Hoe ‘Joker’ de mainstreamcinema een hoognodige schop onder de kont geeft
In Joker, winnaar van de Gouden Leeuw in Venetië, draait Todd Phillips de superheldenfilm binnenstebuiten, terwijl hoofdrolspeler Joaquin Phoenix de populairste schurk uit het genre een indrukwekkende make-over geeft. Al zorgt dat hier en daar voor beroering.
Je zou het Joaquin Phoenix niet nageven, maar de superschurk die hij in Joker vertolkt is 79 jaar oud en al zijn hele leven een intrigant. Het eerste wat Batmans aartsvijand deed nadat hij in 1940 in de kantoren van DC Comics tot leven was gewekt, was zijn bedenkers met elkaar laten vechten. Bill Finger, Bob Kane en Jerry Robinson, het trio aan wie hij wordt toegeschreven, zouden tot aan hun dood verschillende versies van zijn ontstaansgeschiedenis vertellen, maar over één ding waren ze het eens: het was een acteur die voor The Joker model had gestaan.
Robert De Niro noemde Phoenix’ vertolking ‘intens’. Uit de mond van Travis Bickle is dat een geweldig compliment.
Conradt Veidt was een ster van de Duitse stille film die in 1933 samen met zijn Joodse vrouw op de vlucht was gegaan voor de nazi’s. Uiteindelijk zou hij zelf een Duitse officier vertolken in Casablanca (1941), waarin zijn personage door Humphrey Bogart wordt doodgeschoten, maar jaren eerder speelde hij de hoofdrol in de Amerikaans-Duitse coproductie The Man Who Laughs (1928) van de Duitse expressionist Paul Leni. In die Victor Hugo-verfilming is hij Gwynplaine, een man die als kind werd verminkt en sindsdien met een eeuwige lach door het leven moet. (Vergelijk dat met Jack Nicholson in Tim Burtons Batman, die in een vat met zuur wordt gegooid en aan de plastische chirurgie achteraf zijn manische grijns overhoudt.) De invloed van The Man Who Laughs op The Joker valt onmogelijk te ontkennen: de foto van Veidt als Gwynplaine volstaat als bewijsmateriaal.
Het is passend dat de superschurk die het best op het scherm plakt op een acteur is geënt, al moet het gezegd dat de allereerste Joker niet de aansteller en showman was die hij later geworden is – er waren alleen die grijns en een kwaadaardig gevoel voor humor. Bovendien was het de bedoeling dat hij slechts één verhaal zou meegaan. Op het einde van de eerste Batman-comic ( Batman vs. The Joker, uit op 25 april 1940) moest hij het loodje leggen, maar hij werd op het nippertje gered door redacteur Whitney Ellsworth, die Bob Kane dwong om voor het album een nieuwe laatste strook te tekenen. Hoera voor Whitney!
De prille Joker was dus minder clown dan creep. Pas in de jaren vijftig werd hij de aan danspasjes en zichzelf verslingerde grapjas, die bijvoorbeeld Batman en Robin gevangennam en doodleuk vergat hun maskers af te nemen. Het is die niet bijster gevaarlijke narcist die dankzij de campy televisieserie met Adam West vanaf de sixties in het collectieve geheugen stond gegrift.
Tussen 1965 en 1973 dook The Joker niet één keer in Batmans leven op. Hoewel stripfanaten hem daarna opnieuw een pak grimmiger zagen worden, wist de wereld pas weer hoe gevaarlijk hij was toen Tim Burton en Jack Nicholson van hem in 1989 opnieuw een moordzuchtige maniak maakten, zij het met een voorliefde voor Prince en felle kleuren. Nog eens twintig jaar later was de partyman echter verworden tot het pure kwaad.
In The Dark Knight (2008) van Christopher Nolan deed Heath Ledger niet alleen een verdwijntruc met een potlood, hij liet ook alles wat we tot dan toe over The Joker dachten te weten in rook opgaan. Zijn versie was een anarchist voor wie chaos op zich het grootste doel was. Hij was niet geïnteresseerd in geld of macht, en dat maakte hem enorm angstaanjagend. Je wist niet langer wie The Joker was, of waar hij vandaan kwam. Nolan: ‘Voor mij is The Joker een absoluut gegeven. Er zijn geen grijsschakeringen – alleen een beetje paars. Verder is hij vooral ongelofelijk donker.’ Ledger stierf op 22 januari 2008 aan een overdosis pillen, een halfjaar voor The Dark Knight in de zalen kwam, en The Joker was zijn erfenis. Wat Jared Leto in Suicide Squad (2016) probeerde, maakte pijnlijk duidelijk dat je voortaan van The Joker moest afblijven. Of hem radicaal herinterpreteren.
De ingeving
Het was 2016 en Todd Phillips stond op de première van zijn film War Dogs naar een affiche van de Marvel-kaskraker du jour te staren. De regisseur van de lucratieve The Hangover-trilogie wist dat hij met zijn nieuwe nog geen deuk in een pakje boter zou slaan. Hoe kon je wedijveren met die reusachtige CGI-fabriek die de multiplexen al tien jaar in een ijzeren wurggreep hield en zowat elke persoonlijke, volwassen film naar het arthousecircuit verwees?
Plots viel er een bloempot op zijn kop. Phillips zakte op de grond neer, maar net voor hij het bewustzijn verloor zag hij op de vijfde verdieping van het appartementsblok achter hem een grijnzende gestalte wegduiken. Dat was het!
Enfin, dat is één lezing van de feiten. Phillips pitchte die avond op de afterparty zijn idee bij de bobo’s van Warner Bros, eigenaar van Marvel-concurrent DC Comics. Hij stelde een reeks kleinere, intieme portretten van hun helden voor – geen trilogieën, maar op zichzelf staande films. ‘In plaats van in de schaduw van het beest te leven, moet je iets doen wat het beest niet kan.’ Hij had er zelfs een coole naam voor – DC Black – en maakte zich sterk dat één succesvolle film zou volstaan om grote regisseurs naar de studio te lokken en van de malaise weg te zwemmen.
Na het succes van Wonder Woman (2017) begon Warner brood te zien in het plan van Phillips, waarop die samen met Scott Silver begon te schrijven aan een origin story (een verhaal waarin het ontstaan van een held of schurk uit de doeken wordt gedaan) voor The Joker. Ze lieten zich inspireren door een verhaal dat de Engelse comicmeester Alan Moore in 1988 – één jaar voor de eerste Burton-film – geschreven had: Batman: The Killing Joke. Daarin werd de schurk voor het eerst in zijn geschiedenis neergezet als een man van vlees en bloed, die door wanhoop en tegenslag in een monster verandert.
Wat Moore daarbij leek te suggereren, was dat een slechte dag van iederéén een moorddadige gek kan maken. Phillips en Silver bouwden rond dat idee een film en gooiden de rest van Moores verhaal weg, met behoud van één element: hun Joker zou net als die in The Killing Joke een aspirant-stand-upcomedian worden. Verder ging de invloed van DC of de hele comicwereld niet. Joker moest meer karakterstudie dan actiefilm worden, dus grepen de makers terug naar de films van hun jeugd: de rauwe cinema van de seventies en New Hollywood.
Er is weinig gedaan om te verhullen dat Joker eigenlijk een mash-up van Taxi Driver (1976) en The King of Comedy (1983) is. Het wordt al sinds 2017 in interviews verkondigd en Robert De Niro, die in die twee films de hoofdrol speelde, doet ook hier mee. Bovendien ziet de film eruit als die oude meesterwerken van Martin Scorsese, die een tijdlang als producer bij het project betrokken was. Het Gotham City van Phillips lijkt zowel op de straat als in de groezelige appartementen en achterkamertjes als twee druppels vuurwater op het New York van Scorsese, en dat is meteen een sterke visuele troef voor zijn film.
Het verhaal in het kort: Arthur Fleck woont samen met zijn zieke moeder Penny in een armoedige flat in Gotham. Het jaar is 1981, de crisis houdt de stad in haar greep en omdat de vuilnismannen staken, stinken de straten nog meer dan anders. De dreigende rattenplaag is een van de hoofdpunten van het nieuws, dat verder veel aandacht besteedt aan de nakende burgemeestersverkiezingen waarvoor de miljardair en grootste werkgever Thomas Wayne zich kandidaat heeft gesteld. Arthur zorgt intussen voor zijn moeder, werkt bij een soort uitzendkantoor voor clowns, droomt van een bestaan als stand-upcomedian en wordt geplaagd door mentale problemen.
Hij slikt zeven verschillende pillen per dag maar, zoals hij aan zijn ongeïnteresseerde consulente vertelt: ze helpen hem niet om zich beter te voelen. Vaak barst hij in hysterische lachbuien los, waardoor hij overal een geplastificeerd kaartje met zich meezeult: ‘Sorry voor het lachen, ik heb een aandoening.’ Arthur is, kortom, verpletterend alleen, al heeft hij in zijn verbeelding een relatie met zijn buurvrouw (rol van Zazie Beetz) sinds ze hem één keer heeft aangesproken in de lift. Het enige andere lichtpuntje in zijn leven is de populaire talkshowhost Murray Franklin (De Niro). In een andere terugkerende fantasie wordt hij uitgenodigd in Franklins show en komt zijn stand-upcarrière van de grond.
