‘A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence’: Heerlijk absurd en onweerstaanbaar grappig
Roy Andersson serveert u humor van de zwartste en meest trieste soort in de heerlijk absurde sketchfilm ‘A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence’.
A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence
Roy Andersson met Holger Andersson, Nils Westblom, Viktor Gyllenberg
Besluipt u ook wel eens dat klamme gevoel dat elke stap die u dagelijks zet er een te veel en een tevergeefs is? Overvalt u wel eens de gedachte dat u thuis en op het werk louter omringd wordt door clowns en idioten? Of dat u aan een gemiddeld tachtig jaar durende tantaluskwelling van regeltjes, conventies en geplogenheden bent onderworpen? Geen nood: Roy Andersson duidelijk ook. Alleen heeft de minzame Zweedse misantroop besloten er in existentiële tristesse gegoten komedies over te maken in plaats van eindeloos over de blues van het bestaan te bitchen.
Met A Pigeon Sat on a Branch Reflecting on Existence – de titel alleen al – is Andersson, na Songs from the Second Floor (2002) en You, the Living (2006) ondertussen al aan zijn derde overpeinzing toe over ‘wat het betekent om mens te zijn’. Als we het slotstuk van Anderssons unieke trilogie mogen geloven – en wie wel eens de krant leest, het nieuws bekijkt of niet chronisch onder de vloeibare xtc zit, zal niet veel tegenargumenten vinden – weet dat het vooral veel pijn, verdriet, verveling, lijden en ellende betekent.
Nog een geluk dus – of beter: een honderd minuten durende opluchting – dat Andersson het menselijke beestje op zo’n consequente en absurde manier observeert dat je niet anders kunt dan grinniken, grijnzen of desnoods in een baarlijke bulderlach uitbarsten. En dat hij hem op zo’n picturale manier op het canvas borstelt, met uitgekiende, in vale tinten gevatte tableaux vivants die worden bevolkt door karikaturen die uit een schilderij van James Ensor of Otto Dix of uit een film van Federico Fellini lijken gelicht. Alsof Andersson de grijsheid van het bestaan wil maskeren met een groteske laag make-up van sombere schoonheid.
In A Pigeon, een reeks thematisch geordende, vaak in één long take geschoten sketches, is dat alvast niet anders. Twee schlemielen leuren met hun carnavalswaar – een lachzak, plastic vampiertanden en een masker – maar doen dat met zoveel moedeloosheid dat zelfs August Strindberg hen wandelen zou sturen. Blanke militairen jagen zwarte slaven een gedrocht van een machine in om de motor van het kolonialisme draaiende te houden. Een familie ruziet over de erfenis van grootmoeder, al moet die wel eerst nog haar laatste adem uitblazen. Het personeel van een ferry maakt zich zorgen over wie nu precies de maaltijd van een pas aan een hartaanval bezweken passagier moet betalen. Een café zingt uit volle borst en minutenlang mee met mankende Lotte, die de stamgasten troost in trieste oorlogstijden biedt. En het duizendkoppige leger van de achttiende-eeuwse koning Karel valt plots een café in Stockholm binnen, waar de viriele vorst ondanks alle veroveringsplannen meteen zeer gecharmeerd blijkt door een jonge blonde barjongen.
Het zijn maar een paar passages uit misschien wel Anderssons meest eigenzinnige en geïnspireerde lezing van ‘wat het betekent om mens zijn’, en de inmiddels 72-jarige Zweed kreeg er vorig jaar in Venetië terecht de Gouden Leeuw voor. ‘Succes is slechts de voorbereiding voor de volgende mislukking’, wist Strindberg al, een waarheid die de personages uit Anderssons films ofwel ontkennen, ofwel geeneens beseffen. En dat met alle heerlijk absurde, dieptragische maar toch vooral onweerstaanbaar grappige toestanden van dien. Skål!
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier