DANCING WITH THE STARS

Poets uw dansschoenen op en smeer uw stembanden: de old-school Hollywoodmusical is helemaal terug. Of hoe La La Land, bekroond met een recordaantal Golden Globes en straks allicht ook een pak Oscars, het genre al zingend en dansend doet herrijzen.

Auto’s staan, zoals op elke zonovergoten dag, in de file aan te schuiven om Los Angeles binnen te tuffen. Er wordt getoeterd en gefoeterd, gekucht en gepuft, gezweet en gezeurd. Tot tientallen, kleurrijk uitgedoste chauffeurs en chauffeuses het – in een virtuoze long take – plots op een zingen en dansen zetten, en de autostrade verandert in een wervelende choreografie van high kicks, klappende handen en lenige lijven.

Even lijkt het alsof niet alleen het verkeer stokt, maar ook de tijd heeft stilgestaan sinds de hoogdagen van Fred en Ginger, Gene Kelly, Syd Charisse en al die andere grote musicalsterren van weleer. En dat is nog maar de openingsscène van La La Land, een zang- en dansspektakel van regisseur Damien Chazelle dat zijn iconische voorgangers in het genre niet alleen met zwier en plezier omarmt, maar er ook nog eens een oprechte brok romantiek en authenticiteit aan toevoegt.

Geen wonder dat de film, met Ryan Gosling en Emma Stone als twee verliefde dromers in hedendaags LA, vorige week ging lopen met een recordaantal Golden Globes. En doet onze glazen bol het nog dan komen daar straks nog een pak Oscars bovenop. Zou La La Land dan die ene musical zijn die, in tegenstelling tot pakweg Moulin Rouge! (2001), Chicago (2002) of Mamma Mia! (2008), écht voor een blijvende revival van het genre kan zorgen? Of is het de zoveelste, weliswaar bevlogen en deugddoende maar eenmalige oprisping van nostalgie? Een heerlijke hymne aan de klassieke Hollywoodmusical ‘zoals ze die niet meer maken’?

Samen met de western moet de musical in elk geval zowat het vaakst ten grave gedragen genre uit de filmgeschiedenis zijn. Zo schreef journalist Jack Alicoate in 1930, kort na de intrede van de geluidsfilm (de allereerste was The Jazz Singer (1927), een halve musical), al in filmvakblad The Film Daily dat de musical commercieel harakiri had gepleegd en dat het genre in bioscopen even welkom was als de mazelen.

Op het moment dat Alicoate de laatste sacramenten toediende, moesten Fred Astaire en Ginger Rogers hun eerste danspassen nog zetten, had producent Arthur Freed van de MGM-studio nog niet het musicalwalhalla gemaakt, had Gene Kelly zich in Singin’ in the Rain (1952) nog aan een lantaarnpaal de legende in gekronkeld en moesten kaskrakers als The Wizard of Oz (1939), Meet Me in St. Louis (1944), An American in Paris (1951), West Side Story (1961)en The Sound of Music (1965) nog passeren.

Het laatste jaar dat in Hollywood meer dan zeventig musicals gemaakt werden, was in 1944. Choreograaf/regisseur Bob Fosse scoorde in de seventies nog met Cabaret (1972) en All That Jazz (1979) en de eighties schonken ons Fame (1980), The Blues Brothers (1980), Victor/Victoria (1982) en Footloose (1984), maar de laatste dertig jaar zijn enkele serieuze moordpogingen op het zieltogende genre gepleegd. Denk aan Lars von Triers Björk-vehikel Dancer in the Dark (2000), dat Peter Bradshaw van de Britse kwaliteitskrant The Guardian omschreef als ‘een van de slechtste films, een van de slechtste kunstwerken en mogelijk een van de slechtste dingen tout court in de wereldgeschiedenis’. En toen moesten de Abba-musical Mamma Mia! en Tom Hoopers versie van Les misérables (2012) nog op de nietsvermoedende mensheid worden losgelaten.