Als morgen een geschminkte gek Gert Verhulst neerlegt, kun je Joker met de vinger wijzen, maar dan ga je voorbij aan de kern van de zaak.
Op een dag wordt Arthur ontslagen nadat er bij een optreden in het kinderziekenhuis een revolver uit zijn zak is gevallen. Die avond schiet hij in de metro drie jonge Wall Street-types die hem in elkaar willen slaan dood. Hij ontkomt en wordt als onbekende killerclown de held van alle sukkelaars in de stad. Terwijl overal in Gotham City rellen uitbreken, ontbolstert in Arthur Flecks verwarde geest langzaamaan een superschurk.
Hé maar, wacht even: als De Niro in Joker de succesvolle talkshowhost speelt, wie speelt dan de rol van De Niro? Geef maar toe dat u het al weet.
Op naar de Oscar
In 2017 liet Warner Bros nog uitschijnen dat ze Leonardo DiCaprio voor de titelrol wilden, maar Todd Phillips had bij het schrijven van Joker slechts één man in gedachten: Joaquin Phoenix. Op het moment dat we aan de memorabele trappenscène komen waarin Fleck op de tonen van Gary Glitters Rock and Roll Part 2 (hier moeten we beslist nog op terugkomen) zijn duivelse dansje doet en de film zijn heftige ontknoping tegemoetloopt, is al lang duidelijk dat het een uitstekende keuze was – misschien wel de enige juiste. Tegenover het pure kwaad van Heath Ledger plaatst Phoenix een kwetsbare loner, een psychiatrisch patient die van zijn omgeving slaag in plaats van hulp krijgt. De grijns, de lachbuien, de danspasjes, de pijn: alles aan zijn Joker is even onverwacht als welgekomen.
De acteur verloor met tegenzin 26 kilogram voor de rol: ‘Ik vroeg aan Todd: “Waarom kan Arthur geen dikke kerel zijn?” Maar achteraf gezien heeft het me geholpen om in de rol te komen. Zoveel vermageren doet iets met je geest.’ Phoenix deed alles wat je van een professional mag verwachten en meer, maar die manische blik in zijn ogen is er altijd al geweest. Uit interviews komt hij vaak als onaangepast en/of verward naar voren. Tijdens de promotour voor Two Lovers (2008) van James Gray, waarin hij emotioneel enorm veel had geïnvesteerd, kondigde hij het einde van zijn acteercarrière aan en verdween prompt van de radar. Het was het begin van zijn befaamde lost weekend, waarin hij met zijn toenmalige schoonbroer Casey Affleck een mockumentary maakte over zijn nieuwe loopbaan als hiphopper.
Tijdens de opnames van Joker liep hij vaak midden in een scène weg van de set, maar nooit als hij tegenover De Niro stond. Die noemde hem achteraf ‘heel intens, zoals het hoort’. Uit de mond van Travis Bickle is dat een geweldig compliment. Van Phillips mag zijn hoofdrolspeler doen wat hij wil: ‘Joaquin volgt zijn eigen ritme. Als hij in de talkshow van Jimmy Kimmel na twee minuten wegwandelt, dan zal ik met trots toekijken.’
Phoenix heeft ondanks zijn lange carrière nog nooit in een film gespeeld die zoveel media-aandacht genereerde, en hij geeft toe dat hij het daar lastig mee heeft: ‘Je wil jezelf écht niet elke dag op een levensgrote poster zien. Op den duur reed ik door de straat en dacht ik: Echt, alweer? Ik word hier zo moe van. Genoeg!’ Joker zou hem anderzijds wel zijn eerste Oscar kunnen opleveren, na drie eerdere nominaties, maar het is de vraag of hij daarvan wakker ligt. In 2012 omschreef hij het hele Oscargebeuren nog als ‘bullshit’. Laat dat nu precies zijn hoe Joker in een aantal opiniestukken werd weggezet sinds de film begin deze maand de Gouden Leeuw won op het filmfestival van Venetië.
