Dumont. ‘Het raakte me onwaarschijnlijk hard. Huilend en bevend ben ik de zaal uit gevlucht.’

’s Anderendaags zoekt hij dus Yvette Merlin op. Hij vertelt haar wat hem overkomen is en zegt dat hij acteur wil worden. De ervaren speelster vermoedt dat regie hem nog veel beter zou liggen en stelt hem een week later op een filmset aan alle andere acteurs voor. De Nederlandstalige Kris Cuppens, tegenwoordig onder meer bekend van Undercover en Beau Séjour, leidt Lafosse rond op de set. ‘Het voelde als thuiskomen.’ Enkele maanden later behaalt Lafosse eindelijk zijn diploma secundair onderwijs. Hij ruilt het ingangsexamen voor een acteeropleiding in voor die van de filmscholen. ‘Ik word toegelaten. Een nieuw leven begint.’

Joachim Lafosse heeft de film van zijn leven al gemaakt (maar durfde het tegen niemand zeggen)
© YAQINE HAMZAOUI

Scène 3. Het duel.

Met zijn filmploeg in zijn zog klopt filmstudent Lafosse voor de zoveelste keer aan bij Serge Flamé, zijn schooldirecteur aan het IAD in Louvain-la-Neuve. Alleen Lafosse mag zijn bureau binnen. De sfeer is gespannen. Voor de zoveelste keer laait de discussie hoog op. Hard tegen onzacht. Aan de glimlach waarmee de jongeman buitenkomt, weet de gang genoeg. ‘Het was een echt duel. Ik was jong en rebels. Hij wilde niet zwichten. Maar het was een gezonde strijd. Hij daagde me uit om binnen de beperkingen te opereren en daar werd ik beter van.’

De rebellie draaide om de gecontesteerde regel dat een eindwerk maar twaalf minuten mocht duren. Lafosse had een film voor ogen die dubbel zo lang was. ‘Ik zou niet de eerste geweest zijn die ze buisden omdat dat eindwerk niet aan de vooropgestelde criteria voldeed. De directeur vond dat ik mijn film maar moest inkorten. Ik weigerde. Ik wilde cineast worden, geen tv-maker die binnen het format blijft. Justesse bepaalt de duur van een film.’

Niemand had het eerder al aangedurfd de school in vraag te stellen. ‘De meeste docenten en al mijn medewerkers steunden me. Ze beseften dat dit precedent alle toekomstige studenten vrijheid kon schenken.’ Uiteindelijk mag Lafosse een langer werk indienen. Maar extra pellicule krijgt hij niet. ‘Robert Bresson zegt dat film de kunst van de beperking is. Ik ben er toen achter gekomen hoe waar dat is. Maar door supergemotiveerd te zijn en me extreem goed voor te bereiden kon ik de film doen slagen.’

Stiekem stuurt Lafosse een VHS-kopie van het bewuste werkstuk, Tribu, naar het festival van Locarno. Hij wordt geselecteerd. ‘Ik ben daar uiteindelijk zelfs in de prijzen gevallen. Een heel zotte ervaring als je luttele maanden eerder nog twijfelde of ze je niet gingen buizen. Veel belangrijker was dat ik had geleerd dat élke film een gevecht is. Dat heb je nooit verworven. Niemand zit op je film te wachten. Jij bent lange tijd de enige die ernaar verlangt. Je verlangen moet zo groot zijn dat je iedereen meekrijgt en voor alles een oplossing vindt.’

Scène 4. Je veux de l’amour.

Na twee intense lowbudgetfilms begint Lafosse aan Nue propriété (2006), een relatiedrama over een moeder die haar twee zonen emotioneel gijzelt. Broers Yannick en Jérémie Renier spelen de broers. Voor de rol van de moeder zakt Isabelle Huppert, de grande dame van de Franse film, naar België af. Op de eerste opnamedag laat Lafosse Huppert haar eerste scène drie keer doen. Hij wil een vierde take maar hoort de Franse producente zeggen dat het welletjes is en schrikt zich een hoedje. ‘Als ik niet zelf mag bepalen hoeveel opnames we maken, ga ik er nooit in slagen een goeie film te maken.’ Huppert vangt het dispuut op en roept de jonge regisseur bij zich. ‘Luister goed, Joachim, het is heel simpel. Ik ga die producente nu zeggen dat ik haar niet meer op de set wil zien. Jij beslist vanaf nu of het goed is of niet. Maak je over de rest geen zorgen.’ Na een aan haar gewijde avond in Bozar is hij nog meer onder de indruk. Huppert vertelt er dat ze de opnames formidabel vond en dat ze ze zich daarna nergens meer mee bemoeit, ‘want een film behoort de regisseur toe’. ‘Wat een formidabele vrouw’, denkt Lafosse.

De montage verloopt verbazingwekkend vlot. Het filmfestival van Venetië biedt Nue propriété een plek aan in competitie. ‘Mijn leven leek een droom.’ Maar dan laat hij de film in Parijs aan Huppert zien. Op het einde van de vertoning zit ze niet meer in de zaal. Hij wordt geconvoceerd naar het café naast de zaal. Ze heeft haar zwarte bril op. ‘Ofwel vis je de scène op waarin ik stofzuig en dans op Je veux de l’amour van Raymond van het Groenewoud. Ofwel doe ik geen promotie voor je film en ga ik niet mee naar Venetië.’ Lafosse antwoordt onmiddellijk. ‘”Neen, Isabelle, dat doe ik niet. Ik ben de auteur, het is mijn film!” Onnozelaar die ik ben. Huppert was er in Venetië niet bij en dat was vooral heel triest. Ik wilde per se de grote artiest zijn die perfect weet wat hij wil. Vandaag weet ik beter. Ik had die scène wél moeten heropvissen. Het zou mijn film heus niet verknoeid hebben.’

Joachim Lafosse heeft de film van zijn leven al gemaakt (maar durfde het tegen niemand zeggen)
© YAQINE HAMZAOUI

Huppert streek de plooien jaren later glad door in Cannes de première bij te wonen van A perdre la raison (2012), Lafosse’ veelbesproken film over een vrouw die haar kinderen doodt. ‘We zijn weer bevriend. Isabelle betekent veel voor me. Ik heb net met haar kleinkind gedraaid.’

Scène 5. Moordende stilte.

Een jonge regisseur presenteert zijn film op het festival van Cannes. Vol spanning wacht hij de reactie van de zaal af. Het blijft ijzingwekkend stil. ‘Ik krijg nog koude rillingen, gewoon door eraan terug te denken. Die stilte sneed dwars door me heen. Er volgde nog wel applaus maar ik voorvoelde nog groter onheil.’

’s Anderendaags wijdt de Franse krant Libération een volledige pagina aan Elève libre. De persattaché en de producenten springen een gat in de lucht, Lafosse krijgt het nog kouder in zijn hart. De kop ‘Fuck le petit prince’ en de recensie doen hem ineenkrimpen. ‘Ze roemden de ambiguïteit van de film en hadden het over hoe belangrijke absolute vrijheid is. Wel meer toeschouwers en recensenten zagen het zo. Ik kon dat niet verdragen.’

In Elève libre krijgt een aan zijn lot overgelaten schoolverlater hulp van een volwassen man om de middenjury voor te bereiden. De jongen bloeit open maar zijn mentor misbruikt zijn invloed om hem tot seksuele experimenten te verleiden. ‘De film wijst op de nood aan limieten, grenzen die je niet mag overschrijden. Een deel van het publiek was daar in 2008 niet klaar voor. Tijdens vragenrondes vond altijd wel iemand het nodig om op te merken dat die jongen een profiteur was. De grootste pervert. Een hoertje dat kreeg wat hij wilde: een diploma.’ Hoe vaker Lafosse dat hoorde, hoe minder hij durfde te bekennen dat het zíjn verhaal was. ‘Het haalde me helemaal onderuit. Ik plooide terug op mezelf. Mijn sociale leven verengde zich tot drie keer niks. De muren kwamen op me af.’

Altijd merkte wel iemand op dat die jongen in Elève libre de grootste pervert was.’ Hoe vaker Lafosse dat hoorde, hoe minder hij durfde te bekennen dat het zíjn verhaal was.

Een deel van de ellende kwam volgens Lafosse voort uit het feit dat hij niet had durven te zeggen dat het autobiografisch was. ‘Ik was geïnspireerd door Christine Angot, een schrijfster die de moed had om te getuigen over incest en misbruik. Lang voor MeToo of de boeken van Vanessa Springora (die vorig jaar in Le consentement beschreef hoe ze op haar veertiende de minnares van de toen 49-jarige schrijver Gabriel Matzneff werd, nvdr.) en Camille Kouchner (die op hetzelfde moment in La familia grande over de incest van haar stiefvader Olivier Duhamel schreef, nvdr.). Maar ik schrok zo hard van de reacties op Elève libre dat ik niet durfde te zeggen: ho, beetje kalm, mensen, dit is mij werkelijk overkomen. Toen ik in interviews op het belang van grenzen wees, ging ik door voor een oubollige reactionair. Het zou vandaag niet waar zijn. Sinds MeToo kunt je niet meer hardop zeggen wat ik toen allemaal heb moeten slikken. En maar goed ook. Leve vandaag.’

Zijn moeder heeft lang niet naar Elève libre willen kijken. ‘Vrienden hadden haar gezegd dat het te hard was. Een jaar geleden belde ze me in tranen: dat ze alsnog had gekeken. Ze verontschuldigde zich en vroeg of ik niet alsnog klacht wilde indienen. Maar ik heb mijn werk gedaan. Ik heb twintig jaar lang, drie keer per week, psychoanalyse gehad. Ik ben gehecht aan de vrede die ik zo heb gevonden.’

Scène 6. Herbronnen op café.

In Café La Biche, op de grens tussen de Brusselse gemeenten Vorst en Sint-Gillis, onder het toeziend oog van een opgezette hinde, spreekt Lafosse af met twee jonge producenten zonder ervaring met langspeelfilm. ‘Anton Iffland Stettner en Eva Kuperman konden niet geloven dat ik met hen in zee wilde gaan. “Jij hebt tien keer meer ervaring dan wij.” Ik wilde dat vurige verlangen en dat groepsgevoel terugvinden waarmee mijn eerste films gemaakt zijn. Tot mijn enorme vreugde is dat ook gelukt. Sinds dat cafégesprek is er geen dag meer voorbijgegaan zonder overleg over Les intranquilles. ‘

Zijn film daarvoor, Continuer (2018), was uitgedraaid op een ‘enorme teleurstelling en mislukking’. ‘Ik had artistiek niet kunnen doen wat ik wilde. Complete ellende.’ Op de set in Marokko kreeg Lafosse te horen dat hoofdrolspeelster Virginia Efira ook coproducent was. ‘Zonder haar goedkeuring kon ik niets beslissen. Dat is niet werkbaar. Om niet te zeggen schandalig. Maar van een film die mislukt, steek je het meest op.’ Lafosse brak met de producenten met wie hij al jaren succesvol samenwerkte. ‘De grote producenten in Franstalig België hadden vreemd genoeg allemaal schrik om met mij in zee te gaan. Dat is mijn geluk geweest. Het maakte herbronning mogelijk. Anton en Eva denken in functie van het artistiek beste resultaat. Zo is het zalig werken. We verloren de steun van een grote Franse distributeur toen ik grote namen door minder bekende acteurs verving omdat me dat beter leek. Zelfs die zware klap heeft hen niet uit hun lood geslagen. Magnifiek hoe we elke horde samen hebben genomen. Ik bazuin al maanden rond dat Les intranquilles mijn beste film is.’

Dat intieme drama, dat nu dus in Cannes meedingt naar de Gouden Palm, vertelt over een gezin met een kind dat door de bipolaire stoornis van de vader heel wat beproevingen moet doorstaan. Na de testscreening vroegen mensen in tranen of ze even in stilte mochten bekomen voor ze aan het tafelgesprek begonnen. ‘Maar deze stilte was zacht en teder.’ Door het wegvallen van het festival vorig jaar was de concurrentie voor een plek in de Cannescompetitie moordend. ‘Toch zijn we erbij. Ja, dat voelt een beetje als een sportieve revanche.’

Les intranquilles

Vanaf 13/10 in de bioscoop.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Joachim Lafosse

46-jarige Brusselse regisseur.

Grensoverschrijdend gedrag, infanticide, bipolariteit, kinderhandel, echtscheidingen: Lafosse schuwt de moeilijke onderwerpen niet in films die hart en hoofd beroeren.

Debuteert in 2004 met Folie privée, over een scheiding met gruwelijke afloop.

Vaste waarde op de grote filmfestivals sinds Venetië Nue propriété (2006), met Isabelle Huppert, selecteerde. Alleen de Dardennes maken nog sterkere films die het nog beter doen op de grote festivals.

In Cannes presenteerde hij eerder al Elève libre (2008), A perdre la raison (2012) en L’économie du couple (2016).

Dingt er met zijn nieuwe film Les intranquilles mee naar de Gouden Palm.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content