Maar de filmwereld had tegen het eind van de twintigste eeuw zijn rijke zang-en danstraditie bovendien al zo lang uitbesteed aan MTV, concertfilms en de animatieproducten van Disney dat een beetje oprisping uit het la la land van de muziekfilm al meteen onthaald werd als de wedergeboorte van het genre. Opstaan uit de doden: Jezus kreeg het maar één keer voor elkaar maar de musical lijkt het zo ongeveer om de vier jaar te doen. In 1996 was Woody Allen nog de heiland met Everyone Says I Love You. In 2001 was het John Cameron Mitchell met zijn genderqueerrockmusical Hedwig and the Angry Inch. Het jaar daarop deed Rob Marshall genrefanaten op hoop leven met Chicago. En in 2006 was John Carney met zijn lofiromance Once de verloskundige met dienst bij de zoveelste hergeboorte.

Dus waarom zou La La Land dan wel écht de verrijzenis inluiden en straks wel een volwassen leven gaan leiden in de filmgeschiedenis. Om te beginnen toont de bitterzoete dansromantiek van Chazelle, die twee jaar geleden al zijn talent toonde met het ook al op jazzy muziek en tomeloze ambitie drijvende Whiplash, zich heel bewust van die filmgeschiedenis. Vanaf de spectaculaire openingsscène waarin mensen op een stukje snelweg het eeuwige fileleed van zich af dansen, tot aan de even spectaculaire film-in-de-filmfinale: La La Land danst twee dartele uren lang een flirterige pas de deux met al zijn illustere voorgangers.

Wanneer Emma Stone, als de aspirende actrice Mia, en Ryan Gosling, als jazzmuzikant Seb, al zingend en dansend hun zogezegde aversie voor elkaar uitspreken, waait het liefdevolle gekibbel van Fred Astaire en Ginger Rogers door het uitgestrekte cinemascopebeeld. En wanneer Gosling bijna achteloos rond een lantaarnpaal draait, lijkt Gene Kelly even weer springlevend. Bovendien ging Stone al haar gesofisticeerde aantrekkingskracht en elke kleurrijke jurk lenen bij de Catherine Deneuve uit Jacques Demy’s Les parapluies de Cherbourg (1964) en Les demoiselles de Rochefort (1967), op zich al hommages aan de klassieke Hollywoodmusicals van maestro Vincente Minelli.

Dat de critici en filmnerds mee zouden zijn met dat cinefiele rondje Trivial Pursuit kon je op voorhand weten. Maar met critici alleen vul je – gelukkig! – geen bioscopen en als La La Land straks alle belangrijke Oscars wint en toch volle zalen trekt – de film kostte 30 miljoen dollar en haalde alleen al in de States 60 miljoen op – zal dat niet alleen zijn omdat de film terugblikt op bijna honderd jaar filmische zang- en dansnummers, maar ook omdat hij een echt kind is van zijn tijd. En dat kun je terugbrengen tot één kwaliteit: oprechtheid.

De laatste filmmaker die even consequent als Chazelle de hollywoodiaanse musicalgeschiedenis recycleerde moet Baz Luhrmann geweest zijn. Maar waar de Australische regisseur die erfenis door de montagemangel haalde, rekent Chazelle veel minder op hysterisch hedendaagse updates of epileptisch knip-en plakwerk. Luhrmanns Moulin Rouge! kreeg nog een buitengewoon lovend onthaal, maar toen hij in 2013 voor zijn muzikale F. Scott Fitzgerald-verfilming The Great Gatsby opnieuw zijn postmoderne trukendoos vol anachronismen, kleurrijke kitsch en Beyoncé opende was de kritische bijval zo gering dat de man vandaag Chanel-reclames en tv-programma’s draait.

La La Land voelt veel minder de nood aan zulke technische ‘opfrisbeurt’ van bestaande formules. Chazelle gebruikt de klassieke ingrediënten – een romantisch koppel, meezingbare deuntjes, kleurrijke artificiële decors, een ironievrij verhaal – maar dan niet om naar de navel van het genre te staren of voortdurend richting publiek te knipogen. Nee, hij toont dat hij zich bewust is van de echte wereld achter de decors en herkent nostalgie als iets dat inherent is aan onze tijd. Hij breekt met het postmodernisme, de videoclipcultuur, het ironisch citeren, het pimpen en oppoetsen dat in de jaren negentig zo hip was.

Zo kijkt hij met evenveel gemak vooruit als achteruit, in tegenstelling tot Luhrmann, wiens pastiches niet meer lijken te passen in een tijd waarin oprechtheid opnieuw primeert op slimmigheid, waarin charme primeert op perfectie.

En oprechtheid en charme heeft La La Land te over. Fred Astaire kreeg begin jaren dertig bij zijn eerste screentest te horen dat hij te kalend was, niet kon zingen, niet kon acteren en maar een heel klein beetje kon dansen. Wie ooit TheGayDivorcee (1934), TopHat (1935) of ShallWeDance (1937) zag, weet dat Astaire zijn vak beheerst tot in de tapdanspuntjes.

Emma Stone en Ryan Gosling kunnen wel acteren – en kalend zijn ze vooralsnog niet – maar op het vlak van zang en dans scoren ze een pak minder. En dat is net waar het om draait. Gosling en Stone zijn geen klassiek geschoolde dansers en klinken allebei alsof ze hoge noch lage noten aankunnen en dus maar voor het veilige midden van het spectrum kiezen. Echt vals klinken ze nooit maar spannend worden hun uitvoeringen van Justin Hurwitz’ speciaal voor La La Land gecomponeerde nummers bepaald niet. En Chazelle mag de dansnummers dan wel in de klassieke ‘Astaire & Rogers’-kop-tot-teenstijl filmen, dat maakt het voetenwerk van de twee hedendaagse sterren niet per se even virtuoos als dat van Fred en Ginger. Dat hoeft ook niet want waar het om gaat is dat ze het zelf doen en dat ze hun best doen: het is de authenticiteit die telt.

De hele film draait om die delicate balans tussen hommage en een eenentwintigste-eeuwse oprechte authenticiteit. Dat geeft regisseur Chazelle, die deze week 32 wordt, zelf al aan door La La Land te openen met die vrolijke er-is-vertraging-op-de-ringsequens. Die refereert niet alleen aan Fellini’s 8 oe (1963) en Godards Weekend (1967), hij hanteert ook de rommelige charme van de single-take video lip dubs, zoals die eind 2009 kort het internet beheersten, boven de bijna griezelig perfecte symmetrie van een Busby Berkeley-choreografie.

Wie na het bekijken van La La Land dus ’they don’t make ‘em like that anymore’ verzucht – zoals Tom Hanks in menig interview deed nadat hij op het filmfestival van Venetië door de film van zijn cinefiele sokken geblazen was – heeft enerzijds gelijk, omdat wat overblijft van het Amerikaanse studiosysteem vandaag liever investeert in franchises en superheldenuniversa dan in origineel en gedurfd entertainment. Anderzijds klopt het dan weer niet, omdat de simpele waarheid is dat they nooit like that gemaakt zijn. Toch niet als like that betekent dat je geloofwaardigheid boven technisch talent plaatst en dat kleine oprechte gevoelens de bovenhand halen op fancy fantasieën.

Of La La Land de musical swingend uit zijn as zal doen herrijzen, valt nog af te wachten. Zoals altijd zal het meer afhangen van het aantal dollars dat op het einde van de muzikale rit in de kassa zit dan van het enthousiasme van enkele liefhebbers en filmkenners. Maar Chazelle voelt de polsslag van zijn postpostmoderne tijd als geen ander – gedaan met spelen, nu zingen en dansen! – en de combinatie van nostalgie en eenvoudige openhartigheid waar hij La La Land mee injecteert, geeft de film het potentieel om ook musicalhaters naar de zalen te lokken en hen daarna met een ‘ik hou normaal niet zo van musicals, maar La La Land…’-enthousiasme weer naar huis te sturen. En dat Ryan ‘hey girl’ Gosling in de tijd daartussen diep mag verdrinken in de grote ogen van Emma Stone, doet daar vast ook geen kwaad aan.

Let’s face the music and dance!

LA LA LAND

Vanaf 25/1 in de bioscoop.

door Sam De Wilde

Emma Stone en Ryan Gosling kunnen wel acteren, maar op het vlak van zang en dans scoren ze een pak minder. En dat is net waar het om draait.

‘They don’t make ‘em like that anymore’, verzuchtte Tom Hanks nadat hij La La Land had gezien. Dat klopt niet: they zijn nooit like that gemaakt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content