De parabel van de gek
Joker speelt zich af in 1981. Op 30 maart van dat jaar werd de Amerikaanse president Ronald Reagan voor het Hilton Hotel in Washington neergeschoten door John Hinckley Jr., een psychiatrische patiënt die door Taxi Driver een ongezonde obsessie voor Jodie Foster had ontwikkeld. Na het zien van Joker hebben verschillende filmcritici de bezorgdheid geuit dat de film een soortgelijk effect zou kunnen hebben.
Net als bij Scorsese is Phillips’ film niet alleen een karakterstudie, maar ook de dissectie van een maatschappij in crisis. Erg subtiel is de regisseur daar niet in: alsof hij vermoedt dat het publiek in de multiplexen na tien jaar Avengers nood heeft aan duidelijkheid, maakt hij het twee uur lang zonneklaar dat we Joker als een parabel moeten zien.
Ook bij Europeanen komt die boodschap aan. Het kost volstrekt geen moeite om in de woedende menigte op straat de gele hesjes te herkennen. Thomas Wayne is Donald Trump en de drie eerste slachtoffers van Arthur, die in de metro een vrouw lastigvallen alvorens een zwakke aan te vallen, zijn precies het soort geprivilegieerde, zatte frat boys dat je hier bij nachte na een cantus bij Schild & Vrienden zou kunnen tegenkomen. Maar hoe zit het dan met Arthur zelf? ‘Dit krijg je als je een mentaal zieke loner kruist met een verrotte maatschappij!’ roept hij op het einde uit, maar het is niet omdat we ergens diep vanbinnen met hem meevoelen, dat we met die uitleg genoegen moeten nemen.
In haar review voor Time formuleerde de vooraanstaande Amerikaanse critica Stephanie Zacharek het als volgt: ‘ Joker wil de gapende leegte van onze cultuur aan de kaak stellen, maar de film is er zelf het perfecte voorbeeld van.’ Ze vond het idee dat Arthur als The Joker een revolutie leek te starten, ’terwijl hij alleen maar tot chaos en anarchie aanzet’, een zieke grap, net als de notie dat ‘droevige jongetjes die niet aan een date raken’ zichzelf kunnen omturnen tot ‘moorddadige helden’.
Met dat laatste raakte ze een gevoelige snaar. In de States lijken mensen – heel vaak witte jongemannen – die nooit seks hebben gehad zich tegenwoordig online te verenigen. Ze hebben zichzelf ook een geuzennaam gegeven: ‘incels’, ofte involuntary celibates. Hun subcultuur kenmerkt zich door zelfmedelijden, misogynie, racisme en het gevoel dat ze niet krijgen wat hun toekomt. Wat meer is: van alle schietpartijen die de laatste jaren de VS teisteren, hadden minstens vier daders banden met de incel-gemeenschap. Geen wonder dat een andere criticus Joker omschreef als ‘possibly toxic’.
Aan de andere kant: zeiden ze dat vroeger ook niet over heavy metal? Als morgen een geschminkte gek aanmeert op de Evanna en Gert Verhulst neerlegt, kun je natuurlijk Joker met de vinger wijzen, maar dan ga je voorbij aan de kern van de zaak. Er gaapt een kloof tussen arm en rijk waar de middenklasse in wegzakt. De sociale zekerheid staat onder druk. Onze ziekenhuizen zijn overbevolkt en onderbemand, net als de gevangenissen en de scholen. Al die dingen worden door Todd Phillips aangekaart. Dat hij daarbij weigert een standpunt in te nemen over de verschrikkelijke daden van zijn protagonist, geeft je iets om zelf over na te denken en is wat ons betreft de vrijheid die hij als kunstenaar geniet. Zeker nu hij na twintig jaar vol matige komedies eindelijk ook zijn verantwoordelijkheid als kunstenaar opneemt.
The Dark Knight was in 2008 de meest volwassen comicbookverfilming tot dusver, onder meer omdat hij insinueerde dat de grens tussen superheld en vigilante bij momenten erg dun is – een notie die sindsdien door verschillende superheldenfilms, zelfs die van Marvel, is overgenomen. Dat anno 2019 niet de held maar de schurk als wreker wordt opgevoerd, is echter nieuw en choquerend. Het maakt van Joker een radicale, gedurfde film die de mainstreamcinema een hoognodige rotschop onder de kont geeft. Of het ook de gamechanger wordt die Phillips voor ogen had, is verre van zeker, maar wij duimen mee.
Dat gezegd zijnde: hij had Joaquin Phoenix ook op een wijsje kunnen laten dansen dat níét door de veroordeelde pedofiel Gary Glitter was geschreven.
Joker
Vanaf 2/10 in de bioscoop.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier