Who the fuck is Alice?

Drie pogingen om de wonderbaarlijke wereld van de Britse dichter en kinderboekenschrijver Lewis Carroll in film om te zetten.

Alice in Wonderland (1933)

Film: * ~ Extra’s: 0

(Universal Classics)

Alice in Wonderland 60th Anniversary Edition (1951)

Film: ** ~ Extra’s: ****

(Disney Blu-ray)

Alice in Wonderland (2010)

Film: ** ~ Extra’s: **

(Disney Blu-ray)

De belevenissen van de zesjarige Alice die in haar droom een wit konijn volgt, door een gat in de grond valt en in een bizarre wereld vol rare personages, toverspiegels, pratende poezen en strijdlustige speelkaarten terechtkomt: het lijkt het ideale onderwerp voor een film. Helaas blijven de meeste filmbewerkingen aan de buitenkant kleven en slagen ze er niet in om de geest van Alice in Wonderland (1865) en Through the Looking Glass (1871) te vatten. Het blijkt erg moeilijk om de absurde logica in filmtermen om te zetten en het beangstigende en claustrofobische beeld van de Victoriaanse maatschappij dat achter de wilde fantasie verscholen zit, te suggereren.

Neem nu de Paramountproductie Alice in Wonderland uit 1933, waarin alle gekke wezens vertolkt worden door de grootste sterren van toen: Gary Cooper is de Witte Ridder, W.C. Fields speelt het wandelende ei Humpty Dumpty en Cary Grant kruipt in het schild van de Mock Turtle. Helaas had iemand het domme idee om al die bekende gezichten achter maskers te verbergen, geïnspireerd op de oorspronkelijke illustraties van John Tenniel voor Carrolls tweeluik. De filmmakers frustreerden het publiek door de sterren onherkenbaar te maken zonder daarbij de magie van Carroll op te roepen. De wansmakelijke decors en de ploeterende regie van Norman Z. McLeod zorgden er bovendien voor dat de prent elke lichtvoetigheid mist. Geen wonder dat de film flopte aan de kassa.

In de tekenfilmversie van Walt Disney uit 1951 verwijst de gestroomlijnde grafische stijl dan weer op geen enkele manier naar Tenniels illustraties en wordt alles drastisch veramerikaniseerd. Tot op heden is het de Disneyfilm met de gekste creaturen, het hoogste tempo en de meest surrealistische decors – met dank natuurlijk aan het originele verhaal. Het feit dat Alice steeds weer onaangepast blijkt aan haar omgeving en nu eens te groot, dan weer te klein oogt, leent zich immers prima tot de visuele overdrijvingen waarop het animatiegenre gebaseerd is. Je kunt het Disney dus niet kwalijk nemen dat hij al van in 1933 van een verfilming droomde. Toch had hij er alle moeite mee om de Britse nonsens naar zijn eigen rooskleurig wereld te vertalen. Het resultaat is een weinig opgewekt schouwspel: in Disneys ogen is Alice een nukkig, stijf en humorloos kind dat passief en verbijsterd door een bizar universum vol irritant excentrieke wezens sukkelt

Vorig jaar waagde Disney een nieuwe poging. De studio zette de grote middelen in: een megabudget van 200 miljoen dollar, de nieuwste 3D-technologie en een lawine aan special effects. Voeg daar de volstrekt unieke verbeelding ¬- half Gotisch, half kinderlijk – van regisseur Tim Burton aan toe en het resultaat kan niet anders dan opzienbarend zijn. Helaas, driewerf helaas: de grilligheid, virtuositeit en drang om de toeschouwer te overdonderen worden zodanig ten top gedreven dat deze feestelijke Alice in Wonderland zwaar op de maag blijft liggen. Je komt ogen te kort om alle razendsnel gemonteerde visuele hoogstandjes in je op te nemen. De film dendert voorbij zonder dat je erin opgeslorpt wordt. Vergeleken met de coherent gestileerde macabere fantasiewerelden uit Edward Scissorhands of Sweeney Todd is Burtons Alice in Wonderland een spectaculair staaltje van aanhoudende visuele en auditieve overkill.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content